zondag 12 januari 2025

Icoon bij het einde van de Kerstkring - Geert Güsstege

 


Overweging bij Doop van de Heer 2025 - Luisteren naar het diepste wat Christus te zeggen heeft, in ons hart.




Het feest van de Doop van de Heer valt binnen de kerstkring. Het is duidelijk een openbaringsverhaal : God verschijnt in en door Christus en door mensen van goede wil in onze wereld.

Grensoverschrijdend ; water vloeit rijkelijk, de Geest ook. Die komt over Christus en drijft Hem voort.

Hij doopt met de Heilige Geest, Hij dompelt onder in de Geest die Hem bezielde, de overvloedige, vernieuwende kracht van God. Door Hem heen gaat die naar andere mensen die gretig aan zijn voeten zitten.

Hij nodigt uit : ´Komt allen die dorst hebt, hier is water ; en gij die geen geld hebt, komt, koopt koren en eet zonder geld, en drinkt zonder betaling wijn en melk´. ´Komt allen tot Mij die belast en beladen zijt, Ik zal u opbeuren, troosten. Ik ben het licht van de wereld. Ik heb woorden van eeuwig leven´. Hij wil die Geest uitstralen, doorgeven, overgieten. De Geest die vuur en liefde is, behoud en vernieuwing, zuivere maat van alle dingen, levensadem.

We zullen ons wel voor Hem openstellen ; met open oren luisteren, met open handen eten en drinken ; zijn woorden opnemen, zijn brood opeten. We zullen de weg gaan die Hij ging, de weg omhoog, naar God.

Dit alles kan worden samengevat in dat ene woordje : geloven. Dit is iets van heel de mens ; niet alleen een verstandsdaad boven de wenkbrauwen, maar ook en vooral een daad van het hart ; liefde met alle krachten die in een mens zijn. Uiteindelijk is het de weg naar de verrrijzenis, naar de opstanding.

Dan ervaar je de bevrijdende kracht van God. Iemand die met volle overtuiging gelooft, leeft een nieuw bestaan, in een nieuwe stamboom.

Geloven doet uit God geboren worden, leven van zijn leven, kind van God, dus ook erfgenaam van een hemels erfdeel.

Onherroepelijk is daarmee verbonden, dat we daardoor intensief met alle andere christen-gelovigen te maken hebben. Door het geloof zijn ook zij kinderen van dezelfde God, daarom onze verwanten, zusters en broeders. We vormen samen de ene gemeenschap van de uitverkorenen.

Zou het kunnen zijn dat wij dan ook een stuk verantwoordelijkheid hebben voor het geluk en welzijn van onze naasten ?

Christus vervult en vernieuwt alles en allen. Uiteindelijk liep Johannes, Christus niet langer voor de voeten met zijn vooroordelen en meningen over hoe de mensen zouden moeten leven. 

Wij worden uitgenodigd om Christus niet ónze woorden in de mond te leggen, maar om te luisteren naar het diepste wat Hij te zeggen heeft, in ons hart.

Er zijn mensen die de woorden van Hem gebruiken tégen de mensen en niet ten bate van de mensen, niet ten leven zoals ze bedoeld zijn.

Waar staan wij ?


Lezingen H. Mis Doop van de Heer – jaar C “Gij zijt mijn Zoon, de welbeminde, in U heb Ik mijn behagen gesteld.”


EERSTE LEZING
: Jes. 42, 1-4.6-7

Zo spreekt de Heer:

“Dit is mijn Dienaar die Ik ondersteun,

mijn uitverkorene in wie Ik behagen schep:

mijn geest stort Ik over Hem uit,

gerechtigheid laat Hij stralen over de volken.

Hij roept niet, Hij schreeuwt niet.

en op straat verheft Hij zijn stem niet.

Het geknakte riet zal Hij niet breken,

de kwijnende vlaspit niet doven,

in waarheid zal Hij de gerechtigheid laten stralen.

Onvermoeid en ongebroken

zal Hij op aarde gerechtigheid laten zegevieren:

de verre kusten zien uit naar zijn leer.

Ik, de Heer, roep U in gerechtigheid,

Ik neem U bij de hand en waak over U

en maak U voor de mensen tot het teken van mijn verbond

en tot een licht voor de volken.

Blinden zult Gij de ogen openen,

gevangenen uit hun kerker bevrijden

en uit de gevangenis allen die in duisternis zitten.”


TWEEDE LEZING: Hand. 10, 34-38

In die tijd nam Petrus het woord en sprak:

“Nu besef ik pas goed,

dat er bij God geen aanzien des persoons bestaat,

maar dat, uit welk volk ook,

ieder die Hem vreest en het goede doet

Hem welgevallig is.

Het woord heeft Hij tot de zonen van Israel gezonden

toen hij door Jezus Christus

de blijde boodschap van vrede verkondigde:

Deze is de Heer van allen.

Gij weet wat er overal in Judea gebeurd is;

hoe Jezus van Nazaret zijn optreden begon in Galilea

na het doopsel dat Johannes predikte,

en hoe God Hem gezalfd heeft

met de heilige Geest en met kracht.

Hij ging weldoende rond

en genas allen

die onder de dwingelandij van de duivel stonden,

want God was met Hem.”


EVANGELIE volgens Lucas     3, 15-16. 21-22

In die tijd,

toen het volk vol verwachting was

en iedereen zich aangaande Johannes de vraag stelde,

of hij niet de Messias zou zijn,

gaf Johannes aan allen het antwoord:

“Ik doop u met water,

maar er komt iemand die sterker is dan ik;

ik ben niet waardig

de riem van zijn sandalen los te maken.

Hij zal u dopen met de Heilige Geest en met vuur.”


Toen al het volk zich liet dopen,

en Jezus na zijn doop in gebed was,

geschiedde het dat de hemel openging

en de Heilige Geest in lichamelijke gedaante,

als een duif, over Hem neerdaalde,

en een stem uit de hemel sprak:

“Gij zijt mijn Zoon, de welbeminde,

in U heb Ik mijn behagen gesteld.”


dinsdag 7 januari 2025

Preek van Pastoor J. L’Ortye op het Hoogfeest van Driekoningen 2025


Het verhaal van de drie wijzen uit het oosten die het pasgeboren Jezuskind hun hulde kwamen brengen, wordt tegenwoordig al te gemakkelijk naar het rijk der fabelen verwezen. 

Toch worden hun stoffelijke resten nog altijd in een kostbaar schrijn in de dom van Keulen bewaard. Wat we over de zich daarin bevindende relieken weten, ontlenen we vooral aan de ‘Vita Eustorgii’ die rond het jaar 1200 gedateerd wordt. De H. Eustorgius was in het midden van de vierde eeuw bisschop van Milaan, toentertijd hoofdstad van het West-Romeinse rijk en een belangrijke bisschopszetel (denken we maar aan de H. Ambrosius, een van Eustorgius’ opvolgers). 

In deze ‘Vita Eustorgii’ wordt verhaald over de ijver waarmee keizerin Helena relieken van bekende en minder bekende martelaren verzamelde. Zo spoorde ze ook de relieken van de heilige drie koningen op, die op verschillende plaatsen begraven lagen, en liet ze naar Constantinopel overbrengen, waar ze tot aan de tijd van keizer Manuel bewaard werden en een grote verering genoten. “Damals lebte Eustorgius, griechischer Abkunft, ein sehr unterrichteter Mann, edel und fromm, von gefälligem Äußeren, beredt, für den göttlichen Dienst durchaus geeignet und diesem Dienste zugewandt, ein Wächter des Glaubens, dabei keusch, und aus Konstantinopel gebürtig, vor den Zeiten des heiligen Bischofs Ambrosius von Mailand. Er kam als Botschafter des Kaisers Manuel nach Mailand, das Volk von Mailand wählte ihn zu seinem Bischof. Daher kehrte Eustorgius nach Konstantinopel zurück, sagte Dank dem Kaiser und sprach: Herr Vater und Kaiser Manuel, ich danke dir, daß du mich bis jetzt der Ehre gewürdigt und in die heilige Stadt Mailand, deine Metropole, gesandt hast. Wisse, daß ich alles treu nach deinem Willen vollbracht habe, die Abgaben sind dir für immer gesichert, ich aber bin der Erwählte der Stadt um deinetwillen, zu Gottes Ehre und zum Preise seiner Güte. Mich Unwürdigen hat man inständigst gebeten, zurückzukehren und dir zu melden, was im Hinblick auf den Herrn und auf dich  dein dir treu ergebenes Volk an mir getan und wie es diese Abgesandten mit mir an dich abgeordnet hat. Gedenke mein und befiehl, was ich tun soll. Ihm antwortete der Kaiser: Sei Bischof, würdiger Mann. Eustorgius entgegnet: Ich danke Gott und dir; doch laß, liebster Herr, mich von den Heiligtümern, was mir beliebt, wenn Gottes Güte es zuläßt, mit nach der heiligen Stadt Mailand nehmen, um ihre Kirche mit heiligen Reliquien zu ehren, und zum Lohne für das dir untertänige Volk. Der Kaiser antwortet: Wähle, empfange, nimm mit, was dir beliebt. Sei wie du bist, oder, ist es möglich, werde noch besser. Grüße mein Volk und kündige ihm an, daß fortan die ganze Abgabe ihm erlassen ist. Erfreut ging also Eustorgius hin, fertigte mit großer Anstrengung eine marmorne Lade und brachte in ihr die Leiber der drei Könige, die Christo ihre Gaben, Gold, Weihrauch und Myrrhen, dargebracht haben, mit Mühe unter vielen durchwachten Nächten durch Gottes Hilfe und Barmherzigkeit nach Mailand in die Stadt. Die Lade wurde außerhalb der Stadtmauer dicht neben der Stadt in einer Kirche beigesetzt, die später zu Ehren des heiligen Eustorgius geweiht wurde.“

Het was in 1164 dat de relieken bij de inname van de stad door de Duitse keizer Friedrich Barbarossa werden buitgemaakt en naar Keulen werden overgebracht. Maar een paar jaar voordat het zover was schreef abt Robert van de Nood-Franse abdij Mont-Saint-Michel hierover in 1158 het volgende: “Dit jaar werden de lichamen van de drie magiërs teruggevonden, die onze jonge Heiland in Bethlehem aanbaden, in een oude kapel dicht bij de stad Milaan. Uit vrees voor de Duitse keizer Frederik die naar de stad optrok om haar te belegeren, werden ze opgegraven en naar de stad overgebracht”. In 1962 werden in de reeds genoemde kerk van San Eustorgio, nog opgravingen gedaan. Men vond er vier bronzen munten die uit de eerste helft van de vierde eeuw dateerden. Natuurlijk staat en valt met de authenticiteit van de relieken niet het hele verhaal. Het maakt in ieder geval wel duidelijk dat degenen die de Heer zochten en vonden, of het nu herders of wijzen waren, dat degenen die zich door de Heer geroepen en gezonden wisten, of het nu leerlingen of apostelen waren, dat dat mensen van vlees bloed waren, mensen als U en ik, mensen die in en door hun leven lieten zien hoe hun contact met Jezus hun leven eeuwigheidswaarde gaf, zozeer, dat ze tot op de dag van vandaag herdacht en in ere worden gehouden.

Vertaling:

In die tijd leefde Eustorgius, van Griekse afkomst, een zeer geleerd man, edel en vroom, met een aangenaam uiterlijk, welbespraakt, volledig geschikt voor en toegewijd aan de goddelijke dienst, een wachter van het geloof, daarbij kuis, en afkomstig uit Constantinopel, vóór de tijd van de heilige bisschop Ambrosius van Milaan. Hij kwam als gezant van keizer Manuel naar Milaan, waar het volk van Milaan hem tot hun bisschop koos. Daarom keerde Eustorgius terug naar Constantinopel, dankte de keizer en sprak:

"Heer Vader en Keizer Manuel, ik dank u dat u mij tot nu toe de eer hebt waardig gekeurd en mij naar de heilige stad Milaan, uw metropool, hebt gezonden. Weet dat ik alles getrouw naar uw wil heb volbracht; de belastingen zijn u voor altijd verzekerd. Ik ben echter, ter ere van God en tot lof van Zijn goedheid, door de stad als bisschop gekozen, vanwege u. Mij, de onwaardige, heeft men dringend verzocht terug te keren en u te melden wat uw u toegewijde volk in mijn persoon heeft gedaan, met betrekking tot de Heer en u, en hoe zij deze afgevaardigden met mij naar u hebben gezonden. Gedenk mij en beveel wat ik moet doen."

De keizer antwoordde hem: "Wees bisschop, waardige man."

Eustorgius antwoordde: "Ik dank God en u; maar sta mij, geliefde heer, toe, als Gods goedheid het toelaat, enkele heilige relikwieën van de heiligdommen mee te nemen naar de heilige stad Milaan, om haar kerk te eren en als beloning voor het volk dat u onderdanig is."

De keizer antwoordde: "Kies, ontvang en neem mee wat u goeddunkt. Wees zoals u bent, of, indien mogelijk, word nog beter. Groet mijn volk en kondig hen aan dat voortaan de gehele belasting hen wordt kwijtgescholden."

Verheugd vertrok Eustorgius vervolgens, vervaardigde met grote inspanning een marmeren kist en bracht daarin de lichamen van de drie koningen, die Christus hun geschenken – goud, wierook en mirre – hadden aangeboden, met veel moeite en door vele doorwaakte nachten, met Gods hulp en barmhartigheid, naar Milaan.

De kist werd buiten de stadsmuren, dicht bij de stad, in een kerk bijgezet, die later ter ere van de heilige Eustorgius werd gewijd.

zondag 5 januari 2025

Lezingen H. Mis Hoogfeest van de Openbaring des Heren, Driekoningen, jaar A, B en C En zie, de ster die zij in het oosten gezien hadden, ging voor hen uit totdat ze boven de plaats waar het Kind zich bevond stil bleef staan.

Eerste lezing (Jes. 60,1-6)
Uit de Profeet Jesaja.
Sta op, laat het licht u beschijnen, Jeruzalem,
want de Zon gaat over u op
en de glorie van de Heer begint over u te schijnen.
Want zie:
duisternis bedekt de aarde, het donker de volkeren,
maar over u gaat de Heer op
en zijn glorie is boven u verschenen.
Volkeren komen af op uw licht,
koningen op de luister van uw dageraad.
Sla uw ogen op en zie om u heen:
van overal stromen ze naar u toe,
uw zonen komen van verre,
uw dochters draagt men op de arm.
Bij het zien hiervan zult gij met blijdschap worden vervuld
en uw hart zal bonzen en wijd worden van vreugde.
Want de schatten der zee gaan over in uw bezit,
de rijkdommen der volkeren worden aan u afgedragen.
Een zee van kamelen bedekt u,
jonge kamelen van Midjan en Efa.
Alle bewoners van Sjeba trekken naar u toe;
ze voeren goud en wierook aan
en verkondigen luid de roem van de Heer.

Tweede lezing (Ef. 3,2-3a.5-6)
Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Efeze.
Broeders en zusters,
gij hebt vernomen
hoe zich de genade Gods heeft verwezenlijkt
die mij met het oog op u gegeven is;
door openbaring is mij de kennis van het geheim meegedeeld,
zoals ik het reeds in het kort heb beschreven.
Nooit is het onder vroegere geslachten
aan de kinderen der mensen bekend gemaakt,
zoals het nu door de Geest is geopenbaard
aan zijn heilige apostelen en profeten:
dat heidenen in Christus Jezus medeërfgenamen zijn,
medeleden en mededeelgenoten van de belofte
door middel van het evangelie.

Evangelie (Mt. 2,1-12)
Toen Jezus te Betlehem in Juda geboren was,
ten tijde van koning Herodes,
kwamen er te Jeruzalem Wijzen uit het oosten en vroegen:
“Waar is de pasgeboren koning der Joden?
Want wij hebben zijn ster in het oosten gezien
en zijn gekomen om Hem onze hulde te brengen.” Toen koning Herodes dit hoorde werd hij verontrust en heel Jeruzalem met hem.
Hij riep alle hogepriesters en schriftgeleerden van het volk bijeen
en legde hun de vraag voor
waar de Christus moest geboren worden.
Zij antwoordden hem:
“Te Betlehem in Juda.
Zo immers staat er geschreven bij de profeet:
En gij Betlehem, landstreek van Juda,
gij zijt volstrekt niet de geringste onder de leiders van Juda,
want uit u zal een leidsman te voorschijn treden,
die herder zal zijn over mijn volk Israël.”
Toen ontbood Herodes in het geheim de Wijzen
en hij vroeg hun nauwkeurig naar de tijd
waarop de ster verschenen was.
Daarop zond hij hen naar Betlehem met de opdracht:
“Gaat een zorgvuldig onderzoek instellen naar het Kind,
en wanneer gij het gevonden hebt, bericht het mij dan,
opdat ook ik het hulde kan gaan brengen.”
Na de koning aanhoord te hebben vertrokken zij.
En zie, de ster die zij in het oosten gezien hadden, ging voor hen uit
totdat ze boven de plaats waar het Kind zich bevond
stil bleef staan.
Op het zien van de ster werden zij vervuld van overgrote vreugde.
Zij gingen het huis binnen,
zagen er het Kind met zijn moeder Maria
en op hun knieën neervallend betuigden zij het hun hulde.
Zij haalden hun schatten te voorschijn
en boden het geschenken aan:
goud, wierook en mirre.
En in een droom van Godswege gewaarschuwd
niet meer naar Herodes terug te keren,
vertrokken zij langs een andere weg naar hun land.
Woord van de Heer.
Wij danken God.

Introitus: Ecce advenit Dominus

Prefatie Openbaring van de Heer - Hij heeft ons allen nieuw gemaakt


Hij heeft ons allen nieuw gemaakt
door de ongekende glans van zijn onsterfelijkheid.

Heilige Vader, machtige eeuwige God,
om recht te doen aan uw heerlijkheid,
om heil en genezing te vinden zullen wij U danken,
altijd en overal.

Vandaag hebt Gij het mysterie van onze redding geopenbaard:
Christus, het licht van alle volkeren.
Toen Hij in ons sterfelijk lichaam is verschenen,
hebt Gij ons allen nieuw gemaakt
door de ongekende glans van zijn onsterfelijkheid.

Daarom, met alle Engelen, Machten en Krachten,
met allen die staan voor uw troon,
loven en aanbidden wij U
en zingen U toe vol vreugde:

Heilig, Heilig, Heilig, de Heer,
de God der hemelse Machten.
Vol zijn hemel en aarde van uw heerlijkheid.
Hosanna in den hoge.
Gezegend Hij, die komt in de Naam des Heren.
Hosanna in den hoge.