dinsdag 11 december 2018

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Feria III Hebdomadæ II Adventus Ad Officium lectionis De indole eschatologica Ecclesiæ peregrinantis

Lectio altera
Ex Constitutióne dogmática Lumen géntium Concílii Vaticáni secúndi de Ecclésia
(nr. 48)
Tweede lezing

Uit de dogmatische constitutie Lumen gentium van het Tweede Vaticaans Concilie Over de Kerk

De Kerk waartoe wij allen geroepen worden in Christus Jezus en waarin wij door Gods genade tot de heiligheid komen, zal slechts haar voltooiing bereiken in de hemelse heerlijkheid, wanneer de tijd komt van het herstel van alle dingen, en wanneer met het menselijk geslacht ook heel de wereld, die nauw met de mens is verbonden en door de mens tot haar einddoel geraakt, volmaakt hersteld zal worden in Christus.
Toen Christus van de aarde was omhooggeheven heeft Hij allen tot zich getrokken,
en toen Hij van de doden was verrezen,  heeft Hij zijn levendmakende Geest uitgestort over zijn leerlingen en door Hem zijn lichaam, de Kerk, gemaakt tot het universeel heilssacrament. Gezeten aan de rechterhand van de Vader is Hij voortdurend werkzaam in de wereld om de mensen tot de Kerk te brengen, hen door de Kerk nauwer met zich te verbinden en hen door het voedsel van zijn eigen Lichaam en Bloed deelachtig te maken aan zijn verheerlijkte leven. Het herstel dus, dat ons beloofd is en dat wij verwachten, is reeds begonnen in Christus, wordt doorgezet bij de zending van de Heilige Geest en blijft door Hem verder gaan in de Kerk, waarin wij door het geloof worden onderricht ook omtrent de zin van ons aardse leven terwijl wij het werk, dat de Vader ons in de wereld heeft opgedragen, volbrengen met de hoop op de toekomstige goederen en zo werken aan ons heil.

Zo is het einde der tijden reeds tot ons gekomen, en de vernieuwing van de wereld is onherroepelijk vastgelegd en wordt in deze tijd op reële wijze geanticipeerd: want de Kerk is reeds op aarde gesierd met een echte, zij het dan onvolmaakte, heiligheid. Maar zolang de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde, waar gerechtigheid zal wonen, er nog niet zijn, draagt de Kerk op haar aardse pelgrimstocht in haar sacramenten en instellingen, die tot deze tijd behoren, de voorbijgaande gedaante van deze wereld, en maakt zij ook deel uit van de schepping, die zucht en barensweeën lijdt altijd door en met vurig verlangen uitziet naar het ogenblik dat de heerlijkheid van de kinderen Gods openbaar zal worden,