Eerste lezing (Jes. 66,10-14c)
Uit de Profeet Jesaja.
Verheug u met Jeruzalem, en juich over haar,
allen die haar liefhebben!
Neem deel aan haar vreugde, allen die over haar treuren!
En laat u tot verzadiging toe
zogen aan haar borsten vol troost,
en u vol genot laven
aan haar zo rijke boezem.
Want zo spreekt de Heer:
“Als een rivier leid Ik de vrede naar haar toe,
en als een onstuimige stroom de schatten der volken.
Gij zult gezoogd worden,
gedragen op de arm,
vertroeteld op de schoot!
Zoals een moeder haar kind troost,
zo zal Ik u troosten:
Jeruzalem zelf zal uw troost zijn.
Wanneer gij dat ziet
zal uw hart zich verheugen,
uw beenderen zullen bloeien als het jonge groen,
en de dienaren des Heren
zullen zijn macht ervaren!”
Tweede lezing (Gal. 6,14-18)
Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de Galaten.
Broeders en zusters, God beware mij ervoor op iets anders te roemen
dan op het kruis van onze Heer Jezus Christus,
waardoor de wereld voor mij gekruisigd is
en ik voor de wereld.
Besneden zijn betekent niets,
en onbesneden zijn betekent niets.
Het gaat er alleen om een nieuwe schepping te zijn!
Vrede en barmhartigheid kome over allen,
die naar dit beginsel willen leven,
en over heel het volk Gods!
Laat voortaan niemand mij lastig vallen,
want ik draag de merktekenen van Jezus in mijn lichaam.
Broeders en zusters,
de genade van onze Heer Jezus Christus zij met u. Amen.
Woord van de Heer.
Evangelie (Lc. 10,1-12.17-20)
In die tijd wees de Heer tweeënzeventig leerlingen aan
en zond hen twee aan twee voor zich uit
naar alle steden en plaatsen
waarheen Hijzelf van plan was te gaan.
Hij sprak tot hen:
“De oogst is groot,
maar arbeiders zijn er te weinig.
Vraagt daarom de Heer van de oogst
arbeiders te sturen om te oogsten.
Gaat dan,
maar zie, Ik zend u als lammeren onder de wolven.
Neemt geen beurs mee, geen reiszak, geen schoeisel
en groet niemand onderweg.
In welk huis ge ook binnengaat,laat uw eerste woord zijn:
Vrede aan dit huis!
Woont daar een vredelievend mens,
dan zal uw vrede op hem rusten;
zo niet, dan zal hij op u terugkeren.
Blijft in dat huis en eet en drinkt wat zij u aanbieden;
want de arbeider is zijn loon waard.
Gaat niet van het ene huis naar het andere;
in elke stad waar ge binnengaat en ontvangen wordt,
eet wat u wordt voorgezet,
geneest de zieken, die er zijn
en zegt tot hen: Het Rijk Gods is u nabij.
In elke stad waar ge binnengaat en niet ontvangen wordt,
trekt daar door de straten en zegt:
Zelfs het stof uit uw stad dat aan onze voeten kleeft,
schudden wij tegen u af.
Maar weet dit wel: Het Rijk Gods is nabij.
Ik zeg u:
die dag zal het voor de mensen van Sodom draaglijker zijn
dan voor die stad.”
De tweeënzeventig keerden vol blijdschap terug en zeiden:
“Heer, zelfs de duivels onderwerpen zich aan ons door uw Naam.
Hij zeide tot hen:
“Ik zag de satan als een bliksemstraal uit de hemel vallen.
Ik heb u macht gegeven
op slangen en schorpioenen te treden,
te heersen over heel de kracht van de vijand;
en niets zal u kunnen schaden.
Toch moet ge u niet verheugen over het feit
dat de duivels aan u onderworpen zijn,
maar verheug u
omdat uw namen staan opgetekend in de hemel.”