dinsdag 18 april 2023

 Gisteren vierden wij het Feest van het Heilig Graf











Preek Pastoor J. L’Ortye op het Feest H. Graf 17 april 2023

 

Als wij christenen het over Pasen hebben komen wij niet om het H. Graf heen, het graf waar het allemaal gebeurde, het graf waarin Jezus na zijn lijden en sterven te rusten werd gelegd, een graf waarvan de evangelist Johannes getuigt dat het in een tuin lag en dat het een nieuwe graf was, een graf waarin nog nooit iemand was neergelegd (Joh.19,41).

In de opmerking dat het graf in een tuin lag zou men een verwijzing kunnen zien naar de tuin van het begin, naar de paradijstuin waarin God de eerste mens plaatste, daar “waar God uit de grond allerlei bomen liet opschieten, aanlokkelijk om te zien en heerlijk om van te eten; daarbij was ook de boom van het leven midden in de tuin” (Gen.2,8-9). In die boom zou je vervolgens weer een symbool voor H. Kruis kunnen zien, het kruis dat Jezus op zich nam en waarop Hij zich “als een onschuldig lam liet slachtofferen om ons zondaars met God te verzoenen” (Vict. paschali).

De opmerking dat het om een nieuw graf ging, een graf waarin nog nooit iemand was neergelegd, zou kunnen verwijzen naar Jezus’ geboorte uit een maagd, het begin van de menswording die in zijn lijden en sterven zijn voorlopig hoogtepunt bereikte.

 

Nadat ze Jezus’ lichaam van het kruishout hadden genomen, wikkelden ze het met welriekende kruiden in zwachtels zoals bij een Joodse begrafenis gebruikelijk was en legden ze het in het graf dat Jozef van Arimatea voor zichzelf in de rots had laten uithouwen, waarna er een grote steen voor de ingang werd gerold (Mt 27,59-60).

Zo hadden ze het graf achtergelaten toen de sabbat begon; zo vonden ze het evenwel niet terug toen ze na de sabbat terugkeerden. Toen vonden ze niet alleen de steen voor het graf weggerold, maar bevonden ze ook dat het graf leeg was. Hoewel er nog even aan grafroof werd gedacht, bleek er echter al gauw iets van een totaal andere orde gebeurd te zijn, namelijk dat Hij namelijk uit de doden was opgestaan. Daarvan hadden de Schriften altijd al gesproken, maar daar had men voorheen blijkbaar toch te weinig acht op geslagen (vgl. Joh 20,9). Dat was dan ook wat Johannes geloofde, toen hij op Paasmorgen Jezus’ graf in ogenschouw nam en zag “dat de zwachtels er nog lagen, maar dat de zweetdoek die zijn hoofd had bedekt er niet bij lag, maar ergens afzonderlijk opgerold op een andere plaats” (Joh 20,6-7).

Dat graf herinnert nog altijd aan het grootse en wonderbaarlijke dat er zich afgespeeld moet hebben, en niet voor niets heilig wordt genoemd, aangezien “dood en leven er een wonderbare strijd streden en die gestorven was er levend regeert” (Vict. paschali). Dat graf is dan ook van oudsher gekoesterd, en werd een kerk overheen gebouwd, de H. Grafkerk in Jeruzalem (in de Grieks-Byzantijnse wereld ook wel Verrijzeniskerk genoemd), de basiliek die nog altijd de plek markeert waar het allemaal gebeurd is.

 In die kerk stichtte Godfried van Bouillon in 1099 een kapittel met de opdracht: “God te loven en te danken voor zijn overgrote weldaden, voornamelijk voor de weldaad van de Verlossing; het Lijden, de Dood en de Begrafenis van de Heiland voortdurend te gedenken en vooral de glorie van zijn Verrijzenis te bezingen”. Aan die opdracht zijn de kanunniken en kanunnikessen van het H. Graf altijd trouw gebleven, verbonden als zij zich weten met deze “actuele en materiële” plek waar het allemaal gebeurde. de plek die niet alleen toen, maar ook nu nog altijd getuigt van het nieuwe leven van de verrijzenis. In die zin willen de kloosters van de H. Graforde een soort ‘permanente tegenwoordig-stelling’ van dit H. Graf zijn, een tegenwoordigstelling waardoor haar leden zich des te meer verbonden weten met Hem die als de verrezen Heer midden onder ons wil wonen.

Daarom kan en mag het ook niet verbazen dat de zusters er een bijzondere verrijzenis-spiritualiteit op na houden, die zich niet alleen beperkt tot het paastriduüm of tot het feest van vandaag, maar ook de tijd tussen Pinksteren tot aan de Advent tot een soort voortzetting van de paastijd maken. Het paasgeloof doordesemt als het ware heel het liturgisch jaar van de zusters, zoals het ook heel ons leven daarvan doordrongen zou moeten zijn en ons ervan bewust doen zijn dat wij dankzij Jezus’ Verrijzenis niet ronddwalen in duisternis, maar in Hem het licht des levens bezitten (Joh 8,12).