donderdag 16 oktober 2025

16. Oktober Die H. Margaretha Maria Alacoque - „Ich setze dich als Erbin Meines Herzens und all seiner Schätze ein für Zeit und Ewigkeit.“

 


Das flammende Herz Jesu mit Kreuz und Dornenkrone 
nach einer Vision der heiligen Margareta Maria Alacoque

„Ich setze dich als Erbin Meines Herzens und all seiner Schätze ein für Zeit und Ewigkeit.“

Es ist kurz nach sechs Uhr, Anfang September. Still ist es, menschenleer die Straßen, die Luft noch frisch, und der Himmel hat sein Nachtblau schon verloren. Einige Stufen führen zur Chapelle de la Visitation. Die Tür steht einladend offen. Ich trete ein durch die blumengeschmückte Heilige Jubiläumspforte. Drinnen ist es dunkel, anders als am Vorabend, als ich zum ersten Mal die Kapelle betreten hatte, in der noch einige Beter waren. Heute in der Früh bin ich ganz alleine. Ich gehe nach vorne, hin zum einzigen Ort, der erleuchtet ist: dem Altarraum. In der Seitenkapelle, wo der Schrein der heiligen Margareta Maria Alacoque liegt, ist es vollkommen dunkel. Zwei rote Lichtampeln zu beiden Seiten deuten an, wo die Heilige ruht. Die Dunkelheit ist ein Geschenk, denn je weniger ich sehe, desto mehr geht der Blick nach innen und umso näher fühle ich mich der Heiligen, die Jesus zur Erbin Seines Herzens machte und die geduldig alle Bitterkeit, alle Leiden und Erniedrigungen, die sie in ihrem Leben mit Jesu Kreuz verbanden, ertragen hat.

Chapelle des Apparitions

Ich verweile bei ihr. Das Beten fällt leicht. Da ist der Herr im Tabernakel und da ist die, die Er auserkoren hat, Sein Herz zu sehen.

Zwischen 1673 und 1675 erschien hier Christus mehrmals der Ordensfrau und Mystikerin Margareta Maria Alacoque, wenn sie vor dem Tabernakel kniete, und enthüllte ihr Sein von Liebe brennendes Herz und Seinen Wunsch, von den Menschen geliebt zu werden, die Ihm mit Kälte und Undank begegneten, vor allem gegenüber Seiner Gegenwart in der Eucharistie. Am meisten schmerzte es Ihn, daß Herzen, die Ihm besonders geweiht sind, Ihm auf diese Weise begegnen.

Margareta Maria, die schon von Kindheit an mit Visionen vertraut war und sich schon früh in tiefer mystischer Vereinigung mit ihrem gekreuzigten Herrn und Bräutigam verbunden hatte, machte dieser zur Erbin Seines Herzens. Sie sollte dessen Verehrung unter den Menschen fördern. Auch verlangte Christus die Feier eines Herz-Jesu-Festes am Freitag nach der Fronleichnamsoktav, an dem man die heilige Kommunion empfangen und Sühne leisten soll für die Ihm zugefügten Beleidigungen.

Eine stille Gebetsweile, dann wende ich mich zum Gehen. Längst sind die Straßenlaternen erloschen. Eine Frau überholt mich mit dem Fahrrad. Ich werde sie in der Frühmesse sehen, denke ich. Wer jetzt schon unterwegs ist, strebt zur Basilika.

Als es mich später wieder zur Heiligen zurückzieht, ist dort noch immer niemand. Aber der Schrein ist erleuchtet.

Ich bete leise. Bis plötzlich der Himmel zu erklingen scheint: Die Schwestern haben sich eingefunden und beginnen, die Laudes zu singen.

Als ich mich aufmache zum heiligen Claude de la Colombière, dem Beichtvater und Seelenführer der Heiligen, der sie erfolgreich in ihrer Aufgabe unterstützte, die Herz-Jesu-Verehrung zu befördern, strahlt draußen die Sonne vom wolkenlosen Himmel.

Im traditionellen Kalender feiern wir nicht am 16., sondern erst am 17. Oktober das Fest der heiligen Margareta Maria Alacoque. Sie starb am 17. Oktober 1690 im burgundischen Paray-le-Monial im Alter von 43 Jahren, den Namen Jesu auf den Lippen. Es ist der Ort, an dem Jesus sie haben wollte. 1671 trat sie hier in den Orden von der Heimsuchung Mariens ein (heute: Salesianerinnen; gegründet von Franz von Sales und Johanna von Chantal).

Mit der Unterstützung ihres Beichtvaters, des heiligen Claude de la Colombière, der die Echtheit ihrer Visionen bestätigte, gelang es ihr nach und nach, das Mißtrauen, das ihr wegen der Erscheinungen entgegenschlug, und die Ablehnung innerhalb ihrer Gemeinschaft zu überwinden. Am 21. Juni 1686 wurde das Herz-Jesu-Fest im Kloster feierlich begangen und wenig später die erste kleine Herz-Jesu-Kapelle mit dem Herz-Jesu-Bilde errichtet.

Das Herz-Jesu-Fest, das wir heute kennen, geht auf das Wirken der Heiligen zurück, ebenso die Herz-Jesu-Freitage.

Am 13. Mai 1920 wurde Margareta Maria Alacoque, die Vielgeliebte des Herzens Jesu, von Papst Benedikt XV. heiliggesprochen.

Zum Gedenken an den 350. Jahrestag der Erscheinung des Heiligsten Herzens Jesu in Paray-le-Monial findet vom 27. Dezember 2023, dem Jahrestag der ersten großen Erscheinung, bis zum 27. Juni 2025, dem Hochfest des Heiligsten Herzens Jesu, ein eineinhalbjähriges Jubiläum statt.

Gerade in unserer Zeit der Gottvergessenheit und Gotteslästerung in allen Bereichen unserer Gesellschaft und der Infragestellung der einen Wahrheit Christi selbst in der Kirche, müssen wir das Heiligste Herz Jesu lieben und Sühne leisten. Es ist unsere Rettung:

„Es wird dieses göttliche Herz regieren, trotz derer, die sich ihm entgegenstellen wollen.“

(Brief vom 10. April 1690 an Schwester Joly von der Heimsuchung in Dijon)

 

zondag 12 oktober 2025

The Gospel Is Jesus Christ - Bishop Barron’s Sunday Sermon 28C

Lezingen H. Mis 28e zondag door het jaar C “Sta op en ga heen; uw geloof heeft u gered".

Eerste lezing (2 Kon. 5,14-17)
In die dagen ging de Syriër Naäman naar de Jordaan
en dompelde zich zevenmaal onder,
zoals Elisa, de man Gods, gezegd had.
Zijn huid werd weer als die van een klein kind
en hij was gereinigd van zijn melaatsheid.
Hij keerde met heel zijn gevolg naar de man Gods terug,
trad zijn huis binnen, ging voor hem staan en zei:
“Nu weet ik, dat er in Israël een God is,
en nergens anders op aarde.
Wil daarom een huldeblijk van uw dienaar aanvaarden.”
Maar Elisa antwoordde:
“Zowaar de Heer leeft, wiens dienaar ik ben,
ik neem niets van u aan.”
En hoewel Naäman er bij hem op aandrong iets aan te nemen,
bleef hij weigeren.
Toen zei Naäman: “Geef mij dan tenminste een vracht aarde mee,
zoveel als een koppel muildieren kan dragen,
want uw dienaar wil aan geen andere goden
brand- en slachtoffers meer opdragen,
dan aan de Heer alleen.”

Tweede lezing (2 Tim. 2,8-13)
Dierbare,
houd Jezus Christus in gedachten,
Davids Nazaat, die uit de dood is opgestaan.
Zo luidt de boodschap, die ik verkondig
en waarvoor ik zelfs als een misdadiger
gevangenschap heb te lijden.
Maar het woord van God laat zich niet in boeien slaan.
Daarom ben ik bereid alles te verdragen,
ter wille van de uitverkorenen,
opdat ook zij het heil verwerven in Christus Jezus
en eeuwige heerlijkheid.
Hoe waar is dit woord:
“Als wij met Hem gestorven zijn
zullen wij met Hem leven.
Als wij volharden,
zullen wij met Hem heersen.
Als wij Hém verloochenen
zal Hij óns verloochenen.
Als wij ontrouw zijn
blijft Hij trouw:
zichzelf verloochenen kan Hij niet.”

Evangelie (Lc. 17,11-19)
Op zijn reis naar Jeruzalem
trok Jezus door het grensgebied van Samaria en Galilea.
Toen Hij een dorp binnenging
kwamen Hem tien melaatsen tegemoet
zij bleven op een grote afstand staan en riepen luidkeels:
“Jezus, Meester, ontferm U over ons!”
Hij zag hen en sprak:
“Gaat u laten zien aan de priesters.”
En onderweg werden zij gereinigd.
Eén van hen keerde terug, toen hij zag dat hij genezen was,
en hij verheerlijkte God met luide stem.
Vol dankbaarheid wierp hij zich voor Jezus’ voeten neer,
en deze man was een Samaritaan.
Hierop vroeg Jezus:
“Zijn niet alle tien gereinigd?
Waar zijn dan de negen anderen?
Is er niemand teruggekeerd om aan God eer te brengen
dan alleen deze vreemdeling?”
En Hij sprak tot hem:
“Sta op en ga heen; uw geloof heeft u gered.”

Overweging bij 28e zondag door het jaar C - De wonderen zijn ook in onze dagen echt nog niet de wereld uit!

 

Het meest frappante in talloze genezings- en wonderverhalen van Jezus zou wel eens kunnen zijn, dat de omstanders of de genezene zelf feilloos aanvoelt, dat God Zélf hier in het spel is.

Dit zogenaamde 'zevende zintuig', dat is wonderlijk. Stel je voor, iemand bewijst je een weldaad en daarin voel jij Góds goedheid op een duidelijke, onmiskenbare manier aan het licht komen : een onverwacht bezoek, een hartelijke attentie, een boodschap gedaan, je tuin opgeknapt ... en dat je dan spontaan niet zegt : 'dank je wel, Jan', maar : 'dank U wel God !'.

Vaak komt dat laatste niet eens bij mensen op ; je bedankt gewoon die man of vrouw en dat is al heel wat, want je staat daar ook niet altijd bij stil, want mensen gaan steeds meer dingen zo vanzelfsprekend vinden. Waar verwonderen mensen zich eigenlijk nog echt over ?

Tegenwoordig zijn er veel boekjes op de markt, waarin tips worden gegeven om bewuster te leven, dingen te ervaren ; gewone dingen zoals een bloem ruiken, een klok horen luiden, mooie muziek, een fraai schilderij, evenzovele tips tegen de afstomping, de eindeloze vanzelfsprekendheid van dingen en mensen.

Een aanvulling op dergelijke boekjes zou kunnen heten : probeer in dingen die je meemaakt, ervaart, iets van God Zelf te ontdekken ; voel hoe God op jouw leven betrokken is en jou door lieve medemensen het goede wil geven : genezing, dat je erbij mag horen, geluk en zin in het leven.

Het 'zevende zintuig' : oog, oor, een open hart  voor het religieuze, voor het goddelijke in je leven, voor God Zelf. Hoe ontwikkelen mensen dat 'zevende zintuig' ? bij zichzelf ? bij de kinderen, op school, in de kerkgemeenschap ? Kan dat nog wel, mag dat nog wel voor mensen die zo graag van deze wereld willen zijn ?

Een dringende vraag uit het evangelie is : kunnen christenen, uitgerekend als gelóvigen, het nog wel ?

Als je in de Bijbel ziet, hoe negen melaatsen, de zgn. echte gelovigen, de plank misslaan en hun wonderlijke religieuze ervaring laten doodbloeden in een kerkbezoek dat uit gewoonte gebeurt zonder dat er meer achter zit ?

Alleen de vreemde, degene die niet gelooft wat 'men' gelooft, het buitenbeentje, de zgn. onreinen, mensen waar sommigen als oppassende gelovigen 'vies' van zijn, juist die bezitten in wondere mate het religieuze gevoel.

Waar vinden wij God ?  Of beter vandaag gevraagd : waar vinden wij de mens als evenbeeld van God, die ons iets van God laat ervaren ?

Ook al zo'n term, waar mensen niet elke dag bij stil staan, maar toch, hier ligt de sleutel tot het wonder, dat ook gebeurt. Kunnen wij elkaar zo nog zien ? Kunnen wij zo God nog eren : in het gelaat van de ander, die ons aankijkt, in het goede dat een ander ons geeft.

Maar dan moeten we af van die eindeloze rij van etikettenplakkerij, de formaliteitenshow, die mensen vaak opvoeren naar elkaar toe, waardoor God en mensen verduisterd raken.

In de Bijbel komt een mens voor die zo nog kon kijken, zonder vooroordelen, zoals Jezus, zoals God Zelf kijkt. Die vreemdeling in de Bijbel, had het van geen vreemden, misschien dat hij zich daarom zo tot Jezus aangetrokken voelde.

Wie is in de ogen van God nu eigenlijk een buitenbeentje ? Misschien moeten christenen meer buitenbeentjes, vreemdelingen in de kerk worden (mensen laten zich helaas vaak meeslepen door de actualiteit die zo vlug voorbij gaat), om te kunnen kijken, te reageren als de liefdevolle God en Jezus doen : anders dan het gewone, of beter gezegd met voorrang voor het enige dat echt telt : openheid voor God, die niet met deze wereld samenvalt, maar er bovenuit stijgt.

Aan ons de uitnodiging om als nieuwe mensen, met nieuwe ogen, vernieuwd en zuiver van geest, Jezus op zijn weg na te volgen.

De wonderen zijn ook in onze dagen echt nog niet de wereld uit!


zondag 5 oktober 2025

Lezingen H. Mis 27e zondag door het jaar C "Wij zijn maar gewone knechten; wij hebben alleen maar onze plicht gedaan.”

Eerste lezing (Hab. 1,2-3; 2,2-4)
Hoelang moet ik nog roepen, Heer,
terwijl Gij maar niet luistert?
Hoelang moet ik de hemel nog geweld aandoen,
terwijl Gij maar geen uitkomst brengt?
Waarom laat Gij mij onrecht lijden
en ziet Gij die ellende maar aan?
Waarom moet ik leven te midden van geweld en verdrukking
en waarom rijst er twist
en moet men lijden onder tweedracht?

De Heer gaf mij antwoord:
“Schrijf het visioen op,
zet het duidelijk op schrift,
zodat men het vlot kan lezen.
Want dit visioen
– al wacht het de vastgestelde tijd nog af –
hunkert niettemin naar zijn vervulling:
het vertelt geen leugen.
Al blijft het ook uit, geef het wachten niet op,
want komen doet het beslist
en het komt niet te laat.
Bezwijken zal hij,
die in zijn hart niet deugt;
de rechtvaardige echter blijft leven door zijn trouw.”

Tweede lezing (2 Tim. 1,6-8.13-14)
Dierbare,
vergeet niet het vuur aan te wakkeren van Gods genade,
die in u is door de oplegging van mijn handen.
Want God
heeft ons niet een geest geschonken van vreesachtigheid,
maar een geest van kracht, liefde en bezonnenheid.
Schaam u dus niet van onze Heer te getuigen.
Schaam u evenmin voor mij, zijn gevangene.
Draag uw deel in het lijden voor het evangelie.
Neem als richtsnoer de gezonde beginselen, die gij uit mijn mond hebt vernomen
en houdt ze vast in het geloof en de liefde van Christus Jezus.
Bewaar de u toevertrouwde schat
met de hulp van de heilige Geest, die in ons woont.

Evangelie (Lc. 17,5-10)
In die tijd zeiden de apostelen tot de Heer:
“Geef ons meer geloof.”
De Heer antwoordde:
“Als ge een geloof had als een mosterdzaadje,
zoudt ge tot die moerbeiboom zeggen:
Maak uw wortels los uit de grond en plant u in de zee,
en hij zou u gehoorzamen.
Wie van u zal tot de knecht,
die hij in dienst heeft als ploeger of veehoeder
bij diens thuiskomst van het land zeggen:
Kom meteen aan tafel en tast toe?
Zal hij niet eerder zeggen:
Maak mijn maaltijd klaar;
omgord je en bedien mij, terwijl ik eet en drink;
daarna kun je zelf eten en drinken?
Moet hij die knecht soms dankbaar zijn,
omdat hij heeft uitgevoerd wat hem is opgedragen?
Zo is het ook met u:
wanneer ge alles hebt gedaan wat u opgedragen werd,
zegt dan: Wij zijn maar gewone knechten;
wij hebben alleen maar onze plicht gedaan.”

Dominica XXVII per annum - Introitus (In voluntate tua)

Collectegebed 27e zondag door het jaar I Schenk ons wat wij niet durven vragen.

Collectegebed 27e zondag door het jaar I  - Overweging

Schenk ons wat wij niet durven vragen.
I n l e i d i n g
Het collectegebed van vandaag is rijk aan fijngevoelige gedachten:  Gods vaderlijke goedheid is oneindig en geeft meer dan wij verdienen. De bede vraagt vergiffenis voor “al wat ons geweten verontrust” en om zaken, “die het gebed niet durft te vragen”. Ook hier horen we de echo van de twee kernbeden van het Onze Vader: “Uw Rijk kome” en “vergeef ons onze schuld”.

Missale Romanum – 1970
Omnipotens sempiterne Deus,
qui abundantia pietatis tuæ et merita supplicum excedis et vota,
effunde super nos misericordiam tuam,
ut dimittas quæ conscientia metuit,
 et adiicias quod oratio non præsumit.

Nederlands Altaarmissaal – 1979
Almachtige eeuwige God,
in uw grote goedheid geeft Gij meer dan ons toekomt, meer dan wij verlangen.
Wij vragen U: bewijs ons uw overvloedige barmhartigheid:
vergeef al wat ons geweten verontrust
en schenk ons wat wij niet durven vragen.

Werkvertaling
Almachtige eeuwige God,
Die met/door de overvloed van uw liefde de verdiensten en wensen van hen die tot U smeken overstijgt,
stort uw barmhartigheid over ons uit
zodat Gij wegneemt wat ons geweten verontrust
en toevoegt wat ons gebed niet durft verwachten.
L i t u r g i s c h e   a n t e c e d e n t e n
Met een kleine variant staat het collectegebed van deze zondag vermeld in het oude Sacramentarium Gelasianum, 1201 (Vat.Reg.Lat.316; 1e helft 8e eeuw). In het preconciliaire Missale Romanum was dit de collecte van de 11e zondag na Pinksteren en werd in de Novus Ordo Missale Romanum opgenomen als collecte van de 27e zondag van de Tijd door het Jaar.
O v e r w e g i n g 
De liturgie hanteert graag het concept van de overvloedige rijkdom van God (abundantia). Dat deze overvloed te vinden is in de liefde (pietas) maakt het hart van de bidder gelukkig zodat het als het ware wordt aangemoedigd véél en overdadig te vragen, ofschoon het er geen enkele aanspraak op kan maken. Goed beschouwd verdienen wij dit geschenk van God niet, maar het is de genade is die ons onverdiend deze overvloed schenkt. Dit ligt op geen enkele wijze aan ons maar enkel en alleen aan de overvloedige rijkdom van zijn liefde.

Daarmee is nog niet het belangrijkste gezegd: de liefde van God overstijgt in haar vrijgevigheid zelfs onze onverzadigbare wensen (vota). Want wanneer wij naar oneindig en eeuwig geluk verlangen, kunnen we deze onbegrensdheid slechts door ontkenning van de grenzen vatten maar nooit ten volle de oneindige heerlijkheid van de goddelijke gaven begrijpen. We zouden God en zijn liefde zelf moeten kennen om uit te kunnen drukken wat God ons heeft beloofd en wat wij Hem vragen.
Vanuit de gedachte aan de overvloedige rijkdom kiest het gebed al onmiddellijk zijn eerste term: “stort uw barmhartigheid over ons uit”. “Uitstorten” (infunde) is de taal die de oraties graag gebruiken in deze context en vooral wanneer de liefde zich kenbaar maakt in de “Uitstorting van de Heilige Geest” daarbij de H. Schrift volgend als deze zegt: “De liefde van God is in ons hart uitgestort door de Heilige Geest die ons werd geschonken” (Rom 5,5).
Vervolgens wordt de algemeen gehouden bede (effunde super nos misericordiam tuam) in twee richtingen geconcretiseerd. Eerst gaat het om de vergeving van de zonde. Onder de indruk van de onmeetbare liefde van God voelt het geweten van de zondaar zich door vrees bevangen. Er bestaat geen grotere schrik dan het bewustzijn deze overvloedige liefde gekwetst te hebben. Daarvoor is er geen redding tenzij juist deze liefde van God. Zij moedigt de bidder aan vergiffenis te vragen en vervult hem met vertrouwen. Zij bemoedigt hem zelfs opnieuw zonder beperking te vragen, wat het gebed niet waagt uit te spreken, ja, zo zal men mogen toevoegen, dát te vragen wat verder gaat dan waartoe het door de liefde gedreven biddende en zo mateloos verlangende hart in staat is.
Vandaag is deze dank heel bewust en levendig in ons, en de zondag weerklinkt als verrijzenisdag van de Heer van de vreugde over zijn mateloze barmhartigheid. God de Vader heeft in zijn “overgrote liefde” meer gegeven dan wij konden vragen, en eraan toegevoegd wat het gebed nooit zou hebben durven vragen: het goddelijk leven. Een bovennatuurlijke levenskracht, die alleen de christen kent door de uitstorting van de Heilige Geest stuwt geest en lichaam voort en maakt van hem, zoals de H. Paulus zegt, een levendmakende Geest (1 Kor 15,45).

De eerste christenen zijn hiervan een levend getuigenis. Vol liefde droegen zij de last van het zware dagelijkse leven, vervuld van een vreugde, die niemand begreep. Dagelijks stelden zij in de dagen van vervolging hun leven in de waagschaal. Blij leden zij het verlies van hun aardse goederen en gingen zij in ballingschap of naar het schavot zoals anderen naar een feestmaal. Vrijwillig verlieten zij hun bezittingen, verdwenen voor de wereld en leidden in de woestijn een leven vol ontbering, maar rijk door het bezit van God. Maagdelijk en louter en alleen levend voor God droegen zij overvloedige de vruchten van leven uit hun vereniging met Christus. Dit is ook nu nog evenals in de vroegste tijd het wezen van de christen: hij bezit het leven, omdat hij het met de Heer heeft prijsgegeven in de mystieke dood. De verrijzenis van Christus is de onuitputtelijke bron van goddelijk leven voor de zijnen. Daarom houdt de Kerk niet op, de boodschap van de Verrijzenis te verkondigen: “Voor alles heb ik u overgeleverd, wat ik ook zelf als overlevering heb ontvangen, namelijk dat Christus gestorven is voor onze zonden volgens de Schriften, dat hij begraven is en verrezen op de derde dag…” (1 Kor 15,3-4). Dat is de belangrijkste boodschap van het leven voor alle gelovigen en gedoopten, die -ook beleefd en uitgedragen door de Kanunnikessen van het Heilig Graf in Sint Odilienberg in het devies van het huis- verwoord wordt met het psalmwoord: “Apud te est fons vitæ et in lumine tuo videbimus lumen” – bij U is de bron van het Leven en in Uw licht [van de Verrijzenis] zullen wij het licht zien – (Ps 35[36]10). Niet met woorden alleen, maar vooral door haar liturgisch handelen verkondigt de Kerk dagelijks opnieuw: “Christus leeft”- ook wij zullen leven, zo wij met Hem sterven. Het dagelijks Offer in de H. Mis en de liturgische viering van het kerkelijk jaar zijn niets anders dan de plechtige verkondiging  van de Dood  en Verrijzenis van Christus. Hier stroomt de kracht van zijn onsterfelijk leven op de zijnen  over en geeft Hij “aan zijn volk kracht en sterkte” (Ps 67[68],36). Hier worden wij gered naar lichaam en ziel maar smachten steeds opnieuw naar  zijn redding door op zijn woord onze hoop te stellen (Cf. Ps 118,81; Communio 27e zondag). Hier vinden wij kracht en vreugde in de Communie en bidden wij om op te gaan in Hem die ons voedsel is (Cf. Gebed na de Communie, 27e zondag):  in lumine tuo videbimus lumen!

(Bew. van J. Passcher en Aem. Löhr)

Trust in God’s Plan - Bishop Barron’s Sunday Sermon

donderdag 2 oktober 2025

Manifestatie Kunststroom Roerdalen-Wassenberg 4 en 5 oktober 2025 in Mariakapel en Basiliek - exposerende kunstenaars met link naar werk

 Expositie in Basiliek en Mariakapel Sint Odiliënberg


Exposerende kunstenaars op deze locatie met link naar hun werk:

Constant,

Geert Hüsstege,

Jan Teuwen

Aanstaande zondag 5 oktober 2025- Concertante muziek in de Basiliek voorafgaand aan de Vespers om 16u



 

Programma  

1. Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)

Kerksonate in A  [KV 225]

2. Welkom en inleiding

3. Franz Schubert (1797-1828)

Der gute Hirt naar psalm 23, D449 

4. Theodor Kirchner (1823-1903) 

Poco lento, uit:  Zwei Tonstücke [Opus 92] 

5. David Cameron ( * 1937)

Andante Cantabile (2006) à quatre mains

Uit: Sonata for Organ, Four Hands and Feet

6. Franz Schubert (1797-1828)

Im Abendrot:  O, wie schön ist deine Welt [D 799]

7. Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)

Kerksonate in F  [KV 145]  

8. Johannes Brahms (1833-1897)

Vier ernste Gesänge [Opus 121]

zondag 28 september 2025

Overweging bij 26e Zondag door het jaar - C Het Evangelie neemt de rijken op de korrel. Waarom?

Rijkdom geeft aanzien, invloed en macht. Dit alles geeft de mens de indruk zeker te zijn van zichzelf, dat hij zelf het leven in zijn handen heeft. Zo'n mens denkt dat hij kan kopen waar hij zin in heeft. Hij voelt zich van niemand of niets afhankelijk. Zijn bankrekening kan tegen een inflatiestoot. Zijn jaarlijkse vakanties zijn verzekerd. En zijn toekomst, zijn oude dag zijn veilig. De mens is volledig opgesloten in zichzelf.

Er komt echter een moment dat hij gedwongen wordt om tot zichzelf te komen. De positie die de mens in de maatschappij had, telt niet meer. Alles wordt stil. De mens is nog slechts alleen met zichzelf. Hij luistert alleen nog naar zijn eigen arm hart. Voor wie of waarvoor heeft hij eigenlijk geleefd ? Wat was zijn leven ? Zijn geld soms ; of zijn carrière ?

Het leven hier, voor een tijd van 70, 80, 90 jaar, is van voorbijgaande aard. Hoe broos het is, constateren we elke dag opnieuw : overlijdensberichten, ongelukken, rampen en oorlogen.

Het eigenlijke leven ligt aan de overkant, daar waar geen armen, geen rijken meer zijn : allen zullen dan één zijn.

Vanuit deze gelijkheid van allen voor de liefdevolle God, binden christenen de strijd aan tegen de armoede in de wereld. Het Evangelie roept op tot soberheid : het bevordert ons welzijn als we afstand nemen van die dolle wedloop naar meer geld en bezit. Er zijn belangrijker levenswaarden. 

Je kunt nu eenmaal niet God dienen én het geld. Mensen raken steeds meer in de ban van geldkwesties. We zien hoe hartstochtelijk en verblind sommige mensen zijn, wanneer het daarom gaat. Mensen met oogkleppen.

Laten we ons bevrijden door de soberheid, zodat we rustiger adem kunnen halen en anderen ook laten leven. U zult vlug merken dat u dichter bij de mensen staat.

Eerbied voor de rechten van een ander is de basis voor de onderlinge vrede.

Geeft u, uw medemensen ook de ruimte om zichzelf te zijn ?


Offertorium: Super flumina babylonis Offertorium Dominica XXVI per annum

zaterdag 27 september 2025

Love for the Poor - Bishop Barron’s Sunday Sermon 26C

Collectegebed 26e zondag door het jaar - Schenk ons voortdurend uw genade


Collectegebed 26e zondag door het jaar - Schenk ons voortdurend uw genade

God heeft de wereld en de mensen uit liefde geschapen. Gods almacht staat in dienst van zijn liefde. God kan scheppen en vernietigen. Maar zijn liefde maakt dat Hij liever barmhartig is en ontziet dan verdoemt.
De blijde belijdenis over Gods eigenschappen en dat wat Hij wil - sparen en genadig zijn - moedigt aan om onophoudelijk (indesinenter) in overvloedige mate (infunde - stort in/uit) zijn genade (gratiam tuam) te vragen. De bidder vraagt om een groot goed, maar ook het te bereiken doel waarvoor de volheid van genade wordt gevraagd, is verheven: God heeft ons het eeuwige leven beloofd en ons op de weg naar de eeuwigheid geplaatst. Die weg wordt currentes (letterlijk rennend zoals een wielrenner, een “coureur” of een koerier) afgelegd. Aan het einde, wanneer “de loop volbracht is” (vgl. 2 Tim 4,7), wordt pas duidelijk hoe steil de weg was en hoe noodzakelijk de onophoudelijke stroom van genade om die te voleinden. Want het einde is het bezit van de hemelse goederen in de gemeenschap van Engelen en Heiligen, wanneer God zelf het “overgrote loon” is, zoals Hij heeft beloofd (vgl. “merces tua magna nimis” in Gen 15,1 in de Vulgaateditie) .

Missale Romanum – 1970
Deus, qui omnipotentiam tuam
parcendo maxime et miserando manifestas,
gratiam tuam super nos indesinenter infunde
ut, ad tua promissa currentes,
cælestium bonorum facias esse consortes.         

Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie - 1979
God, Gij toont uw grootheid vooral
als Gij ons genadig zijt en barmhartigheid bewijst.
Schenk ons voortdurend uw genade
op de weg naar het beloofde geluk,
om eenmaal uw koninkrijk te mogen binnengaan.

Letterlijke vertaling
O God, die Uw almacht bewijst
vooral door ons te sparen en barmhartig te zijn,
stort voortdurend uw genade over ons uit
zodat Gij bewerkstelligt, dat [wij], die ons haasten naar uw beloften,
deelgenoten zijn aan de hemelse weldaden.        

L i t u r g i s c h e  a n t e c e d e n t e n

Deze oratie stond in een enigszins andere vorm in het oude Sacramentarium Gelasiense (Vat. Reg. lat. 316; eerste helft 8e eeuw. Ed. Mohlberg 1960) en was in het Missale Romanum van 1962 de collecte van de 10e zondag na Pinksteren.

O p b o u w  e n  z i n s c o n s t r u c t i e s

1 Deus, qui omnipotentiam tuam
2 parcendo maxime et miserando manifestas,
3 gratiam tuam super nos indesinenter infunde
4 ut, ad tua promissa currentes,
5 cælestium bonorum facias esse consortes.

Regel 1 Deus: vocativus aanspreekvorm van Deus: God. De smekeling roept God direct aan.
Regel 1-2 ..., qui omnipotentiam tuam parcendo maxime et miserando manifestas:
betrekkelijke bijzin die twee hoedanigheden van God noemt ..., die het meest uw almacht toont door [ons] te sparen en [ons] genadig te zijn…  Beide hoe-danigheden worden uitgedrukt door het gebruik van de gerundia (1) parcendo en miserando. omnipotentiam tuam als object bij het praesens manifestas.
                        
Regel 3         gratiam tuam super nos indesinenter infunde Eigenlijke smeekbede met de imperativus infunde achteraan geplaatst. De imperativus
infunde wordt nader bepaald door het adverbiaal gebruikte substantivum indesinenter. Hoofdzin in het midden van de oratie Stort uw genade voortdurend over ons uit…
Regel 4-5     ut, ad tua promissa currentes, Lees: ut caelestium bonorum facias (nos) esse consortes, ad tua promissa currentes. De finale/consecutieve bijzin beginnende met ut bevat een bijzin ingeleid door ad. Het gebruikte participium praesentis activi currentes kan hier vertaald worden door middel van een betrekkelijke bijzin ingeleid door die. Het ontbrekende antecedent is tussen haakjes (nos) aangevuld (op grond van het gebruik van nos in regel 3) voor een beter inzicht in de zinsstructuur. Door het toevoegen van nos wordt tevens de AcI-constructie duidelijk zichtbaar (nos…esse). zodat Gij bewerkstelligt dat (wij), die ons haasten naar uw beloften, deelgenoten zijn aan de hemelse weldaden. 



V o c a b u l a r i u m

<             regel 2:
Parco, peperci (soms parsi, parsum): sparen, verschonen, medelijden hebben, zich onthouden van onrecht, niet krenken, zuinig zijn, zich matigen, zich onthouden. Binnen een bepaalde context ook "vergeven".
Dit verbum wordt dikwijls gebruikt in liturgische gebeden zoals bijvoorbeeld als het antwoord in de mooie litanieën, die wij als katholieken zingen vooral in tijden van nood: "Parce nobis, Domine” Spaar ons, Heer!" Tijdens de Vasten laat het schrijnende Latijnse gezang onze rouwmoedige geest weten: "Parce, Domine” “O Heer, spaar uw volk, wees niet voor eeuwig toornig op ons".
Een andere parallelplaats van parcere als goddelijke eigenschap wordt gevonden in de eerste oratie na de Litanie van alle Heiligen op de “Kruisdagen": Deus, cui poprium est misereri et parcere - God, [aan] Wie het eigen is altijd genadig te zijn en te sparen.

Parcendo maxime et miserando manifestas
Twee verba en in de gerumdium-vorm eindigend op - do (= ablativus enkelvoud).
Het bijwoord maxime is aan beide werkwoorden gekoppeld.

maxime: adverbium / bijwoord van de superlatiefvorm maximus (magnus-maior-maximus).
Het bijwoord maxime geeft een nadere bepaling van het werkwoord waar het mee verbonden is, in ons geval van de manier waarop God spaart en barmhartig is: maxime.
Betekenissen: 1. het meest, in de hoogste mate, vooral, zeer, bijzonder 2. hoofdzakelijk, juist, het liefst, bij voorkeur.

manifestas: 2e pers. enkelvoud van manifestare:
1. duidelijk, zichtbaar maken 2. openbaren, mededelen 3. passieve vorm: verschijnen.
Onze taal bewaart het woord manifest als 1. bijvoeglijk naamwoord in de betekenis van: klaarblijkelijk, duidelijk 2. als zelfstandig naamwoord in de zin van officiële mededeling, uiting, verklaring; naast manifest als substantief, een tweede substantief: manifestatie en 3. in het werkwoord: zich manifesteren.

<             regel 3:
indesinenter: bijwoord met ontkennend in- als voorvoegsel: onophoudelijk,
gestadig, voortdurend. Indesinenter < desinere, desii, desitum = ophouden met.      

De woordengroep gratiam tuam super nos indesinenter infunde doet ons onmiddellijk denken aan het slotgebed van het Angelusgebed: Gratiam tuam, quaesumus, Dómine, méntibus nostris infúnde – Stort, Heer, uw genade in onze harten..

<             regel 4:
ut + coniunctief facias in regel 5:  zodat Gij maakt
ad tua promissa currentes; bijzin die de finale/consecutieve bijzin: ut… facias esse consortes onderbreekt waarbij het participium præsentis activi het subject ontleent aan de accusatief consortes het gezegde mereamur : (...) zodat Gij... terwijl wij ons spoeden naar uw beloften
currentes: meervoudsvorm in de nominatief van het tegenwoordig deelwoord van het werkwoord: cúrrere-cucúrri, cursum = lopen, rennen
In onze taal: koers, parcours, coureur (renner) met vertaling in het Nederlands: koerier (van oudsher een bode die hard liep naar zijn bestemming), cursus, cursief.
tua promissa: uw beloften < promittere, promisi, promissum= beloven. Promissa komt van deze laatste vorm en betekent letterlijk: de dingen die beloofd zijn (voltooid deelwoord zelfstandig gebruikt in het onzijdig meervoud). Vergelijk de in de liturgie van de Advent gebruikte aanduiding voor Christus: Redemptorem promissum: de beloofde Verlosser, en ook: Promissum = de Beloofde.
Naast promissa ook promissio,-onis = belofte.
Tua promissa staat voor het beloofde eeuwige leven.

<             regel 5:
cælestium bonorum facias esse consortes
In de zinsconstructie: (...) ut, ...cælestium bonorum facias esse consortes = opdat...Gij maakt dat wij deelgenoot zijn aan (in het Latijn worden twee genitivi gebruikt) de hemelse goederen is facias esse consortes een a.c.i.-constructie. In de vertaling hoeft de a.c.i. niet altijd worden overgenomen.
cælestium bonorum: genitief meervoud < cælestia bona: hemelse goederen
Twee genitieven die behorenb bij het substantief consortes.
Consors, -tis, zowel een adiectief als substantief: een samenvoeging van het voorvoegsel voor "met" (=con-) en sors "lot" in de zin van een kans of briefje wanneer "het lot geworpen wordt", bestemming, (nood)lot. Een consors is iemand met wie je een gemeenschappelijk lot deelt. (Onze taal bewaart o.a. de uitdrukking: .. en consorten!; ook de term consortium = bundeling of vereniging van personen of instanties die hetzelfde belang nastreven).
Consors heeft ook de betekenis: "het bezit met iemand delen (als broer, zuster, familielid), leven in gemeenschap van goederen, gemeenschappelijk deelnemen." Hierbij is te overwegen dat wij naar Gods beeld en gelijkenis gemaakt, wij moeten handelen zoals God handelt: weten, willen en beminnen. Aangezien God ons spaart en barmhartig is, moeten wij eveneens barmhartig zijn en anderen ontzien als wij deelnemers en mede‑erfgenamen willen zijn.

O v e r w e g i n g

Een van de manieren waarop God zijn almachtige natuur toont is door vergevingsgezind te zijn en ons te sparen. God is de Schepper en Bestuurder van al het zichtbare en onzichtbare, die door een daad van zijn wil alles in stand houdt, en zijn almacht toont vooral door middel van zijn barmhartigheid die onbegrensd is. Door Gods wil te overtreden hebben onze eerste ouders en in hen het gehele menselijke geslacht, een oneindige kloof tussen ons en God geopend. Aangezien de kloof onmetelijk was, kon alleen een almachtige God deze kloof overbruggen en omdraaien; herstellen en overbruggen. God heeft de breuk niet hersteld uit rechtvaardigheid, maar veeleer omdat Hij in zijn goedheid ook barmhartig is.
Mensen vallen vaak in de valstrik om manifestaties van macht te verbinden met daden van rechtvaardigheid. In deze collecte echter wordt de andere kant van machtsbetoon belicht. De wonderen door Jezus in de Evangeliën bewerkt, beminnelijke gebaren naar lijdende mensen, waren daden van barmhartigheid, dikwijls verbonden met vergeving van zonden. De verzekering van de barmhartigheid van God doet echter niets af aan Gods rechtvaardigheid. Barmhartigheid betekent niet de ogen voor rechtvaardigheid sluiten, want dat zou neer komen op verraad van de waarheid, de liefde en de gerechtigheid zelf. Desondanks moet, indien rechtvaardigheid moet gehandhaafd worden omdat God waarheid is, ook de barmhartigheid worden betracht omdat God liefde is. Voor God is het in evenwicht houden van rechtvaardigheid en barmhartigheid de eenvoud zelf aangezien Hij volmaakt eenvoudig is. Daar Hij kennis heeft van alles wat ooit geweest is, nú is of wat zal zijn evenals van de complexiteit van de invloed van ieders daad door de geschiedenis heen, heeft God geen conflict in de toepassing van barmhartige rechtvaardigheid of rechtvaardige barmhartigheid. Voor de mens is, speciaal in tijden van beproeving, het tegelijkertijd practiseren van barmhartigheid en rechtvaardigheid inderdaad zeer moeilijk. Vanwege de verwondingen die onze wil en verstand zijn toegebracht, onze worsteling met woede of hartstochten, is het voor ons zo nu en dan heel moeilijk om te zien wat goed, juist en waar is, of onze emoties te beteugelen zelfs wanneer wij de zaken correct zien. Wij balanceren dikwijls tussen eerst eerlijk en rechtvaardig om vervolgens barmhartig te zijn. De twee stromingen van barmhartigheid en rechtvaardigheid te verenigen is een geweldige uitdaging. Wanneer we iemand ontmoeten die wij in staat achten rechtvaardigheid en barmhartigheid in evenwicht te brengen, zijn wij diep onder de indruk en beschouwen wij deze als een voorbeeld van wijsheid omdat deze meer volmaakt handelt als een beeld van God dan vele anderen. Wij worden bewogen door diens voorbeeld omdat wij diep inwendig weten hoezeer we dat zouden moeten naleven.

Een manier waarop wij het meest volgens Gods beeld in ons handelen, ons gedragen als "mede‑erfgenamen" van Christus, als authentieke christelijke consortes (lotgenoten), is juist wanneer wij met medeleven te werk gaan. Is medeleven de sleutel tot het in balans brengen van barmhartigheid en rechtvaardigheid? In de taal van de Bijbel, zoals het Hebreeuwse racham, is medelijden vaak verwisselbaar met barmhartigheid. Het Latijnse woord compassio komt van het Latijnse patior, "iemand verdragen / het met iemand uithouden". Ons hele wezen wordt bewogen en beroerd omdat deze concepten op een mysterieuze wijze tonen wie wij als menselijke wezens zijn en hoe wij zouden moeten handelen.
In een nu beroemde passage uit Gaudium et spes van het IIe Vatikaans Concilie wordt ons geleerd, dat Christus in de wereld kwam om de mens vollediger aan zichzelf te openbaren (GS 22).In al zijn woorden en daden deed Christus dit tijdens zijn aardse leven, doch het hoogste moment van deze openbaring over wie wij zijn was zijn Lijden en Dood op het kruis en de daarop volgende Verrijzenis uit het Graf. Wanneer wij zijn Lijden navolgen in opofferende liefde in het oprechte "mededogen" wat medelijden is, handelen wij zoals wij door God gemaakt waren om te doen. In oprechte en concrete daden van medelijden openbaren wij op onze beurt de mens vollediger aan zichzelf. Op onze manier tonen wij Gods beeld aan onze naaste en wordt deze bewogen. Wij kunnen niet bewogen worden tenzij wij reeds versteend en koud en dood zijn. Paus Johannes Paulus II schreef "de mens kan niet leven zonder liefde", zowel de liefde die hij geeft als de liefde die hij ontvangt.

Dikwijls kunnen wij daden van oprecht medeleven zien van veel mensen in de nasleep van de rampen waarmee we regelmatig worden geconfronteerd. Iets in hen beweegt hen diep tot actie. Ieder gebaar van medeleven van de kant van de reddingswerkers, medisch personeel, militairen, handhavers van de wet, eerste hulp, medewerkers van sociale instellingen beweegt in steden, dichtbij en veraf, de harten omdat wij in hun daden dat beeld zien waarin iedere man, vrouw en kind weerklank van zijn betere ik vindt. (Onverdiende) daden van liefdadigheid, barmhartigheid, rechtvaardigheid en medelijden maken aan onze naasten de God zichtbaar naar wiens gelijkenis wij allen gemaakt zijn. Wij worden door deze daden bewogen omdat wij dan ook in andere mensen iets zien wat echt werkelijk is. Wij worden ook door medelijden van anderen bewogen omdat lijden een fundamenteel element is van de menselijke natuur, die door Christus' Lijden betekenis heeft gekregen. Individuele personen kunnen door hun voorbeeld grote veranderingen in een maatschappij verwezenlijken. Als één persoon veel kan doen, hoeveel méér zou er gedaan kunnen worden door een gemeenschap van mannen en vrouwen, die dorsten naar heiligheid en rechtvaardigheid (de Kerk), die er naar streven in medelijden, rechtvaardigheid en barmhartigheid te handelen?

Door zijn rechtvaardigheid wil God ons geven wat wij verdienen. Door zijn barmhartigheid wil Hij ons bepaalde aspecten van wat wij verdienen niet geven. Door zijn genaden over ons uit te storten geeft God ons wat wij niet verdienen. Zijn rechtvaardigheid moet ontvangen worden met vreugdevolle schroom, of wij dit willen of niet. Zijn barmhartigheid moeten wij afsmeken met nederig vertrouwen. Zijn genade, die door ons niet verdiend is, omhelzen wij met opgetogen dankbaarheid.

(1)
GERUNDIUM: een actieve vorm van het werkwoord waarin dit verbum wordt behandeld alsof het een substantivum was. Het wordt dan ook verbogen doordat achter de præsensstam de volgende uitgangen worden geplaatst: -ndi of -endi (genitivus); -ndo of -endo (dativus en ablativus); -ndum of -endum (accusativus). De infinitivus doet dienst als nominativus van het gerundium en kan ook als accusativus gebruikt worden.
Zie voor de verbuiging van de werkwoordgroepen en de vertaling de herziene uitgave van Dom Cyprianus Coppens O.S.B. +, Handboek voor Kerklatijn, Brepols 1985, blz. 100-101.
Met dank ontleend aan P. Zuhlsdorf, WDTPRS, en andere auteurs.