zondag 21 april 2024

VIERDE ZONDAG VAN PASEN: Evangelie: DE GOEDE HERDER GEEFT ZIJN LEVEN VOOR ZIJN SCHAPEN. (Joh. 10, 11-18) en een overweging daarover



Evangelie

 In die tijd sprak Jezus tot zijn leerlingen: Ik ben de goede herder. De goede herder geeft zijn leven voor zijn schapen. Maar de huurling, die geen herder is en geen eigenaar van de schapen, ziet de wolf aankomen, laat de schapen in de steek en vlucht weg; de wolf rooft ze en jaagt ze uiteen. Hij is dan ook maar een huurling en heeft geen hart voor de schapen. Ik ben de goede herder. Ik ken de mijnen en de mijnen kennen Mij, zoals de Vader Mij kent en Ik de Vader ken. Ik geef mijn leven voor de schapen. Ik heb nog andere schapen die niet uit deze schaapstal zijn. Ook die moet ik leiden en zij zullen naar mijn stem luisteren en het zal worden: één kudde, één herder. Hierom heeft de Vader Mij lief, omdat Ik mijn leven geef om het later weer terug te nemen. Niemand neemt Mij het af, maar Ik geef het uit Mijzelf. Macht heb Ik om het te geven en macht om het terug te nemen: dat is de opdracht die Ik van mijn Vader heb ontvangen.


Overweging

Voor de een of ander kan het thema van de Goede Herder op het eerste gehoor weinig realistisch klinken. Zo kan het herinneringen oproepen aan een vervlogen romantiek en aan oude liedjes, als dat van die ´grote stille heide´...

De Bijbel stelt ons Jahweh voor als herder. Dit is niet verwonderlijk voor het relaas van een herdersvolk, dat bidt : ´De Heer is mijn herder, niets kom ik tekort ; Hij laat mij weiden op groene velden´. ´Hij is de herder en wij zijn kudde´.

In Jezus krijgt het herderschap van Jahweh op een unieke manier gestalte. ´Ik ben de goede herder´. Van geen enkele profeet in de Bijbel wordt zoiets gezegd. Hij is de verpersoonlijking van Jahweh´s trouw, bij tij en ontij, persoonlijk weet hebbend van ieders naam en toenaam.

Zijn herderschap geeft allerminst grond voor halfzachte voorstellingen.

De zorg van de Goede Herder is een strijd, die zich afspeelt in de wildernis ( vgl. Lc. 14,4 ). Hij verjaagt dieven, rovers en wilde dieren. Als het moet, laat Hij ze allemaal achter, om dat ene verlorene op te zoeken.

De Goede Herder houdt allen gaande en geeft voedsel voor onderweg.

Hij biedt een ijzersterke achtergrond om echte menselijkheid aan te moedigen, zorg te hebben voor mensen, een goed woord te spreken en het hart te raken met een nieuw gevoel.

In de hedendaagse woestijn van massa´s, in de leegte van de steden rijst het beeld op van een Gids en herder met dit Goede, Verblijdende Nieuws : wij mensen zijn geen onbetekenend schroefje in het raderwerk van een naamloze wereld, geen willekeurig, uitwisbaar nummer. De wereld is niet een speelbal van onberekenbaar toeval. We zijn niet verkocht en veroordeeld tot een per slot van rekening zinloos bestaan.

Want God ziet om naar de menigte van mensen, die zich verloren en angstig voelen, ´als schapen zonder herder´.  Hij is Iemand, die tot ieder van ons zegt : ´je bent uniek, Ik ken je, je kunt op Mij rekenen, je zult leven´.

Alle mensen zijn geroepen om met anderen om te gaan zoals God dat doet, door elkaar te dragen, te sterken, te behoeden en vooruit te helpen.

Gods uitnodigende roep om goede, warme mensen klinkt ook door in de vraag van de basis van de Kerk : geef ons mensen  om tekenen te stellen van Gods herderlijke nabijheid.

Ondanks de jungle van onze verstedelijkte wereld geschiedt het herderschap van Jezus, in de oases van hartelijke groepen, in verkondiging en bediening van Christus´ woord en sacrament, in inzet voor vrede en gerechtigheid.

Boven alle binnenkerkelijke discussies uit zien we grote herders, die de Weg kennen en wijzen, die zorgen voor groene weiden en gezonde kost, die zwaaien met hun staf tegen onderdrukkers, rovers en verdeeldheidzaaiers, die de menselijke waardigheid verdedigen, met name van de kleinen en rechtelozen, de armen, gevangenen en ongeneeslijk-zieken.

Deze herderlijke zorg zal het hart en het gezicht van de Kerk zijn want mensen kunnen pas geloven dat onze God een hart heeft, als zij een hart ervaren in goede mensen. Zij komen als geroepen.


zondag 14 april 2024

Het Evangelie van de derde zondag van Pasen en een overweging daarover



Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus (Lc 24, 35-48)

In die tijd vertelden de twee leerlingen wat er onderweg gebeurd was en hoe Jezus door hen herkend werd aan het breken van het brood. Terwijl ze daarover spraken stond Hijzelf plotseling in hun midden en zei: Vrede zij u. In hun verbijstering en schrik meenden ze een geest te zien. Maar Hij sprak tot hen: Waarom zijt ge ontsteld en waarom komt er twijfel op in uw hart? Kijkt naar mijn handen en voeten: Ik ben het zelf. Betast Mij en kijkt: een geest heeft geen vlees en beenderen zoals ge ziet dat Ik heb. En na zo gesproken te hebben toonde Hij hun zijn handen en voeten. Toen ze het van vreugde en verbazing niet konden geloven zei Hij tot hen: Hebt ge hier iets te eten? Zij reikten Hem een stuk geroosterde vis aan; Hij nam het en at het voor hun ogen op. Hij sprak tot hen: Dit zijn mijn woorden, die Ik sprak toen Ik nog bij u was: Alles moet vervuld worden wat over Mij staat in de Wet van Mozes, in de profeten en in de psalmen. Toen maakte Hij hun geest toegankelijk voor het begrijpen van de Schriften. Hij zei hun: Zo spreken de Schriften over het lijden en sterven van de Messias en over zijn verrijzenis uit de doden op de derde dag, over de verkondiging onder alle volkeren, van de bekering en de vergiffenis der zonden in zijn Naam. Te beginnen met Jeruzalem moet gij van dit alles getuigen.











PAX VOBIS (Beeld van Piet Gerrits, Priorij Thabor)

Overdenking voor de 3e Zondag van Pasen

 We horen weer dat Christus heil brengt, mensen heel maakt, gezond en vrij maakt (de naam Jezus betekent immers God redt, verlost, maakt vrij). Hij doet leven, volop. De volop levende mens is de glorie van God, wist een Kerkvader al. Christus is niet achterhaald door de tijd of de dood.

Hij werd herkend aan het gemeenschappelijk leven van de eerste christenen en aan het breken van het Brood, aan de vrede die Hij als verrezen Heer brengt.

Als Christus gekruisigd is, zoekt de liefdevolle God verzoening. Van deze verzoening kunnen ook wij getuigen, in onze daden. Geen woorden maar daden zingt een bekend clublied.

Daarover zijn we het allemaal wel eens, wij kunnen van ons geloof getuigen.

Wij ontmoeten ook heel wat mensen die dat eerlijk proberen. Maar er zijn ook velen die echt ontmoedigd zijn. Er is het probleem van hoe vertellen wij het de volgende generatie? Komt het volgende geslacht nog wel in onze kerken? We kunnen ons wel troosten met de gedachte dat het resultaat van ons getuigenis niet van ons afhangt, maar van de goede God. Het is evenwel ook waar dat het van betekenis is om ons regelmatig eens te bezinnen over ons getuigenis. Is dat in de lijn van Jezus´ leven?

Wij horen weer de woorden van Hem: ´Vrede zij u´. Hij biedt vrede en verzoening aan. Na alles wat mensen Hem hebben aangedaan, zegt Hij: ´Vrede zij u´.

Ook zijn apostelen hadden Hem in de steek gelaten, maar Hij kleineert hen niet.  Bij Hem is er niets van een verwijt te merken: ´Vrede zij u´.

Een eerste bruikbare tip: vrede en mildheid blijven aanbieden, welke pijn wij ook geleden hebben... Dan toont Hij hun zijn wonden : zijn deze niet het teken van wat op het eerste gezicht  een mislukking was? Hij gaat niet groot op zijn lijden.

Wij hoeven ons niet sterker voor te doen dan we zijn. Misschien kunnen wij andere mensen wel laten delen in ons menselijk mislukken, onze kwetsbaarheid durven tonen en onze beperkingen. Wonden zijn de meest directe weg om iemand te leren kennen. ´Leg uw handen in mijn wonden´, horen wij in het Evangelie.

Christus laat zichzelf kennen.

Mensen openbaren zich niet zo vlug. Hier dus een tweede tip.

Christus doet ook een beroep op mensen: ´Hebben jullie hier iets te eten?´ De beste weg om iemand te helpen is vaak om zijn hulp te vragen: hij ervaart dan dat hij van betekenis is.

Dan eet Christus met hen. Bereid zijn om het leven te delen met mensen, ook dit is een bruikbare tip.

En dan kan er gesproken worden over de Schriften. Dan kunnen wij met woorden getuigen van Gods grenzeloze, eindeloze menslievendheid, van zijn geduld en mildheid. Kortom wij getuigen dan van dit ene: God is liefde. Hij zegt ´JA´ tegen ons en wel voor goed, zonder voorwaarden te stellen.


dinsdag 9 april 2024

FEEST VAN HET GLORIERIJKE GRAF VAN ONZE HEER JEZUS CHRISTUS TE JERUZALEM


Op de eerste vrije liturgische dag, meestal de maandag (dit jaar de dinsdag) na de sluiting van het paasoctaaf wordt het feest van het Glorierijke Graf van onze Heer Jezus Christus te Jeruzalem gevierd. Dit feest wordt vanaf 1586 gevierd als “afsluiting” van het eigenlijke Paasfeest. De liturgische teksten van de H. Mis van dit feest verwijzen op mystieke wijze naar het paradoxale leven "in het graf" in afwachting van de overwinning van het leven op de dood: "de plaats van de wonderbare tent" (offertorium) is het door Christus' Lichaam geheiligde graf, waar wij verlangen te wonen (secreta) om met Hem begraven te sterven aan de wereld en voor Hem alleen te leven (postcommunio).



Na de Hoogmis wordt het Allerheiligste aanbeden tot aan de Vespers. De spirituele achtergrond daarvan is gelegen in de devotie tot het in het tijd en ruimte overstijgende verlossingsmysterie: de daadwerkelijke Verrijzenis, heeft plaats gevonden op een bepaald moment van de geschiedenis, op een bepaalde plaats: die vierkante meter waarop het lichaam van Christus rustte. Dat heel concrete gebeuren betreft dezelfde Christus, die nu bij ons aanwezig is in de Eucharistische Gestalte, waarin "de overwinning en de triomf van Zijn dood tegenwoordig worden gesteld", en tevens door dank te brengen aan God "voor Zijn onuitsprekelijke gave" (2 Kor 9,15) in Christus Jezus, "tot lof van zijn heerlijkheid" (Ef 1,12), door de kracht van de Heilige Geest. Het besef van deze Paasgenade zet aan tot “sprakeloze aanbidding” in dank en stille vreugde.

In de meditatie “Overgave” bespreekt Moeder Josépha Haeck crss (1883-1961) de deugd van overgave in het licht van de de spiritualiteit van de Reguliere Orde van het Heilig Graf.



Overgave     

       Waar is er meer beperktheid dan in een graf? Wie zich ooit levend laat begraven, kan slechts vrijwillig afzien van het leven, omdat er geen uitkomst meer is.  Levend begraven zijn betekent zoveel als: zich neerleggen in de dood. Wij zijn levend begraven.

Wij zijn het grote Graf ingetreden, waar God zelf onbewogen lag in de dood.

Overgegeven was Hij in de handen der mensen, die Hem afnamen van het kruis. Overgegeven aan zijn heilige Moeder.  Overgegeven aan die Hem balsemden.  Overgegeven aan die Hem wegdroegen onder de steenrots.

Maar in dat alles: overgegeven aan God, die Hem aanvaardde als zijn welbeminde Zoon.  Overgegeven aan God, dat is: aan zijn Vader met zijn vaderlijk recht over Hem. Overgegeven in gehoorzaamheid, want zó past het de Zoon tegenover de Vader.

Eén Wil met de Vader.

Eén werk met de Vader.

Maar dan ook het werk der opstanding:

Een nieuwe geboorte uit de zuivere, ongedeerde, verzegelde rots, gelijk eens uit de maagdenschoot van Maria. Zó slaat de beperktheid van het H. Graf om in een oneindige stroom van leven.

Ziet, gehoorzaam is Hij geworden tot de dood, ja, tot de dood van het kruis: daarom heeft God Hem verheven en Hem een naam gegeven, die boven alle namen is . . .

Dit is onze overwinning: onze overgave aan God in gehoorzaamheid. En God zal ons geven:

Verborgen manna en een nieuwe naam . . .