zondag 14 april 2024

Het Evangelie van de derde zondag van Pasen en een overweging daarover



Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus (Lc 24, 35-48)

In die tijd vertelden de twee leerlingen wat er onderweg gebeurd was en hoe Jezus door hen herkend werd aan het breken van het brood. Terwijl ze daarover spraken stond Hijzelf plotseling in hun midden en zei: Vrede zij u. In hun verbijstering en schrik meenden ze een geest te zien. Maar Hij sprak tot hen: Waarom zijt ge ontsteld en waarom komt er twijfel op in uw hart? Kijkt naar mijn handen en voeten: Ik ben het zelf. Betast Mij en kijkt: een geest heeft geen vlees en beenderen zoals ge ziet dat Ik heb. En na zo gesproken te hebben toonde Hij hun zijn handen en voeten. Toen ze het van vreugde en verbazing niet konden geloven zei Hij tot hen: Hebt ge hier iets te eten? Zij reikten Hem een stuk geroosterde vis aan; Hij nam het en at het voor hun ogen op. Hij sprak tot hen: Dit zijn mijn woorden, die Ik sprak toen Ik nog bij u was: Alles moet vervuld worden wat over Mij staat in de Wet van Mozes, in de profeten en in de psalmen. Toen maakte Hij hun geest toegankelijk voor het begrijpen van de Schriften. Hij zei hun: Zo spreken de Schriften over het lijden en sterven van de Messias en over zijn verrijzenis uit de doden op de derde dag, over de verkondiging onder alle volkeren, van de bekering en de vergiffenis der zonden in zijn Naam. Te beginnen met Jeruzalem moet gij van dit alles getuigen.











PAX VOBIS (Beeld van Piet Gerrits, Priorij Thabor)

Overdenking voor de 3e Zondag van Pasen

 We horen weer dat Christus heil brengt, mensen heel maakt, gezond en vrij maakt (de naam Jezus betekent immers God redt, verlost, maakt vrij). Hij doet leven, volop. De volop levende mens is de glorie van God, wist een Kerkvader al. Christus is niet achterhaald door de tijd of de dood.

Hij werd herkend aan het gemeenschappelijk leven van de eerste christenen en aan het breken van het Brood, aan de vrede die Hij als verrezen Heer brengt.

Als Christus gekruisigd is, zoekt de liefdevolle God verzoening. Van deze verzoening kunnen ook wij getuigen, in onze daden. Geen woorden maar daden zingt een bekend clublied.

Daarover zijn we het allemaal wel eens, wij kunnen van ons geloof getuigen.

Wij ontmoeten ook heel wat mensen die dat eerlijk proberen. Maar er zijn ook velen die echt ontmoedigd zijn. Er is het probleem van hoe vertellen wij het de volgende generatie? Komt het volgende geslacht nog wel in onze kerken? We kunnen ons wel troosten met de gedachte dat het resultaat van ons getuigenis niet van ons afhangt, maar van de goede God. Het is evenwel ook waar dat het van betekenis is om ons regelmatig eens te bezinnen over ons getuigenis. Is dat in de lijn van Jezus´ leven?

Wij horen weer de woorden van Hem: ´Vrede zij u´. Hij biedt vrede en verzoening aan. Na alles wat mensen Hem hebben aangedaan, zegt Hij: ´Vrede zij u´.

Ook zijn apostelen hadden Hem in de steek gelaten, maar Hij kleineert hen niet.  Bij Hem is er niets van een verwijt te merken: ´Vrede zij u´.

Een eerste bruikbare tip: vrede en mildheid blijven aanbieden, welke pijn wij ook geleden hebben... Dan toont Hij hun zijn wonden : zijn deze niet het teken van wat op het eerste gezicht  een mislukking was? Hij gaat niet groot op zijn lijden.

Wij hoeven ons niet sterker voor te doen dan we zijn. Misschien kunnen wij andere mensen wel laten delen in ons menselijk mislukken, onze kwetsbaarheid durven tonen en onze beperkingen. Wonden zijn de meest directe weg om iemand te leren kennen. ´Leg uw handen in mijn wonden´, horen wij in het Evangelie.

Christus laat zichzelf kennen.

Mensen openbaren zich niet zo vlug. Hier dus een tweede tip.

Christus doet ook een beroep op mensen: ´Hebben jullie hier iets te eten?´ De beste weg om iemand te helpen is vaak om zijn hulp te vragen: hij ervaart dan dat hij van betekenis is.

Dan eet Christus met hen. Bereid zijn om het leven te delen met mensen, ook dit is een bruikbare tip.

En dan kan er gesproken worden over de Schriften. Dan kunnen wij met woorden getuigen van Gods grenzeloze, eindeloze menslievendheid, van zijn geduld en mildheid. Kortom wij getuigen dan van dit ene: God is liefde. Hij zegt ´JA´ tegen ons en wel voor goed, zonder voorwaarden te stellen.


dinsdag 9 april 2024

FEEST VAN HET GLORIERIJKE GRAF VAN ONZE HEER JEZUS CHRISTUS TE JERUZALEM


Op de eerste vrije liturgische dag, meestal de maandag (dit jaar de dinsdag) na de sluiting van het paasoctaaf wordt het feest van het Glorierijke Graf van onze Heer Jezus Christus te Jeruzalem gevierd. Dit feest wordt vanaf 1586 gevierd als “afsluiting” van het eigenlijke Paasfeest. De liturgische teksten van de H. Mis van dit feest verwijzen op mystieke wijze naar het paradoxale leven "in het graf" in afwachting van de overwinning van het leven op de dood: "de plaats van de wonderbare tent" (offertorium) is het door Christus' Lichaam geheiligde graf, waar wij verlangen te wonen (secreta) om met Hem begraven te sterven aan de wereld en voor Hem alleen te leven (postcommunio).



Na de Hoogmis wordt het Allerheiligste aanbeden tot aan de Vespers. De spirituele achtergrond daarvan is gelegen in de devotie tot het in het tijd en ruimte overstijgende verlossingsmysterie: de daadwerkelijke Verrijzenis, heeft plaats gevonden op een bepaald moment van de geschiedenis, op een bepaalde plaats: die vierkante meter waarop het lichaam van Christus rustte. Dat heel concrete gebeuren betreft dezelfde Christus, die nu bij ons aanwezig is in de Eucharistische Gestalte, waarin "de overwinning en de triomf van Zijn dood tegenwoordig worden gesteld", en tevens door dank te brengen aan God "voor Zijn onuitsprekelijke gave" (2 Kor 9,15) in Christus Jezus, "tot lof van zijn heerlijkheid" (Ef 1,12), door de kracht van de Heilige Geest. Het besef van deze Paasgenade zet aan tot “sprakeloze aanbidding” in dank en stille vreugde.

In de meditatie “Overgave” bespreekt Moeder Josépha Haeck crss (1883-1961) de deugd van overgave in het licht van de de spiritualiteit van de Reguliere Orde van het Heilig Graf.



Overgave     

       Waar is er meer beperktheid dan in een graf? Wie zich ooit levend laat begraven, kan slechts vrijwillig afzien van het leven, omdat er geen uitkomst meer is.  Levend begraven zijn betekent zoveel als: zich neerleggen in de dood. Wij zijn levend begraven.

Wij zijn het grote Graf ingetreden, waar God zelf onbewogen lag in de dood.

Overgegeven was Hij in de handen der mensen, die Hem afnamen van het kruis. Overgegeven aan zijn heilige Moeder.  Overgegeven aan die Hem balsemden.  Overgegeven aan die Hem wegdroegen onder de steenrots.

Maar in dat alles: overgegeven aan God, die Hem aanvaardde als zijn welbeminde Zoon.  Overgegeven aan God, dat is: aan zijn Vader met zijn vaderlijk recht over Hem. Overgegeven in gehoorzaamheid, want zó past het de Zoon tegenover de Vader.

Eén Wil met de Vader.

Eén werk met de Vader.

Maar dan ook het werk der opstanding:

Een nieuwe geboorte uit de zuivere, ongedeerde, verzegelde rots, gelijk eens uit de maagdenschoot van Maria. Zó slaat de beperktheid van het H. Graf om in een oneindige stroom van leven.

Ziet, gehoorzaam is Hij geworden tot de dood, ja, tot de dood van het kruis: daarom heeft God Hem verheven en Hem een naam gegeven, die boven alle namen is . . .

Dit is onze overwinning: onze overgave aan God in gehoorzaamheid. En God zal ons geven:

Verborgen manna en een nieuwe naam . . .

 

zaterdag 30 maart 2024

STILLE ZATERDAG: EEN BIJZONDERE DAG VOOR DE ZUSTERS VAN HET H. GRAF IN PRIORIJ THABOR
































HET LEGE GRAF: VERWACHTING

Voor de kanunnikessen van het Heilig Graf is de beleving van het Paasmysterie bijzonder verankerd in haar oorsprong. Toen in 1099 Godfried van Bouillon in de Heilig Grafkerk van Jeruzalem een kapittel van kanunniken installeerde, luidde namelijk hun eerste opdracht: “God te loven en te danken voor zijn overgrote weldaden, voornamelijk voor de weldaad van de Verlossing; het Lijden, de Dood en de Begrafenis van de Zaligmaker voortdurend te gedenken en vooral de glorie van zijn Verrijzenis te bezingen”.

Zo wordt haar spiritualiteit gedragen door alle heilsmysteries die zich in het Graf van Jezus Christus samenvoegen, namelijk het “Paasmysterie”: het mysterie van Lijden, Dood en Verrijzenis van de Zoon van God, Jezus Christus, die omwille van onze zonden mens werd om ons te verlossen. Bij hun professie beloven de zusters Christus, de Bruidegom die hen heeft geroepen, na te volgen in zijn lijden en liefde-dood, met het vooruitzicht van de komende verrijzenis.

In essentie betekent dit de paradox van het Christendom, leven en dood, ten diepste  beleven: alle lijden en sterven te dragen in liefde en verbondenheid met Christus; of anders gezegd: een enthousiaste, hartelijke liefde voor de Verrezen Heer, geworteld en gevoed door een vertrouwelijke omgang met de Heer is essentieel. “

In de meditatie “Verwachting” brengt Moeder Josépha Haeck crss (1883-1961)

het aldus onder woorden:

Verwachting     

Rond ieder Graf is verwachting.

Het graf van het zaad is de verwachting van de akker.

Om het zaad werd hij geploegd en in voren gesneden. Waarom wordt daar op het kerkhof graf aan graf aangelegd?

leder graf is een monument der verwachting: want de dode wil in herinnering blijven en de levende wil betuigen, dat hij de dode gedenkt.

Dit is: omdat de gedachte van het leven steeds de gedachte van de dood overstemt.

Over de dood heen geloven wij in het leven.

Ja, wij verwachten het leven uit de dood.

Het Heilig Lichaam des Heren is heel en al verwachting.

Alle zaad is hierbij een symbool.

Dit is de éne, ware, zaadkorrel, die ééns gestorven, niet meer sterft, maar het leven voor God leeft voor eeuwig. Hier is de zaadkorrel, die niet alleen blijft.

Wij zijn de korrels uit zijn aar . . .

Wij worden geboren uit zijn Graf . . . 

Wij zijn de kleine kiemen vol expansie, die de velden en akkers der wereld zullen overwoekeren in de kracht van de éne zaadkorrel:

CHRISTUS


zondag 24 maart 2024

Palmzondag: de triomferende en lijdende Heer.

 Op Palmzondag wordt de Intocht van Jezus in Jeruzalem herdacht. Tijdens de H. Mis wordt het Lijdensverhaal voorgelezen.

Icoon van Novgorod en de Intocht














 

Jezus neemt het centrale vlak van de icoon in. Hij zit op een witte ezel, de kleur van triomf. Het bescheiden rijden op deze witte ezel drukt het nederige en vredige karakter van zijn regering uit. Jezus trok Jeruzalem niet binnen als een koning te paard na zijn oorlogszuchtige overwinning.

Met de keuze van de ezel komen de Bijbelse profetieën tot vervulling (Jesaja 62,11; Zacharia 9,9). Zo laat Jezus zien wat voor soort koninkrijk wil Hij oprichten. Hij geeft al te kennen dat hij niet het type Messias is dat door zijn volk wordt gewenst. Zijn triomf zal zich manifesteren in zijn nederige en van alle zelfzucht ontdane liefde die zover gaat dat Hij zich een paar dagen later laat kruisigen.

Twee groepen omringen Jezus: links van hem zijn leerlingen die hem volgen vanuit de woestijn van Judea, aangeduid door de berg achter hen; en aan zijn rechterhand kwam een menigte uit Jeruzalem, van waaruit sommigen hem toejuichten, en anderenzich verzetten tegen zijn komst.

"Zalig is hij die komt in de naam van de Heer" (Ps 118,26)

Om hun toejuichingen te tonen, gooide de menigte palmtakken en olijftakken aan Jezus' voeten. Elk van deze boomtakken heeft zijn symbolische betekenis. De palm drukt overwinning uit en de olijfboom drukt vrede en zalving uit. Op de achtergrond van de icoon, in het midden, is een boom een voorafschaduwing van de Boom des Levens die het Kruis zal zijn.

Roepend "Hosanna voor de zoon van David!" (Mt 21,9) zei de menigte tegen Jezus: "Red nu." Hij zou het doen, maar niet op de manier zoals de mensen het bedoelden. Dit Hebreeuwse woord "Hosanna" had in Jezus' tijd zijn oorspronkelijke kracht en betekenis verloren, maar het feit dat het weer op de lippen van de menigte komt, onthult de diepe verwachting van de messias.


Weer als kinderen worden

In het icoon is een belangrijke rol weggelegd voor kinderen. Deze figuurtjes op de voorgrond zijn de enigen die hun mantels uitspreiden als Jezus voorbijgaat. En als we beter kijken, zien we dat hun lichamen niet de lichamen van kinderen zijn, maar van volwassenen. Dit doet denken aan de leer van Jezus om weer als kleine kinderen te worden om het Koninkrijk der hemelen binnen te gaan (Mt 18:3-4). Wat onze leeftijd ook is, het hart van een kind is nodig om onszelf te kunnen ontledigen en om Jezus, onze Verlosser, volledig te kunnen verwelkomen.


"De viering van Palmzondag draagt een bijzondere genade in zich namelijk

de vreugde en het kruis komen samen:

 dit is het christelijke mysterie samenvat.”

Johannes Paulus II aan jongeren op Palmzondag in 2005


vrijdag 2 februari 2024

Simeon herkende de Gezalfde des Heren. Is dat het niet wat van ons verwacht wordt als wij de H. Communie ontvangen? Dat wij Christus herkennen in het kleine stukje brood dat ons in handen wordt gelegd?

 Overweging Pastoor J. L’Ortey op het feest van de Opdracht van de Heer (Maria Lichtmis) 2 februari 2024

Het is en blijft een bijzonder feest dat wij vandaag vieren, een aandoenlijk feest, als we op ons laten inwerken wat daar in de tempel gebeurt, als Maria en Jozef er hun eerstgeborene aan de Heer komen opdragen. Wat er wel niet door hun hoofd omgegaan moet zijn, als ze de kleine Jezus daar binnen brengen, in die grootse tempel die door koning Herodes werd herbouwd. Een project waarbij het complex flink werd uitgebreid, gerestaureerd en verfraaid. In zijn evangelie vermeldt Johannes dat er al 46 jaar lang aan was gewerkt (Jo 2, 20). Toen Maria en Jozef er hun eerstgeborene kwamen opdragen was het project nog in volle gang. Pas dertig jaar na Jezus’ dood, in het jaar 64, zou het worden afgerond. Pas toen was de tempel helemaal klaar en kon men hem in haar volle glorie aanschouwen. Sindsdien gold hij ook als een van de schitterendste gebouwen van die tijd, niet alleen een religieus centrum bij uitstek, maar ook een bezienswaardigheid van formaat, een toeristische trekpleister ‘avant-la-lettre’.

Toen Jozef en Maria de tempel bij gelegenheid van de opdracht van hun eerstgeborene bezochten - zoals ze de tempel trouwens wel vaker (zelfs jaarlijks bij gelegenheid van het paasfeest) bezochten (Luc 2, 41) - moeten ze zich toch wel heel klein en nietig gevoeld hebben; en misschien was dat juist wel de bedoeling. Per slot van rekening was de tempel gebouwd ter ere van de enige ware God, wat zeker in de toenmalige Grieks-Romeinse wereld met zijn veelgodendom als een statement gezien kon worden.

 








Hoe zouden Maria en Jozef zich gevoeld hebben? Niet alleen toen ze het tempelcomplex betraden, een plek waar ze beslist niet alleen waren, maar ook en vooral toen uit die menigte de oude Simeon op hen toetrad, nadat ze aan hun eerstgeborene het voorschrift der Wet hadden vervuld. Misschien dat ze zich afvroegen: Wat wil die oude man eigenlijk van ons? Wat hij wilde zal hij toch wel vriendelijk gevraagd hebben: of hij het kind eens in zijn armen mocht nemen. In ieder geval hebben ze het hem – al was het maar voor even uit handen durven geven en in zijn handen durven leggen.







Daarbij denk ik spontaan aan de H. Communie tijdens de Mis. Als de priester ons de H. Communie uitreikt: “Zie het Lam Gods …”. In het Evangelie van zojuist is het echter de ontvanger die zegt: “Zie het heil dat God voor alle volken heeft bereid - Zie het licht dat voor de heidenen straalt, een glorie voor het volk Israël”. Dat was hem blijkbaar door de H. Geest geopenbaard, toen hij door die diezelfde Geest gedreven, naar de tempel was gekomen. Hij had immers een Godsspraak ontvangen van de heilige Geest dat de dood hem niet zou treffen voordat hij de Gezalfde des Heren zou hebben aanschouwd. Nu was het zover: “Nu kan ik in vrede heengaan, nu heb ik de Gezalfde des Heren, de Messias, de Christus aanschouwd - in het Kind dat ik hier vasthoud”.

 Is dat het niet wat van ons verwacht wordt als wij de H. Communie ontvangen? Dat wij Christus herkennen in het kleine stukje brood dat ons in handen wordt gelegd? Niet dat daarmee het einde van ons leven is aangebroken, zoals Simeon die pas zou sterven als hij de Gezalfde des Heren zou hebben aanschouwd, maar het ontvangen van de H. Communie bereidt ons daar wel op voor. Niet voor niets wordt de H. Communie ook wel ‘onderpand van eeuwig leven’ genoemd (vgl. Jo 6, 51-58). Degene die we in de hemel van aangezicht tot aangezicht mogen aanschouwen, Hem mogen we hier en nu in al in de H. Communie ontvangen. “Zijn vader en moeder stonden verbaasd over wat er van Hem gezegd werd”, schrijft de evangelist Lucas letterlijk. Misschien is dit nog zwak uitgedrukt. Dat klinkt toch bijna ongelooflijk? Dat ons de mensgeworden God in handen wordt gelegd, dat wij Hem mogen vasthouden die ons vasthoudt? Voor wie er in durft te geloven is het wel een gegeven, een werkelijkheid zo groot dat het ons tot bescheidenheid aanspoort: wie ben ik dat ik Hem in de Eucharistie, in de H. Communie kan ontvangen? Wat zal er in de oude Simeon zijn omgegaan, wat gaat er in ons om als wij de Gezalfde des Heren mogen ontmoeten en ontvangen? Natuurlijk kan het geen kwaad om dan een “Heer ik ben niet waardig” te bidden, maar nog beter is het om erna - net als bij de oude Simeon - Gods lof te verkondigen.




Ontvangen wij het heldere, eeuwige licht.


Uit een preek van de heilige Sofronius, bisschop van Jeruzalem († 638)
Laten wij Christus tegemoet gaan, wij allen die met zoveel toewijding zijn mysterie vieren en eerbiedigen. Enthousiast moeten wij allen meegaan. Laat niemand buiten deze ontmoeting blijven, laat niemand ontbreken bij het dragen van het licht.
De glans van kaarsen voegen wij toe. Daarmee tonen wij de goddelijke luister van de Heer die komt. Alles straalt door zijn toedoen en schittert, wanneer de diepste duisternis verdreven is, in een overvloed van eeuwig licht. Maar laten wij vooral de glans van onze ziel tonen, want zo moeten wij Christus tegemoet gaan.
De Moeder van God, de zuiverste Maagd, heeft het ware licht in haar armen gedragen en hulp gegeven aan hen die in de duisternis terneerlagen. Zo ook wij; verlicht door zijn glans en met een licht in de hand dat voor allen straalt, willen wij ons haasten, Hem tegemoet die het ware licht is.
Want inderdaad, ‘het licht is in de wereld gekomen’ (Joh. 3, 19). Het heeft de wereld verlicht die in duisternis gedompeld lag; het licht heeft ons bezocht, de opgaande Zon uit de hoogte, en gestraald voor hen die in het duister gezeten waren (vgl. Lc. 1, 78-79). Dit is ons geheim. Daarom treden wij aan met onze kaars en dragen wij het licht voor ons uit. Dit betekent dat het licht voor ons straalt, het duidt op de glans die vandaar over ons zal komen. Zo haasten wij ons samen, onze God tegemoet.
Hier komt ‘het ware Licht dat iedere mens verlicht die in de wereld komt’ (Joh. 1, 9). Wij moeten dus allen verlicht worden, broeders en zusters, wij moeten allen schitteren.
Niemand van ons mag blijven, als hij niet is ingewijd in dit licht; niemand die hiervan vervuld is, mag in de nacht blijven staan. Maar treden wij allen naar voren in glans. Komen wij allen tegelijk in het licht naderbij, ontvangen wij dat heldere, eeuwige licht, samen met de oude Simeon. Wij willen met hem van harte juichen en uit dankbaarheid een hymne aanheffen voor de Schepper, de Vader van het licht, die het ware licht gezonden en de duisternis verdreven heeft, die ons allen stralend heeft gemaakt.
‘God heeft zijn heil voor het aanschijn van alle volken bereid’ (vgl. Lc. 2, 30-31), en tot glorie van ons, het nieuwe Israël, geopenbaard. Door Christus hebben ook wij dit aanschouwd, en terwijl Simeon bij het zien van Christus uit de banden van zijn aardse bestaan werd verlost, zijn wij onmiddellijk uit de duisternis van de oude schuld bevrijd.
Wij hebben Christus, toen Hij uit Betlehem tot ons kwam, in het geloof omarmd. Van heidenen zijn wij geworden tot volk van God, want Christus is het heil van God de Vader. Met onze ogen hebben wij de mens geworden God aanschouwd. Omdat wij Gods tegenwoordigheid hebben gezien en opgenomen in de armen van onze geest, worden wij het nieuwe Israël genoemd. Die komst vieren wij ieder jaar om het nooit te vergeten.


















donderdag 1 februari 2024

Feest van de Odracht van de Heer: Allelúia. Senex púerum portábat : puer autem senem regébat. Allelúia.(De oude man droeg het Kind, maar het Kind heerste over de oude man)


















Allelúia.

Senex púerum portábat :

puer autem

senem regébat.

Allelúia.

 

Allelúia.

De oude man droeg het Kind,

maar het Kind

heerste over de oude man.

Allelúia.


https://youtu.be/AD9t92qZU_o?si=xsZ7liNUAELOFONL via @YouTube








Vandaag vieren we het feest van de Presentatie van de Heer, ook wel Lichtmis genoemd. Dit feest, dat lange tijd de “Zuivering van Maria” werd genoemd, is zowel een feest van de Heer als van zijn Moeder. De presentatie van het kind in de tempel was geen ritueel voorgeschreven door de Mozaïsche wet, in tegenstelling tot de reiniging van zijn Moeder; Hoewel dit een vrome praktijk was, hebben de ouders van Jezus zich dit eigen gemaakt. 

In de 4e eeuw werd dit feest gevierd in Jeruzalem, als de ontmoeting van Simeon met het kindje Jezus (vandaar de naam Hypapante – ontmoeting). In de 6e eeuw bracht Justinianus het feest naar Constantinopel. In de 7e eeuw werd het in Rome gevierd met een nachtelijke processie met kaarsen, die de pelgrimstocht van Jozef en Maria van Bethlehem naar Jeruzalem symboliseerde om het kind te presenteren (waar het een boetvaardige ondertoon kreeg). In de 8e eeuw werd het een Mariafeest. Maria moet, net als alle vrouwen, 40 dagen na de bevalling zichzelf zuiveren en haar kind redden. En ten slotte werd in de 10e eeuw de zegen van kaarsen toegevoegd, waardoor het de naam Lichtmis kreeg.

Om dit feest te herdenken is het Alleluia-gezang, Senex puerum portabat geschikt. De tekst is ontleend aan preek 13 van Sint Augustinus van Hippo: Senex puerum portabat, puerum autem senem regebat. Het interessante aan deze tekst, ook al is hij niet bijbels, is de theologie die erin vervat is: het Kind, ogenschijnlijk zo weerloos en passief is, is de ware bewerker van deze Presentatie, Degene die werkelijk eenieder ertoe brengt zichzelf door Zijn handen aan de Vader in de Tempel te presenteren. 

We worden dus geconfronteerd met hetzelfde perspectief van het Pascha van Christus: Hij is het die zichzelf aanbiedt, niemand geeft zichzelf.