maandag 4 augustus 2025
Overweging bij lezingen 18e zondag door het jaar C - Er is meer tussen hemel en aarde dan bezit.
Bezit is heel belangrijk voor ons, mensen, om te overleven, om te leven, om menswaardig te leven. We kennen allemaal de beelden van de tv van mensen die niets hebben, die moeten leven van de vuilnishoop en die nauwelijks overleven, om nog maar niet te spreken over menswaardig leven.
Nee, bezit is levensbehoefte. Bezit maakt het mogelijk dat we als mens een beetje tot ons recht komen ; bezit geeft ruimte om van het leven te genieten. Je kunt terecht zeggen dat bezit een zegen is. Een zegen, maar wel een riskante zegen. De ervaring leert ons nl. dat bezit en bezetenheid vlak naast elkaar liggen. 'Hebben' staat ons op het lijf geschreven. Als het daarbij zou blijven, is het nog tot daaraan toe. Maar 'hebben' is meestal niet genoeg. Als je niet erg oppast, loopt het uit op : hebben, hebben, nog meer hebben.
We zien dat dagelijks om ons heen. Heel onze prestatie- en productiemaatschappij stuwt ons in die richting. Iemands waarde wordt afgemeten aan wat hij bezit. Bezit geldt als statussymbool in onze samenleving. In sommige kringen kijken ze je toch wat vreemd aan, als je geen dvd en computer hebt. Hoe vaak probeert de reclame ons niet duidelijk te maken, dat je pas echt meetelt als je dit of dat hebt ? Hoe meer je hebt, hoe meer je bent, zo wordt dan geredeneerd. Dus werken mensen steeds harder, draaien ze overuren om weer groter en beter te kunnen kopen.
Voordat we dol draaien is het daarom heel gezond dat we ontnuchterende opmerkingen horen van Jezus van Nazareth. In het boek Prediker lezen we : Mensen, wat maken jullie je toch druk : zwoegen en ploeteren, jezelf voorbij hollen ... En waarvoor ? Voor windvlaag, lucht, voor niets, want alles gaat voorbij. Jezus zegt het op een andere manier met het verhaal over die man die nieuwe schuren bouwt om zijn grote voorraad op te slaan. Je zou dit verhaal heel plastisch kunnen samenvatten : je doodshemd heeft geen zakken !
Dat is een heel heilzame relativering van al het zwoegen van mensen om meer en meer te hebben. Waarom immers zouden mensen zich op een doodvermoeiende manier uitsloven, om de rijkste man of vrouw onder de grond te worden ? Dan is men dwaas bezig, zegt het Evangelie. Als men bezeten is van bezit, vergeet men het leven zelf.
Heel de tendens van het leven van Jezus is, dat er belangrijkere zaken zijn dan bezit. Hij had geen vaste woonplaats en leefde van giften. Hij was zo druk bezig met over God te spreken en met mensen die niet meetelden, dat Hij eenvoudig geen tijd had om bezit te verzamelen en er nog op te letten ook. Hij had wel waardevoller dingen dan bezit aan zijn hoofd.
Hij vindt dat ook andere mensen niet te veel waarde aan bezit en rijkdom moeten hechten, want dan verlies je belangrijker zaken uit het oog.
Er is meer tussen hemel en aarde dan bezit.
Lezingen H. Mis 18e zondag door het jaar C Zo gaat het met iemand die schatten vergaart voor zichzelf, maar niet rijk is bij God.
Eerste lezing: Pred. 1, 2; 2, 21-23
IJdelheid der ijdelheden, zegt Prediker,
ijdelheid der ijdelheden, en alles is ijdelheid!
Er zijn mensen, die zich aftobben en inspannen
met wijsheid en kennis van zaken,
maar wat ze verdienen, moeten ze afgeven aan anderen,
die zich niet inspanden.
Ook dat is ijdelheid en grote onbillijkheid.
Wat heeft een mens tenslotte aan al zijn geploeter,
en aan de zorgen waarmee hij zich op aarde kwelt?
Alle dagen bereiden hem leed, en ergernis is zijn loon;
zelfs ‘s nachts vindt hij geen rust; ook dat is ijdelheid.
Tweede lezing: Kol. 3, 1-5. 9-11
Broeders en zusters,
als gij met Christus ten leven zijt gewekt,
zoekt wat boven is,
daar waar Christus zetelt aan de rechterhand Gods.
Zint op het hemelse, niet op het aardse.
Gij zijt immers gestorven
en uw leven is nu met Christus verborgen in God.
Christus is uw leven,
en wanneer Hij verschijnt,
zult gij ook met Hem verschijnen in heerlijkheid.
Maakt dus radicaal een einde aan immorele praktijken,
ontucht, onzedelijkheid, hartstocht, begeerlijkheid
en de hebzucht, die gelijk staat met afgoderij.
En beliegt elkaar niet meer.
Gij hebt de oude mens met zijn gedragingen afgelegd
en u bekleed met de nieuwe mens,
die op weg is naar het ware inzicht,
terwijl hij zich vernieuwt naar het beeld van zijn Schepper.
Dan is er geen sprake meer van Griek of Jood,
besnedene of onbesnedene,
barbaar of Skyth,
van slaaf of vrije mens.
Daar is alleen Christus,
alles in allen.
Evangelie: Lc. 12, 13-21
In die tijd zei iemand uit het volk tegen Jezus:
“Meester, zeg aan mijn broer dat hij de erfenis met mij deelt.”
Maar Jezus antwoordde hem:
“Man, wie heeft Mij tot rechter of verdeler over u aangesteld?”
En Hij sprak tot hem:
“Pas op en wacht u voor alle hebzucht!
Want geen enkel bezit, – al is dit nog zo overvloedig –
kan uw leven veilig stellen.”
Hij vertelde hun de volgende gelijkenis:
“Het land van een rijk man had een grote oogst opgeleverd.
Daarom overlegde deze bij zichzelf:
Wat moet ik doen?
Ik heb geen ruimte om mijn oogst te bergen.
En hij zei:
Dit ga ik doen:
ik breek mijn schuren af en bouw grotere:
daarin zal ik dan heel mijn rijkdom aan koren opbergen.
Dan zal ik tot mijzelf zeggen:
Man, je hebt een grote rijkdom liggen, voor lange jaren;
rust nu uit,
eet en drink en geniet ervan!
Maar God sprak tot hem:
Dwaas!
Nog deze nacht komt men je leven van je opeisen;
en al die voorzieningen, die je getroffen hebt,
voor wie zijn die dan?
Zo gaat het met iemand die schatten vergaart voor zichzelf,
maar niet rijk is bij God.”
maandag 28 juli 2025
Dagelijks Rozenkransgebed om 14.30u in Mariakapel
Vanaf volgende maand bidden wij graag ons dagelijks rozenkransgebed samen met anderen: iedere dag om 14.30 uur in de Mariakapel op de Kerkberg.
De Mariakapel is een monument met funderingen uit de 8e tot 10e eeuw, met een 19e-eeuws mergelstenen koor aan de oostzijde waaronder een grafkelder. In de oudste (in 1949 gerestaureerde) noordgevel van het schip (waarvan de onderzijde in keien en Kunrader steen is opgetrokken) zijn nog de drie dichtgemetselde bogen te zien waarmee de kapel vroeger met een ander gebouw (of zijbeuk) verbonden was. In de zuidgevel is in muurankers het jaartal van een eerdere restauratie aangegeven: 1631.
Zie ook hierna Hoe bidden we de Rozenkrans
Hoe bidden we de Rozenkrans?
Gebedssnoer
De rozenkrans is een gebedssnoer met oorspronkelijk vijftien maal tien kralen, telkens afgewisseld door een grotere kraal. Aan dit snoer werd ter ere van Maria bij elke kraal een weesgegroet, dus in totaal 150 weesgegroeten gebeden. De grotere kraal betrof het Onze Vader.
De tegenwoordig gebruikelijke en in de volksmond genoemde 'rozenkrans' is feitelijk het zogeheten 'rozenhoedje'. De naam is ontleend aan het hoedje van rozen dat als een kroontje of onder een kroontje vaak bij Maria en andere heilige maagden werd afgebeeld. Dit 'rozenhoedje' is een derde deel van de eigenlijke rozenkrans. Het snoer telt vijfmaal tien kralen met daartussen vijf grotere. Met dit snoer worden niet 150 weesgegroetjes gebeden, maar 'slechts' vijftig.
Hoe bid je de rozenkrans?
1. Maak een kruisteken en bid de geloofsbelijdenis.
2. Bid het Eer aan de Vader…; daarna een Onze Vader
3. Bij elk van de 3 pareltjes bid je :Wees gegroet..
4. Eer aan de Vader…Noem het eerste geheim. + Onze Vader…
5. Bid tien maal een Wees gegroet en sluit af met het Eer aan de Vader…
6.Noem het tweede geheim. + Onze Vader…
7. Bid tien maal een Wees gegroet en sluit af met het Eer aan de Vader…
8. Noem het derde geheim. + Onze Vader..
9. Bid tien maal een Wees gegroet en sluit af met het Eer aan de Vader…
10. Noem het vierde geheim. + Onze Vader..
11. Bid tien maal een Wees gegroet en sluit af met het Eer aan de Vader…
12. Noem het vijfde geheim. + Onze Vader…
13. Bid tien maal een Wees gegroet en sluit af met het Eer aan de Vader…
14. Sluit af met het kruisteken.
Tekst van de elementen:
De geloofsbelijdenis: Ik geloof in God de Almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde. En in Jezus Christus, Zijn enige Zoon, onze Heer, Die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de Maagd Maria, Die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, Die nedergedaald is ter helle, de derde dag verrezen uit de doden, Die opgestegen is ten Hemel, zit aan de rechterhand van God de Almachtige Vader, Van daar zal Hij komen oordelen de levenden en de doden. Ik geloof in de Heilige Geest; De heilige katholieke Kerk, de gemeenschap van de Heiligen; De vergeving van de zonden ;De verrijzenis van het lichaam; Het eeuwig leven. Amen.
Eer aan de Vader: Eer aan de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, zoals het was in het begin, en nu, en altijd, en in de eeuwen der eeuwen, Amen
Onze Vader: Onze Vader Die in de Hemelen zijt, geheiligd zij Uw Naam. Uw Rijk kome,
Uw Wil geschiede op aarde als in de Hemel.Geef ons heden ons dagelijks brood en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven aan onze schuldenaren. En leid ons niet in bekoring, maar verlos ons van het kwade. Amen.
Latijn: Pater noster, qui es in caelis, Sanctificetur nomen tuum. Adveniat regnum tuum.
Fiat voluntas tua, Sicut in caelo et in terra.
Panem nostrum quotidianum da nobis hodie, Et dimitte nobis debita nostra,
Sicut et nos dimittimus debitoribus nostris. Et ne nos inducas in tentationem:
Sed libera nos a malo. Amen
Wees gegroet: Wees gegroet Maria, vol van genade. De Heer is met U. Gezegend zijt Gij boven alle vrouwen, en gezegend is de vrucht van Uw lichaam, Jezus. Heilige Maria, Moeder Gods, bid voor ons, arme zondaars, nu en in het uur van onze dood. Amen
Latijn: Ave Maria, gratia plena, Dominus tecum. Benedicta tu in mulieribus,
et benedictus Fructus ventris tui, Iesus.
Sancta Maria, Mater Dei, ora pro nobis peccatoribus, nunc et in hora mortis nostrae. Amen.
Gebed van Fatima: O mijn Jezus, vergeef ons onze zonden, behoed ons voor het vuur van de hel, breng alle zielen naar de Hemel, vooral diegenen die uw barmhartigheid het meeste nodig hebben
De Geheimen van de Rozenkrans
Tijdens het rozenkransgebed wordt één van de delen van de zogeheten Geheimen van de Rozenkrans overwogen. Dit is een korte samenvatting van het levensverhaal van Jezus en Maria, ontleend aan de evangeliën. Elk deel bestaat uit vijf overwegingen.
De delen bestonden tot vorig jaar uit de Blijde, Droevige en Glorievolle Geheimen. Het was paus Johannes-Paulus II z.g. die eind 2002 in de eerdergenoemde apostolische brief aan de reeds bestaande 15 geheimen van de rozenkrans vijf 'geheimen van het Licht' toevoegde, een toevoeging die sinds eeuwen niet had plaatsgevonden. Hierdoor zijn de opeenvolgende geheimen meer een "samenvatting van het evangelie" geworden en hebben zij een duidelijker Bijbels fundament gekregen.
Hieronder een overzicht van alle geheimen, met de voorkeurdag waarop deze overwogen kunnen worden.
Intenties
Bij elk tientje of hele rozenkrans kan men een zogenaamde intentie naar voren brengen. Voor uzelf, een zieke, speciale gelegenheid, voor meer geloof, noem maar op.
De blijde geheimen (maandag en zaterdag)
1. De engel Gabriel brengt de blijde boodschap aan Maria.
2. Maria bezoekt haar nicht Elisabeth.
3. Jezus wordt geboren in de stal van Bethlehem.
4. Jezus wordt in de tempel aan God opgedragen.
5. Jezus wordt in de tempel teruggevonden.
Klik op onderstaande afbeelding
voor rozenkransuitleg voor kinderen
De geheimen van het Licht (donderdag)
1. Jezus wordt gedoopt in de Jordaan.
2. Jezus openbaart zichzelf op de bruiloft van Kana.
3. Jezus verkondigt het Rijk Gods en roept op tot bekering.
4. Jezus verandert van gedaante op de berg Tabor.
5. Jezus stelt de eucharistie in bij het Laatste Avondmaal.
De droevige geheimen (dinsdag en vrijdag)
1. Jezus bidt in doodsangst tot Zijn hemelse Vader.
2. Jezus wordt gegeseld.
3. Jezus wordt met doornen gekroond.
4. Jezus draagt Zijn kruis naar de Calvarieberg.
5. Jezus sterft aan het kruis.
De glorievolle geheimen (zondag en woensdag)
1. Jezus verrijst uit de doden.
2. Jezus stijgt op ten hemel.
3. De heilige Geest daalt neer over de apostelen.
4. Maria wordt in de hemel opgenomen.
5. Maria wordt in de hemel gekroond.
Oktober Rozenkransmaand
Reeds in de Middeleeuwen werd de rozenkrans gebeden in kloosters. Het was met name de H. Dominicus van Caleruega (1170-1221), stichter van de Dominicanen, die dit gebed bevorderde, nadat Maria aan hem verschenen was. In de 14de en de 15de eeuw raakte het rozenkransgebed ook buiten de kloosters bij leken bekend. Met name door toedoen van de dominicanen, de jezuïeten en de rozenkransbroederschappen, waarvan de meest bekende in 1475 te Keulen werd opgericht en vandaar over de hele wereld verspreid.
Dat de oktobermaand de rozenkransmaand is heeft te maken met het feit dat in de katholieke kerk jaarlijks op 7 oktober het feest van O.L.V. van de Rozenkrans gevierd wordt. Het was de dominicaner paus Pius V die dit feest instelde ter nagedachtenis aan de overwinning op de Turkse vloot bij Lepanto op die datum in 1571.
Wij bidden iedere dag de rozenkrans na de sext om 12.00 uur
zondag 6 juli 2025
Overweging - God is er voor de mens. 14C
Medemensen kunnen macht hebben, denk maar eens aan dictaturen.
Verder kunnen allerlei dingen ons leven behéérsen : iets wat men zeker moet hebben ; of ook hinderlijke dingen waarvan mensen zich maar moeilijk kunnen bevrijden.
Laten we nu eens kijken naar wat het evangelie ons in dit verband te zeggen heeft.
De leerlingen van Jezus gaan overal preken. En welke boodschap hebben ze ? ... Het rijk van de liefdevolle God is nabij.
Niet de sterren heersen over ons, het laatste woord hebben mensen en dingen niet. Als het er op aankomt blijkt dat God de grootste kracht heeft, ja, is. Het is een kracht die gekenmerkt wordt door de aanwezigheid van oneindige, mateloze liefde.
Als we ons leven vergelijken met het oversteken van een zee, dan heeft Hij ons weliswaar geen rustige overtocht beloofd, maar wel een behouden aankomst. Uiteindelijk leidt Hij alles ten goede. Hij, immers laat niemand in de steek. Hij is het, die ons door het leven leidt. Op Hem kunnen wij vertrouwen.
Het rijk van de liefdevolle God is er, zegt Jezus. Hij heeft het ons laten ervaren. Jezus bracht vrede onder de mensen. Die vrede kwam er doordat Hij begrip had voor de medemensen, Hij ging in op hun vreugde en verdriet. Hij bezocht zieken en mensen die niet meer meetelden. Hij gaf hun het gevoel dat zij er ook mochten zijn. Jezus trok weldoende rond, om het kort te zeggen. Hij bracht de grenzeloze liefde van God onder de mensen.
En waar mensen zó leven, kunnen zijzelf ervaren dat God van binnen vreugde geeft, vrede en een gevoel van geborgenheid. Dan ervaren zij en ook anderen dat God er is voor de mens.
Ervaart u ook dat God er voor u is ?
zaterdag 5 juli 2025
Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Ad Officium lectionis Dominica XIV per annum Sacrificium Deo spiritus contritus. Een offer voor God is een vermorzelde geest
Lezingen H. Mis 14e zondag door het jaar C - Het Rijk Gods is u nabij
Uit de Profeet Jesaja.
Verheug u met Jeruzalem, en juich over haar,
allen die haar liefhebben!
Neem deel aan haar vreugde, allen die over haar treuren!
En laat u tot verzadiging toe
zogen aan haar borsten vol troost,
en u vol genot laven
aan haar zo rijke boezem.
Want zo spreekt de Heer:
“Als een rivier leid Ik de vrede naar haar toe,
en als een onstuimige stroom de schatten der volken.
Gij zult gezoogd worden,
gedragen op de arm,
vertroeteld op de schoot!
Zoals een moeder haar kind troost,
zo zal Ik u troosten:
Jeruzalem zelf zal uw troost zijn.
Wanneer gij dat ziet
zal uw hart zich verheugen,
uw beenderen zullen bloeien als het jonge groen,
en de dienaren des Heren
zullen zijn macht ervaren!”
Tweede lezing (Gal. 6,14-18)
Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de Galaten.
Broeders en zusters, God beware mij ervoor op iets anders te roemen
dan op het kruis van onze Heer Jezus Christus,
waardoor de wereld voor mij gekruisigd is
en ik voor de wereld.
Besneden zijn betekent niets,
en onbesneden zijn betekent niets.
Het gaat er alleen om een nieuwe schepping te zijn!
Vrede en barmhartigheid kome over allen,
die naar dit beginsel willen leven,
en over heel het volk Gods!
Laat voortaan niemand mij lastig vallen,
want ik draag de merktekenen van Jezus in mijn lichaam.
Broeders en zusters,
de genade van onze Heer Jezus Christus zij met u. Amen.
Woord van de Heer.
Evangelie (Lc. 10,1-12.17-20)
In die tijd wees de Heer tweeënzeventig leerlingen aan
en zond hen twee aan twee voor zich uit
naar alle steden en plaatsen
waarheen Hijzelf van plan was te gaan.
Hij sprak tot hen:
“De oogst is groot,
maar arbeiders zijn er te weinig.
Vraagt daarom de Heer van de oogst
arbeiders te sturen om te oogsten.
Gaat dan,
maar zie, Ik zend u als lammeren onder de wolven.
Neemt geen beurs mee, geen reiszak, geen schoeisel
en groet niemand onderweg.
In welk huis ge ook binnengaat,laat uw eerste woord zijn:
Vrede aan dit huis!
Woont daar een vredelievend mens,
dan zal uw vrede op hem rusten;
zo niet, dan zal hij op u terugkeren.
Blijft in dat huis en eet en drinkt wat zij u aanbieden;
want de arbeider is zijn loon waard.
Gaat niet van het ene huis naar het andere;
in elke stad waar ge binnengaat en ontvangen wordt,
eet wat u wordt voorgezet,
geneest de zieken, die er zijn
en zegt tot hen: Het Rijk Gods is u nabij.
In elke stad waar ge binnengaat en niet ontvangen wordt,
trekt daar door de straten en zegt:
Zelfs het stof uit uw stad dat aan onze voeten kleeft,
schudden wij tegen u af.
Maar weet dit wel: Het Rijk Gods is nabij.
Ik zeg u:
die dag zal het voor de mensen van Sodom draaglijker zijn
dan voor die stad.”
De tweeënzeventig keerden vol blijdschap terug en zeiden:
“Heer, zelfs de duivels onderwerpen zich aan ons door uw Naam.
Hij zeide tot hen:
“Ik zag de satan als een bliksemstraal uit de hemel vallen.
Ik heb u macht gegeven
op slangen en schorpioenen te treden,
te heersen over heel de kracht van de vijand;
en niets zal u kunnen schaden.
Toch moet ge u niet verheugen over het feit
dat de duivels aan u onderworpen zijn,
maar verheug u
omdat uw namen staan opgetekend in de hemel.”
Aanstaande zondag 6 juli 2025- Concertante muziek in de Basiliek voorafgaand aan de Vespers om 16u
zondag 29 juni 2025
Homily Pope Benedict XVI Solemnity of sts Peter and Paul
Strangers have become friends; crossing every border, we recognize one another as brothers and sisters. This brings to fulfilment the mission of St Paul, who knew that he was the "minister of Christ Jesus among the Gentiles, with the priestly duty of preaching the Gospel of God so that the Gentiles [might] be offered up as a pleasing sacrifice, consecrated by the Holy Spirit" (Rom 15: 16).
The purpose of the mission is that humanity itself becomes a living glorification of God, the true worship that God expects: this is the deepest meaning of catholicity - a catholicity that has already been given to us, towards which we must constantly start out again. Catholicity does not only express a horizontal dimension, the gathering of many people in unity, but also a vertical dimension: it is only by raising our eyes to God, by opening ourselves to him, that we can truly become one.
Like Paul, Peter also came to Rome, to the city that was a centre where all the nations converged and, for this very reason, could become, before any other, the expression of the universal outreach of the Gospel. As he started out on his journey from Jerusalem to Rome, he must certainly have felt guided by the voices of the prophets, by faith and by the prayer of Israel.
The mission to the whole world is also part of the proclamation of the Old Covenant: the people of Israel were destined to be a light for the Gentiles. The great Psalm of the Passion, Psalm 22[21], whose first verse Jesus cried out on the Cross: "My God, my God, why have you forsaken me?", ends with the vision: "All the ends of the earth shall remember and turn to the Lord; all the families of the nations shall bow down before him" (Ps 22[21]: 28). When Peter and Paul came to Rome, the Lord on the Cross who had uttered the first line of that Psalm was risen; God's victory now had to be proclaimed to all the nations, thereby fulfilling the promise with which the Psalm concludes.
Catholicity means universality - a multiplicity that becomes unity; a unity that nevertheless remains multiplicity. From Paul's words on the Church's universality we have already seen that the ability of nations to get the better of themselves in order to look towards the one God, is part of this unity. In the second century, the founder of Catholic theology, St Irenaeus of Lyons, described very beautifully this bond between catholicity and unity and I quote him. He says: "The Church spread across the world diligently safeguards this doctrine and this faith, forming as it were one family: the same faith, with one mind and one heart, the same preaching, teaching and tradition as if she had but one mouth. Languages abound according to the region but the power of our tradition is one and the same. The Churches in Germany do not differ in faith or tradition, neither do those in Spain, Gaul, Egypt, Libya, the Orient, the centre of the earth; just as the sun, God's creature, is one alone and identical throughout the world, so the light of true preaching shines everywhere and illuminates all who desire to attain knowledge of the truth" (Adv. Haer. I 10, 2). The unity of men and women in their multiplicity has become possible because God, this one God of heaven and earth, has shown himself to us; because the essential truth about our lives, our "where from?" and "where to?" became visible when he revealed himself to us and enabled us to see his face, himself, in Jesus Christ. This truth about the essence of our being, living and dying, a truth that God made visible, unites us and makes us brothers and sisters. Catholicity and unity go hand in hand. And unity has a content: the faith that the Apostles passed on to us in Christ's name.
I am pleased that yesterday, the Feast of St Irenaeus and the eve of the Solemnity of Sts Peter and Paul, I was able to give the Church a new guide for the transmission of the faith that will help us to become better acquainted with and to live better the faith that unites us: the Compendium of the Catechism of the Catholic Church. The essential content of what is presented in detail in the complete Catechism, through the witness of the saints of all the ages and with reflections that have matured in theology, is summed up here in this book and must then be translated into everyday language and constantly put into practice. The book is in the form of a dialogue with questions and answers.
The 14 images associated with the various areas of faith are an invitation to contemplation and meditation. In other words, a visible summary of what the written text develops in full detail. At the beginning there is a reproduction of a 6th-century icon of Christ, kept at Mount Athos, that portrays Christ in his dignity as Lord of the earth but at the same time also as a herald of the Gospel which he holds in his hand. "I am who am", this mysterious name of God presented in the Old Testament, is copied here as his own name: all that exists comes from him; he is the original source of all being. And since he is one, he is also ever present, ever close to us and at the same time, ever in the lead: an "indicator" on our way through life, especially since he himself is the Way. This book cannot be read as if it were a novel. Its individual sections must be calmly meditated upon and, through the images, its content must be allowed to penetrate the soul. I hope that it will be received as such and become a reliable guide in the transmission of the faith.
We have said that the catholicity of the Church and the unity of the Church go together. The fact that both dimensions become visible to us in the figures of the holy Apostles already shows us the consequent characteristic of the Church: she is apostolic. What does this mean?
The Lord established Twelve Apostles just as the sons of Jacob were 12. By so doing he was presenting them as leaders of the People of God which, henceforth universal, from that time has included all the peoples. St Mark tells us that Jesus called the Apostles so "to be with him, and to be sent out" (Mk 3: 14). This seems almost a contradiction in terms. We would say: "Either they stayed with him or they were sent forth and set out on their travels". Pope St Gregory the Great says a word about angels that helps us resolve this contradiction. He says that angels are always sent out and at the same time are always in God's presence, and continues, "Wherever they are sent, wherever they go, they always journey on in God's heart" (Homily, 34, 13). The Book of Revelation described Bishops as "angels" in their Church, so we can state: the Apostles and their successors must always be with the Lord and precisely in this way - wherever they may go - they must always be in communion with him and live by this communion.
The Church is apostolic, because she professes the faith of the Apostles and attempts to live it. There is a unity that marks the Twelve called by the Lord, but there is also continuity in the apostolic mission. St Peter, in his First Letter, described himself as "a fellow elder" of the presbyters to whom he writes (5: 1). And with this he expressed the principle of apostolic succession: the same ministry which he had received from the Lord now continues in the Church through priestly ordination. The Word of God is not only written but, thanks to the testimonies that the Lord in the sacrament has inscribed in the apostolic ministry, it remains a living word. Thus, I now address you, dear Brother Bishops. I greet you with affection, together with your relatives and the pilgrims from your respective Dioceses. You are about to receive the Pallium from the hands of the Successor of Peter. We had it blessed, as though by Peter himself, by placing it beside his tomb. It is now an expression of our common responsibility to the "chief Shepherd" Jesus Christ, of whom Peter speaks (I Pt 5: 4). The Pallium is an expression of our apostolic mission. It is an expression of our communion whose visible guarantee is the Petrine ministry. Unity as well as apostolicity are bound to the Petrine service that visibly unites the Church of all places and all times, thereby preventing each one of us from slipping into the kind of false autonomy that all too easily becomes particularization of the Church and might consequently jeopardize her independence. So, let us not forget that the purpose of all offices and ministries is basically that "we [all] become one in faith and in the knowledge of God's son, and form that perfect man who is Christ come to full stature", so that the Body of Christ may grow and build "itself up in love" (Eph 4: 13, 16).
In this perspective, I warmly and gratefully greet the Delegation of the Orthodox Church of Constantinople, sent by the Ecumenical Patriarch Bartholomew I to whom I address a cordial thought, and led by Metropolitan Ioannis, who has come for our feast day and is taking part in our celebration. Even though we may not yet agree on the issue of the interpretation and importance of the Petrine Ministry, we are nonetheless together in the apostolic succession, we are deeply united with one another through episcopal ministry and through the sacrament of priesthood, and together profess the faith of the Apostles as it is given to us in Scripture and as it was interpreted at the great Councils. At this time in a world full of scepticism and doubt but also rich in the desire for God, let us recognize anew our common mission to witness to Christ the Lord together, and on the basis of that unity which has already been given to us, to help the world in order that it may believe. And let us implore the Lord with all our hearts to guide us to full unity so that the splendour of the truth, which alone can create unity, may once again become visible in the world.
Today's Gospel tells of the profession of faith of St Peter, on whom the Church was founded: "You are the Messiah... the Son of the living God" (Mt 16: 16). Having spoken today of the Church as one, catholic and apostolic but not yet of the Church as holy, let us now recall another profession of Peter, his response on behalf of the Twelve at the moment when so many abandoned Christ: "We have come to believe; we are convinced that you are God's holy one" (Jn 6: 69). What does this mean?
Jesus, in his great priestly prayer, says that he is consecrating himself for his disciples, an allusion to the sacrifice of his death (cf. Jn 17: 19). By saying this, Jesus implicitly expresses his role as the true High Priest who brings about the mystery of the "Day of Reconciliation", no longer only in substitutive rites but in the concrete substance of his own Body and Blood. The Old Testament term "the Holy One of the Lord" identified Aaron as the High Priest who had the task of bringing about Israel's sanctification (Ps 106[105]: 16; Vulgate: Sir 45: 6). Peter's profession of Christ, whom he declares to be the Holy One of God, fits into the context of the Eucharistic Discourse in which Jesus announces the Day of Reconciliation through the sacrificial offering of himself: "the bread I will give is my flesh, for the life of the world" (Jn 6: 51). So this profession is the background of the priestly mystery of Jesus, his sacrifice for us all. The Church is not holy by herself; in fact, she is made up of sinners - we all know this and it is plain for all to see. Rather, she is made holy ever anew by the Holy One of God, by the purifying love of Christ. God did not only speak, but loved us very realistically; he loved us to the point of the death of his own Son. It is precisely here that we are shown the full grandeur of revelation that has, as it were, inflicted the wounds in the heart of God himself. Then each one of us can say personally, together with St Paul, I live "a life of faith in the Son of God, who loved me and gave himself for me" (Gal 2: 20).
Let us pray to the Lord that the truth of these words may be deeply impressed in our hearts, together with his joy and with his responsibility; let us pray that shining out from the Eucharistic Celebration it will become increasingly the force that shapes our lives.
HH Petrus en Paulus "Samen hebben zij de ene gemeenschap van Christus opgebouwd"
PREFATIE
Heilige Vader, machtige eeuwige God,
om recht te doen aan uw heerlijkheid,
om heil en genezing te vinden zullen wij U danken,
altijd en overal.
Want het feest van uw heilige Apostelen
vervult ons met vreugde:
Petrus, die als eerste van allen het geloof heeft beleden,
Paulus, die het als leraar heeft verklaard.
De een heeft met de heilige rest van Israël de jonge Kerk gesticht;
de ander werd de leraar van de volkeren, van allen die geroepen zijn.
Samen hebben zij, ieder op zijn eigen wijze,
de ene gemeenschap van Christus opgebouwd,
en nu zij beiden dezelfde kroon ontvangen hebben,
worden zij in heel de wereld samen gevierd.
Daarom, met alle Engelen en Heiligen,
loven en aanbidden wij U zolang er woorden zijn en zingen U vol vreugde:
Sanctus, Sanctus, Sanctus…
Lezingen H. Mis 29 juni - HH. Petrus en Paulus - apostelen - hoogfeest
Uit de Handelingen van de Apostelen.
In die dagen legde koning Herodes de hand op enkele leden van de kerk om hen te mishandelen: Jakobus, de broer van Johannes, liet hij met het zwaard ter dood brengen. Omdat hij bemerkte dat dit de joden aangenaam was, liet hij ook nog Petrus gevangen nemen. Het was juist in de dagen van het ongedesemde brood. Toen hij hem in handen had gekregen, wierp hij hem in de gevangenis en liet hem bewaken door vier groepen soldaten, elk van vier man; het was zijn bedoeling Petrus na het paasfeest voor het volk te leiden. Terwijl Petrus in de gevangenis zat, werd door de kerk vurig voor hem tot God gebeden. In de nacht vóórdat Herodes hem wilde laten voorleiden, lag Petrus met twee kettingen vastgebonden, te slapen tussen twee soldaten, terwijl ook voor de poort van de gevangenis wacht werd gehouden. Opeens stond een engel des Heren bij hem en was de cel hel verlicht. Hij stootte Petrus in de zij, wekte hem en sprak: “Sta vlug op.” Meteen vielen de kettingen van zijn handen. Vervolgens zei de engel: “Doe uw gordel om en bind uw sandalen onder.” Petrus deed het. De engel hernam: “Sla uw mantel om en volg mij.” Hij ging mee naar buiten zonder nog te beseffen dat het werkelijkheid was wat de engel deed: hij meende een visioen te zien. Zij passeerden de eerste en de tweede wacht en kwamen aan de ijzeren poort, die toegang gaf tot de stad; deze ging vanzelf voor hen open. Zij traden naar buiten, liepen een straat ver en eensklaps was de engel verdwenen. Toen kwam Petrus tot zichzelf en zei: “Nu weet ik zeker, dat de Heer zijn engel heeft gezonden en mij heeft ontrukt aan de macht van Herodes en aan alles wat het volk der Joden verwachtte.”
Tweede lezing (2 Tim. 4, 6-8.17-18)
Uit de tweede brief van de heilige apostel Paulus aan Timóteüs.
Dierbare, wat mij betreft, mijn bloed wordt weldra geplengd, het uur van mijn heengaan is nabij. Ik heb de goede strijd gestreden, de wedloop voleind, het geloof bewaard. Nu wacht mij de krans der gerechtigheid waarmee de Heer, de rechtvaardige Rechter, mij zal belonen op de grote dag, en niet alleen mij, maar allen die met liefde uitzien naar zijn komst. De Heer heeft mij terzijde gestaan en mij kracht gegeven om mijn ambt als prediker van het evangelie ten einde toe te vervullen, zodat alle volken ervan horen, en ik werd verlost uit de muil van de leeuw. De Heer zal mij blijven beschermen tegen alle boze aanslagen en mij behouden overbrengen naar zijn hemels koninkrijk. Hem zij de heerlijkheid in de eeuwen der eeuwen! Amen.
Evangelie (Mt. 16, 13-19)
In die tijd, toen Jezus in de streek van Caesarea van Filippus gekomen was, stelde Hij zijn leerlingen deze vraag: “Wie is, volgens de opvatting van de mensen, de Mensenzoon?” Zij antwoordden: “Sommigen zeggen Johannes de Doper, anderen Elia, weer anderen Jeremia of een van de profeten.” “Maar gij - sprak Hij tot hen - wie zegt gij dat Ik ben?” Simon Petrus antwoordde: “Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.” Jezus hernam: “Zalig zijt gij, Simon, zoon van Jona, want niet vlees en bloed hebben u dit geopenbaard, maar mijn Vader die in de hemel is. Op mijn beurt zeg Ik u: Gij zijt Petrus; en op deze steenrots zal Ik mijn kerk bouwen en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen. Ik zal u de sleutels geven van het Rijk der hemelen en wat gij zult binden op aarde, zal ook in de hemel gebonden zijn en wat gij zult ontbinden op aarde, zal ook in de hemel ontbonden zijn.”
vrijdag 27 juni 2025
Akte van Eerherstel tot het Heilig Hart van Jezus - bidden wij iedere maand
![]() |
H. Hartbeeld Kerkplein Sint Odilienberg |
AKTE VAN EERHERSTEL TOT ONZE ZALIGMAKER
Bij gelegenheid van het Hoogfeest van het Heilig Hart van Jezus
Allerzoetste Jezus, uw onmetelijke liefde tot de mensen wordt met zo grote onverschilligheid, onachtzaamheid en minachting op de meest ondankbare wijze beantwoord. Zie ons neergeknield voor uw altaar; wij willen de zondige nalatigheid van de mensen en de smaad, die uw allerbeminnelijkst Hart overal wordt aangedaan, naar best vermogen herstellen door een bijzondere eerbetuiging.
Wij zijn echter indachtig, dat ook wij ons aan zulk een onwaardige bejegening wel eens zullen hebben schuldig gemaakt. Wij gevoelen daarover een diepste berouw en roepen uw barmhartigheid af op de eerste plaats over onszelf. Wij willen door vrijwillige boete onze eigen slecht daden goedmaken, maar ook de slecht daden van hen die ver zijn afgedwaald van de weg ter zaligheid, - die volharden in hun ontrouw en weigeren, U als herder en leidsman te volgen,- of die de doopbeloften met voeten treden en het zoete juk van uw geboden hebben afgeworpen.
Wij willen eerherstel geven voor deze betreurenswaardige misdrijven, zowel voor alle gezamenlijk als voor de misdaden van ieder van ons in het bijzonder: voor de tuchteloosheid en schandelijkheid van leven en levensopvatting; voor zoveel arglistigheid, waarmede men de zielen van onschuldigen belaagt; voor het schenden der feestdagen; voor de verfoeilijke verwensingen tegen U en uw heiligen; voor het belasteren van uw plaatsbekleder op aarde en van de priesterlijke stand; voor de onverschilligheid en de afschuwelijke heiligschennissen ten opzichte van het sacrament van de goddelijke liefde; en eindelijk voor de openbare misdrijven van de volken, die zich verzetten tegen de rechten en het leergezag van de Kerk, die Gij hebt gesticht.
Wij bieden U tot herstel van de geschonden goddelijke eer, de voldoening aan, die Gij eens op het Kruis aan de Vader hebt gebracht en die Gij op onze altaren dagelijks blijft hernieuwen. Wij verenigen ons daarbij met de voldoeningen van de Moedermaagd, van alle heiligen en van alle vrome christenen. Wij beloven U van harte, eerherstel te geven zowel voor onze eigen vroegere zonden als voor die van anderen, en voor de onverschilligheid ten opzichte van uw overgrote liefde.
Dat zullen wij doen, voorzover het ons met de hulp van uw genade mogelijk is, door een vast Geloof, door een reine levenswandel, door nauwgezette naleving van de voorschriften van het Evangelie, vooral van het gebod van liefde. Ook zullen wij de beledigingen, die men U nog zal willen aandoen, naar best vermogen verhinderen en zo vele mensen als ons mogelijk is tot uw dienst brengen. Allergenadigste Jezus, wij smeken U, aanvaard de hulde van onze vrijwillige voldoening door de voorspraak van de heilige Maagd Maria, die U het meest eerherstel bracht. Schenk ons de grote genade van de eindvolharding, zodat wij U tot onze dood volkomen getrouw blijven dienen. En geef, dat wij tenslotte mogen bereiken het vaderland, waar Gij als God met de Vader en de Heilige Geest leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen.
Amen.
Vindplaats rkdocumenten.nl
Lezingen H. Mis Hoogfeest van het H. Hart van Jezus – derde vrijdag na Pinksteren jaar C

Uit de Profeet Ezechiël.
Zo spreekt de Heer God: “Ik zoek mijn kudde op en bezoek mijn eigen schapen. Zoals een herder omziet naar zijn kudde, en zich onder zijn schapen begeeft wanneer ze verstrooid zijn, zo zal Ik omzien naar mijn schapen en ze in veiligheid brengen, hoe ver ze ook afgedwaald zijn ten gevolge van mist en nevel. Ik breng ze bijeen uit alle volken en drijf ze samen uit alle landen, om ze te voeren naar hun eigen grond; Ik zal ze laten weiden op Israëls bergen, in hun eigen dalen en bewoonde streken. Ik zal ze weiden op vette grond; hoog op de bergen is hun weideland; daar kunnen ze rusten en grazen op grasrijke grond en vette weiden, op de bergen van Israël. Ik zal mijn schapen weiden, Ik zelf zal ze laten rusten”, spreekt de Heer God. “De verdwaalde schapen ga Ik zoeken, de verstrooide schapen bijeenbrengen, de gewonde dieren verbinden, de zwakke weer krachtig maken, en passen op de gezonde en sterke dieren. Ik zal ze laten weiden in overvloed.”
Tweede lezing (Rom. 5, 5-11)
Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Rome.
Broeders en zusters, Gods liefde is in ons hart uitgestort door de heilige Geest die ons werd geschonken. Want Christus is voor goddelozen gestorven op de gestelde tijd, toen wijzelf nog geheel hulpeloos waren. Men zal niet licht iemand vinden, die zijn leven geeft voor een rechtvaardige, al zou misschien iemand in een bepaald geval dit van zich kunnen verkrijgen. God echter bewijst zijn liefde voor ons juist hierdoor, dat Christus voor ons is gestorven toen wij nog zondaars waren. Des te zekerder zullen wij ontkomen aan de toorn nu wij eenmaal gerechtvaardigd zijn door zijn bloed, dankzij Hem. Toen wij vijanden waren, zijn wij met God verzoend door de dood van zijn Zoon; des te zekerder zullen wij, eenmaal verzoend, gered worden door zijn leven. En dat niet alleen: nu reeds juichen wij in God door Jezus Christus onze Heer door wie wij de verzoening hebben ontvangen.
Evangelie (Luc. 15, 3-7)
In die tijd hield Jezus de Farizeeën en Schriftgeleerden deze gelijkenis voor: “Wanneer iemand onder u honderd schapen heeft en er één verliest, laat hij dan niet de negenennegentig in de wildernis achter om op zoek te gaan naar het verlorene totdat hij het vindt? En als hij het vindt, legt hij het vol vreugde op zijn schouders en hij gaat naar huis, roept zijn vrienden en buren bij elkaar en zegt hun: Deelt in mijn vreugde, want mijn schaap dat verloren was geraakt heb ik gevonden. Ik zeg u: Zo zal er in de hemel meer vreugde zijn over één zondaar die zich bekeert, dan over negenennegentig rechtvaardigen die geen bekering nodig hebben.”
H. Hart-devotie "Geen zaak van religieuze vertedering"
![]() |
Recent gerestaureerd H. Hart-beeld Kerkplein Sint Odilienberg |
De devotie tot het heilig Hart des Heren wordt somtijds beschouwd en beoefend als een zaak van religieuze vertedering. Hier wreekt zich het gemis aan theologische diepgang en men verengt dan de godsdienst tot een uiting van gevoel in de beperkte zin van het woord. Wanneer de heilige Kerk ons in de latere tijden het Hart van Jesus voorhoudt als symbool ook van zijn menselijke liefde en als een aansporing tot innigheid en hartelijkheid van de wederliefde, dan laat zij toch niet na op de objectieve en verlossende werkelijkheid te wijzen die dit dierbaar zinnebeeld voor ons beduidt, los van elke gevoelsinslag.
„Uit het doorboorde Hart wordt de Kerk, Christus' Bruid, geboren. Dáár werd, Gods volk ten heil, de deur der ark geopend. Dáár vloeit met zevenvoudige stroom immer vlietende genade waar wij onze besmeurde klederen wassen mogen in het bloed van het Lam.”
(hymne van de vespers op het feest van het heilig Hart).
Jesus' gemartelde en verheerlijkte mensheid werd voor ons eerste en laatste, de enige en mateloze bron der genade, dat is: de bron van het eeuwige leven. Zij werd dat door de schande van het kruis en door de glorie der verheerlijking. En deze edelmoedige bronaar stuwt haar wateren door de Kerk, door het mystieke Lichaam de Heren, van zijn geest en kracht vervuld. Devotie tot het heilig Hart van Jesus betekent aldus, wel verstaan, ook devotie tot de Kerk, zijn Bruid.
In de oudste tijden der christenheid werd Jesus' Hart niet op dezelfde wijze vereerd als thans, maar de realiteit der verlossing, door dat Hart bewerkt en verzinnebeeld, leefde sterker in het bewustzijn der gelovigen. Wij kunnen nog immer van hen leren. Allen, zij spraken om hun religieuze gedachten uit te drukken een gedeeltelijk andere taal dan wij. Wij moeten daarom somtijds de taal van het Nieuwe Testament enigszins overzetten om ze voor de gemiddelde mens van tegenwoordig helemaal voorzichtig te maken (Wellicht zou het omgekeerde om vele redenen beter zijn: dat wij méér trachtten onszelf uit te drukken in de taal van de Bijbel).
Het geslachtofferde Lam is de bron van het heil die onze geluksdorst stilt en ons oneindig méér geeft dan wij „denken over verlangen kunnen” en aldus, in de tijd van het aardse leven, voor ons kruis en zaligheid tevens is. Zij lijden heeft voor ons de Geest verdiend en de verheerlijkte Heiland schenkt Hem aan de christenen. Uit de geopende zijde en het doorboorde Hart vloeit waarlijk water des levens en verlossend bloed.
In het offer der mis komt het gekruisigde en verheerlijkte Lam op onze altaren en in het offermaal mogen wij onze dorst lessen aan die geestelijke Rots.
Uit P. Grossouw "Innerlijk leven"
maandag 23 juni 2025
zondag 22 juni 2025
Augustine on the nature of the Sacrament of the Eucharist
28 januari H.Thomas van Aquino - Liturgische gezangen Sacramentsdag
lauda ducem et pastorem,
in hymnis et canticis.
Sion, loof uw Zaligmaker
loof uw leidsman en uw herder,
met hymnen en lofgezang.
Quantum potes, tantum aude
quia maior omni laude,
nec laudare suffices!
Durf het, met uw zwak vermogen,
want Hij gaat alle lof te boven
en niet kunt gij Hem voldoende loven!
Hebben de filosofische en theologische geschriften van de H. Thomas van Aquino een groot gezag, zijn levenswandel wordt gekenmerkt door een diepe religiositeit en heiligheid, gecentreerd rond het Sacrament van de H. Eucharistie.
Hij ontwierp in opdracht van paus Urbanus IV de liturgie van het feest ter ere van het Allerheiligste Sacrament, welk feest 750 geleden werd ingesteld. Dit nieuwe feest op de kerkelijke kalender staat in directe relatie met Juliana van Luik, een heilige uit onze streken, die naar aanleiding van een visioen (begin 13e eeuw) ijverde voor de invoering van een eigen feest ter ere van het Heilig Sacrament.
Uit de teksten van het officie van Sacramentsdag dat de H. Thomas samenstelde, spreken diepgaande beschouwing en wonderbaar gebedsleven, innigheid en warmte. Het mysterie van de H. Eucharistie belichtte hij in alle aspecten die vervat zijn in de katholieke leer, zodat ook hier het adagium geldt: Lex credendi lex orandi – het geloof is de leidraad en de voedende bron voor het gebed, uit de liturgie van de Kerk spreekt haar geloof. Wie de teksten van de liturgie met hart en geest toegewijd bemediteert, dringt geleidelijk door tot het bevatten van haar geloofsgeheimen.
Voor dit feest schreef de H. Thomas eveneens de beroemde hymnen Lauda Sion en Pange lingua.De 2e strofe “Quantum potes, tantum aude” is naast een algemene aansporing van alle christenen een bijzondere aansporing tot hen die op basis van hun roeping en plaats binnen de Kerk de “Liturgie van de Getijden” zingen en bidden teneinde de “Laudis Canticum” – “de lofzang die eeuwig weerklinkt in de hemel en die onze de Hogepriester Jezus Christus is begonnen en door de Kerk in de loop der eeuwen steeds is voortgezet, met trouw, volharding en blijdschap te beoefenen. De liturgie van de Getijden is een noodzakelijke aanvulling rond de hoogste goddelijke Eredienst, het eucharistisch Offer, om op vastgestelde momenten van de dag alle momenten van het menselijk leven met deze lofzang te doordringen” (1).
(1) Verg. Apostolische Constituties “Laudis Canticum” van paus Paulus VI, 1 nov. 1970