Reeks “Oratio super munera - Gebed over de gaven” Derde zondag van de Advent Vreest niet, onze God komt om ons te verlossen.


Reeks “Oratio super munera - Gebed over de gaven”
Derde zondag van de Advent
Vreest niet, onze God komt om ons te verlossen.
I n l e i d i n g

Het Gebed over de gaven van vandaag is een oude Adventsoratie en spreekt van “hostia”, offerdier,  slachtoffer. Ook voor het aanbieden van deze offergave wordt het oude Romeinse cultische “immolare” gebruikt dat eerst en vooral betekent “het met offermeel van vermalen graankorrels bestrooien van het offerdier” en het aldus ten offer brengen. 
In deze oratie wordt ook anders dan anders om de aanvaarding van de gaven gebeden. Op de achtergrond staat de gedachte van Maleachi 1,11: “Overal wordt aan mijn Naam een wierookoffer gebracht en een reine offergave”. De offergave van onze liefde die zich, in navolging van Christus, wil wegschenken is het Lichaam en het Bloed van de Heer, en de Kerk bidt dat deze offergaven overeenkomstig de belofte God voortdurend mogen worden aangeboden. Dan wordt – en ook hierop focust de oratie – de opdracht tot het opdragen van het H. Mysterie - altijd en overal - vervuld en ons heil machtig bewerkt.
De tekst van de oratie is niet eenvoudig: het Latijn is compact en eerder poëzie dan proza.
De korte inhoud is: God komt en brengt de genade der verlossing. Het heilig Offer is de vervulling, rijk aan genade, van de beloften aan de vaderen gedaan en door Jezus in zijn onderricht in de synagoge van Kafarnaüm onderstreept (Jo 6, 26-59). In de heilige Maaltijd, is God, de Heer, ons nabij en in ons midden, “blijft Hij in ons en wij in Hem.”
In de Communiotekst spreken wij door het onderpand van de H. Eucharistie de zekere verwachting uit: “Dicite: Pusillanimes, confortamini et nolite timere: ecce Deus noster veniet en salvabit nos” (Jes 35,4) - Zegt aan de kleinmoedigen: Weest sterk en vreest niet, zie onze God komt om ons te verlossen.
Als u ergens in een kerk bent waar tijdens de H. Mis Gregoriaans wordt gezongen – zoals in onze basiliek – luistert u dan zorgvuldig naar deze antifoon. Antifonen zijn doorgaans beknopt van tekst, maar roepen een uitvoeriger bijbelse tekst in herinnering. Maar soms vindt U de kern van de antifoon niet alleen in de tekst van de antifoon, maar vertolken tekst én melodie de zekerheid van de beloofde redding.

 T e k s t
Missale Romanum – 1970
Devotionis nostræ tibi, Domine, quæsumus,
hostia iugiter immoletur,
quæ et sacri peragat instituta mysterii,
et salutare tuum nobis potenter operetur.

Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie – 1979
Heer, als teken van onze toewijding
brengen wij U deze gaven.
Wij bidden U: laat ons dit offer altijd zo vieren dat het beantwoordt aan de opdracht die ons gegeven is
en wij de kracht van uw verlossing ervaren.

Werkvertaling
Moge het offer van onze toewijding, [zo] smeken wij U, Heer,
U voortdurend worden opgedragen,
dat én de instelling van dit heilige geheim ten uitvoer moge brengen
én Uw heil krachtig in [letterlijk: voor] ons bewerke.


L i t u r g i s c h e  a n t e c e d e n t e n
Een vroegere versie van de oratio super munera / super oblata vinden we in het Sacramentarium Gelasianum (1e helft 8e eeuw) bij de oraties voor de Advent en ook in het Sacramentarium van Verona (Leonianum)  1284, in de maand september, bij de oraties voor de vastendagen (quatertemperdagen) van de zevende maand September (Het Latijnse septem is “zeven”). Deze oratie overleefde de eeuwen en was opgenomen in het Missale Romanum van 1962 als de [oratio] Secreta voor deze zondag. De versie in de Novus Ordo  is in een enkel detail gewijzigd: potenter verving het oudere mirabiliter.   
S t r u c t u u r a n a l y s e  e n  s t i j l f i g u r e n
1.Devotionis nostræ tibi, Domine, quæsumus,
hostia iugiter immoletur,
2a. quæ et sacri peragat instituta mysterii,
2b. et salutare tuum nobis potenter operetur.
Ad 1
De oratie bestaat uit een hoofdzin (r. 1) en een afhankelijke bijzin (r. 2), beginnende met het reflexivum quæ waarvan hostia in r. 1 het antecedent is. De afhankelijke bijzin is samengesteld uit twee zinsdelen elk voorafgegaan door de coniunctie et waardoor om een tweevoudige uitwerking van de offerande wordt gebeden.
Domine, vocativusvorm van Dominus, Heer. Immoletur, moge worden geofferd - 3e persoon enkelvoud in de coniunctivus passivi vanwege het wenskarakter van het verbum immolare. Tibi, aan U, bijwoordelijke bepaling in de dativusvorm, dativus commodi. Subject van het verbum is hostia, offer, offergave, in de nominativusvorm, nader gepreciseerd in de twee congruerende genitivusvormen devotionis nostræ - van onze toewijding. Quæsumus, wij bidden / bidden wij-  tussenzin, bestaande uit één enkele werkwoordvorm.
Iugiter: bijwoordelijke bepaling, adverbium.
Ad 2a
Quæ is een reflexivum met hostia (r. 2) als antecedent. Het leidt twee afhankelijke bijzinnen in, waarin de uitwerking van de offerande als een volgend verlangen wordt uitgedrukt. Quæ peragat, welke [offergave] moge ten uitvoer brengen/ moge voltooien, 3e pers. enkelvoud in de coniunctivusvorm van het verbum perago, omdat opnieuw een wens wordt uitgedrukt. Het object van peragat is instituta sacri mysterii, de instelling(en) van het heilig mysterie, samengesteld uit de accusativusvorm instituta, nader toegelicht door de congruerende genitivusvormen sacri mysterii. In dit zinsdeel vormen de uiteen geplaatste genitivi sacri en mysterii een hyperbaton. De opsomming et (r. 2a)…et (r. 2b) is een versterking van de dubbele bede
Ad 2b et salutare tuum nobis potenter operetur: de tweede afhankelijke bijzin waarbij het subject van het gezegde operetur verzwegen [hostia quæ] is; operetur , 3e pers. enkelv. van van het reflexivum quæ, afhankelijke bijzin in de coniunctivusvorm van het deponens operari. Voor de betekenissen zie verderop.
Nobis, voor ons – bijwoordelijke bepaling bij operetur in de dativusvorm commodi (van voordeel).  Salutare tuum: object van het gezegde operetur in congruerende accusativusvormen. Naast salus, utis, f. 1. het welvaren, gezondheid 2. heil, behoud, redding 3. redder, 4. heilwens, groet 5. heilzame werking, komt salutare, is, n. voor met de betekenis van heil, hulp, redding. Dit is vooral het geval in de psalmen van de Vulgaatvertaling van Sint Hieronymus, maar ook bij andere christelijke schrijvers zoals Tertullianus, Augustinus, Cyprianus en in de Brief van Clemens aan de Korinthiërs, 18 (“exspectabant salutare Dei Iesum Christum”). In de openingszin van veel prefaties horen we zingen: “vere dignum et iustum est, æquum et salutare…”  - Waarlijk, passend en rechtvaardig is het, billijk en heilzaam.  Hier is salutare echter bijvoegelijk gebruikt (salutaris, -is, heilzaam, reddend)
Potenter, met macht, krachtig, krachtdadig – adverbium, bijwoordelijke bepaling bij het verbum operetur.
Iugiter (r.1) en potenter (r. 2b) hebben eind-, resp. klankrijm in de laatste lettergreep; immoletur (r. 1) en operetur (r. 2b) : klank- en eindrijm op de – e en –u.
V o c a b u l a r i u m
Devotio,-onis f, - 1. toewijding, gehechtheid 2. godsvrucht. Zie de uitleg toelichting bij de Oratio super munera van de 1e zondag van de Advent. Verwante begrippen: het verbum devovere, vovi, votum, 1. aan God toewijden, 2. toewijden. Devotus, -a,-um, 1. aan God gewijd, godvruchtig. Herinner u de aanhef van de aan de H. Thomas van Aquino toegeschreven eucharistische hymne Adoro te, devote, latens Deitas – ik aanbid U godvruchtig, verborgen Godheid. Denkt u ook aan de laat-middeleeuwse spiritualiteit (15e eeuw) van de Moderne Devoten, die een innerlijke geestelijke hervorming nastreefden door een nieuwe oriëntatie op Evangelie en goede mystieke literatuur waardoor ook de ‘gemene’ mens goede daden en beschouwing leerde combineren en niet langer van de waan van de dag afhankelijk behoefde te zijn.
Iugiter, een iugum is een juk, waarmee trekdieren twee aan twee worden verbonden. Een iugerum was een Romeinse landmaat en stond gelijk aan wat een span ossen in een juk op één dag ploegde (“morgen”, “bunder”). Iugum is ook de naam van het sterrenbeeld Libra, - Latijn voor “schaal, balans” - dat een balk bevat, een soort juk. Het Romeinse gewicht “pond” heeft nog steeds als afkorting “lbs” = libræ van 327 gram.
Het iugum (juk) was een berucht oud symbool van nederlaag en onderspit. De Romeinen dwongen de overwonnen onder het juk door te gaan, teken dat dezen sub-iugati” waren, onder het juk gebracht, onderworpen.
We horen  iugiter ook in het bekende gebed geschreven door de H. Thomas van Aquino (+ 1274), het collectegebed van Sacramentsdag en tevens gebruikt bij de Zegen met het Allerheiligste: “Heer Jezus Christus, in dit wonderbaar sacrament hebt Gij ons de gedachtenis nagelaten van uw lijden en sterven. Wij bidden U: laat ons de heilige Geheimen van uw Lichaam en Bloed met zo grote eerbied vieren dat wij de genade van uw verlossing voortdurend (iugiter) in ons ervaren.”
Het adiectief  jugis, -e , altijddurend, voortdurend, bestendig, vonden we ook afgelopen week op 7 oktober in de 1e strofe van de hymne “Te gestientem gaudiis” van de Lauden van het Rozenkransfeest: “Te gestientem gaudiis / te sauciam doloribus / te iugi amictam gloria / o Virgo, Mater, pangimus! – U, jubelend van vreugde / U, gewond door smarten / U, bekleed met eeuwige  glorie / U bezingen wij, o Maagd Maria!
Vorige week maandag (Feria II Hebdomadæ II Adventus) was de tekst van antifoon bij het Magnificat: “Ecce Rex venit, Dominus terræ , et ipse auferet iugum captivitatis nostræ”- Zie de Koning komt, Hij die heer is van de aarde, en Hij zal wegnemen het juk van onze ballingschap.
Hostia, æ, f. 1. slachtoffer, offerdier 2. offer 3. offerande, gave 4. hostie 5. H.Hostie (na de Consecratie).
Immolare, avi, atum, (in en mola): het offerdier met offermeel (mola salsa/gezout meel) bestrooien, offeren. Zie de Inleiding.
Perago, egi, actum, heeft betekenissen als 1.ten einde brengen, uitvoeren, voltooien 2. doorbrengen (de tijd), doorleven 3. fungeren, een ambt uitoefenen 4. uiteenzetten, verklaren. Het Latijnse liturgische woordenboek van A. Blaise zegt  dat perago  een voortdurend bewegen of een voortdurende actie kan suggereren. 
Operor, operatus sum, een deponens (verbum in de passieve vorm, maar met actieve betekenis) heeft als basisbetekenis “werken, arbeiden, bezig zijn met”, maar het heeft ook de specifieke religieuze betekenis van “de goden dienen, sacrale riten voltrekken, door middel van offers eer brengen of huldigen“. Hier is operor “werken, werkzaam zijn, uitwerking hebben, actief zijn, verrichten”.  Het Nederlands heeft met dit verbum verwante woorden zoals opera en operatie.
C o m m e n t a a r
Alle katholieken zouden enige notie moeten hebben van het begrip mysterium (μύστηριον - mústêrion). De vroeg christelijke schrijvers beschikten nog niet over een woordenschat om de nieuwe geestelijke realiteiten zo exact mogelijk uit te drukken. In een poging om anderen duidelijk de essentie uit te leggen van hun geloof voegden zij  aan bestaande Griekse en Latijnse concepten nieuwe betekenissen toe. De Grieken, die een lange filosofische traditie hadden en daarmee als het ware een kant en klare voorraad van bruikbare concepten, kwamen met een aantal theologische termen welke Latijnse schrijvers later eenvoudigweg leenden en transcribeerden in het Latijn. Dit is ook het geval met het Latijnse begrip mysterium, dat  het Griekse mysterion weergeeft.
Tertullianus (+ rond 250) vertaalde het Griekse mysterion naar het voorbeeld van het Latijnse sacramentum. Sacramentum heeft zijn oorsprong in sacer, welke een religieuze implicatie heeft (sacerdos, priester in het Latijn en sacraal, Godgewijd, heilig, in onze taal) In juridisch teksten betekende sacramentum een verbond of een inititatie bekrachtigd door een eed. Deze vorm van sacramentum is terug te voeren op de opname in de militaire dienst, en de eed gezworen door de soldaat. Sacramentum kreeg uiteindelijk twee betekenissen. De eerste had de betekenis van het Doopsel, als de eed en de geloofsbelijdenis, afgelegd door de catechumenen wanneer  zij werden gedoopt en opgenomen in de Kerk. Ten tweede refereerde het naar de inhoud van het geloof dat beleden werd door middel van de mysteriën van onze verlossing, de betekenis van de woorden en daden van Christus uitgelegd in een liturgische context, de liturgische feesten zelf, en de riten voor de opname in de Kerk (Doopsel, Vormsel en Eucharistie). De H. Augustinus (+430) gebruikte de term sacramentum ook voor het huwelijk, het opleggen van de handen bij de wijding, het zalven van de zieken en de vergeving van boetelingen. In oude liturgische gebeden verwijst sacramentum niet alleen naar het sacrament van de H. Eucharistie, maar ook naar boetetijden zoals de Veertigdagentijd met de disciplines van vasten en boete. Boeteoefeningen zijn, wanneer uitgevoerd door een gelovige met de juiste instelling, een mysterieuze bevestiging van het sacrale verbond tussen Christus en ons.
Wij moeten weten en horen wat de Kerk wil dat wij bidden en bemediteren, net zoals wij lucht nodig hebben om te kunnen ademen en voedsel om te eten.
De oratie van vandaag was, zoals we hierboven konden lezen, een van de vele die gebruikt werden om mensen aan te sporen om te vasten gedurende de zevende maand. We hebben oude preken over deze september-vastentijd (de zogenaamde “Quatertemperdagen” die na de liturgische hervorming door Vaticanum II niet meer op de Romeinse kalender werden genoteerd), net zoals over de Advent, de vastentijd van de “tiende maand”. (De tijd werd toentertijd op een andere manier berekend, omdat de kalender geleidelijk veranderde en er maanden bijkwamen). 
We hebben, bijvoorbeeld, de wijze preken van de H. Leo I, paus, (+460), bijgenaamd de Grote, over de Advent als vastentijd. “Wat kan meer reddend zijn voor ons dan het vasten, door welk gebruik we dichter bij God komen, en standvastig kunnen zijn tegenover de duivel en de valsheden waartegen we moeten strijden. Want vasten was altijd het voedsel van de deugden. Door de onthouding worden de gedachten zuiver, de beslissingen juist en de raadgevingen heilzaam. En door vrijwillig lijden ver-sterft het vlees de ongeordende verlangens, en neemt de geest sterk toe in geestelijke wijsheid en goede deugd. Maar omdat de redding van onze zielen niet alleen afhangt van het vasten, moeten we dit aanvullen met het geven van aalmoezen aan de armen onder ons. Laten we alles wat we graag doen, omvormen tot deugd. Laat hetgeen waarvan wij ons onthouden het diner zijn voor de armen”.
”Een andere grote heilige die ook hamerde op het geven van aalmoezen tijdens de Advent  was de H. Basilius van Caesarea (+379), ook bijgenaamd de Grote. “Het gebod is duidelijk: de hongerige man sterft momenteel, de naakte man bevriest momenteel,  de persoon met schulden wordt momenteel geslagen - en u wilt wachten tot morgen?” In de oude Kerk, was het onthouden van de goede dingen in het leven nauw verbonden met het doen van goede werken voor de armen, waaronder vooral het geven van aalmoezen. Dat gold toen, dat geldt vandaag voor ons niet minder.

maandag 8 december 2025

8 december Onbevlekte Ontvangenis van Maria, patrones van het bisdom Roermond



 Francisco de Zurbarán: Onbevlekte Ontvangenis, 1628-1630.
Olieverf op linnen, 128 cmx89 cm, Prado, Madrid
De H. Maagd Maria is afgebeeld met de handen biddend gevouwen en omringd door een aantal symbolen uit de litanie van Loreto, die verwijzen naar haar deugden.

"Het hoogfeest van de Onbevlekte Ontvangenis van de heilige Maagd Maria, die waarlijk vol van genade is en de gezegende onder de vrouwen", aldus het Romeinse Martyrologium. "In het vooruitzicht op xde geboorte en de heilzame dood van Gods Zoon bleef zij op het ogenblik zelf van haar ontvangenis door een bijzonder voorrecht van God gevrijwaard van iedere smet van de erfzonde, zoals het door paus Pius IX op deze dag plechtig werd gedefinieerd als een vaststaand dogma op grond van een overgeleverde oudere leer.

Vanaf de eerste tijden van het christendom heeft de Kerk deze waarheid aangevoeld en weldra begon men dit unieke voorrecht te vieren, eerst in het Oosten, later ook in het Westen. Op 8 december 1854 als dogma van het katholiek geloof plechtig afgekondigd, werd deze uitspraak als het ware door Maria zelf bekrachtigd, toen zij vier jaar later te Lourdes op de vraag van Bernadette, wie zij was, antwoordde: "Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis".

Eeuwenlang reeds gevierd had deze leer zijn voor- en tegenstanders. Tot de verdedigers van dit voorrecht van Maria wordt ook de beroemde Roermondenaar, Dionysius de Kartuizer (Rijkel, circa 1402-1403 - Roermond, 12 maart 1471), gerekend (Opera omnia VI, Comm. in ps.118, art. 29, aleph). Uitgaande van de stelling, die ook later de H. Alfonsus de Liguori zou onderschrijven:"Door geen der meest bevoorrechte schepselen wordt Maria overtroffen; zelfs is zij onuitsprekelijk meer bevoorrecht dan alle bevoorrechte heiligen, zodat alle waardigheden en genaden, aan hen geschonken, haar in hogere mate zijn toebedeeld".

In het persoonlijk leven van Joannes Augustinus Paredis [1795-1886], eerste bisschop van het 2e bisdom Roermond [1853-heden], heeft de Mariaverering steeds een grote plaats ingenomen. Omdat de verering van Maria van oudsher een vanzelfsprekendheid was, sloot de dogmaverklaring van de Onbevlekte Ontvangenis van de allerheiligste Maagd in 1854 goed aan bij het streven van bisschop Paredis de geloofsinhoud ingebed in talrijke tradities op aansprekende wijze over te dragen. In het jaar, waarin zijn vicariaat tot bisdom verheven werd, wijdde hij Limburg onder deze titel toe aan de Moeder des Heren. Hij bleef dit geloofsgeheim benadrukken en vroeg zijn geestelijken met grote plechtigheid de herdenking ervan te vieren (vgl. J.M. Gijsen, Joannes Augustinus Paredis 1795-1886, bisschop van Roermond en het Limburg van zijn tijd).

Het feest van 8 december is tevens de dies natalis van het priesterseminarie Rolduc. Vandaag is het de 41e verjaardag sinds de herstart  in 1974.

Kerken in het bisdom Roermond onder het patronaat van Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen vindt men o.a. in:
Amstenrade, bouwperiode 1852-1856 (Carl Weber); Venlo, 1911 (Pierre Cuypers); Rijckholt, gebouwd 1882 als dominicaner kloosterkerk en voor buurtbewoners,2009 aan de eredienst onttrokken; Terwinselen, 1921 (Hubert van Groenendael) en te Pey-Echt, in 1859. (Pierre Cuypers). Op 10 december 1861 werd deze kerk ingezegend mgr. Paredis.

In de Orde van het H.Graf stond Maria in hoge eer. In de 12e eeuw werden zeker vijf Mariafeesten gevierd. In een 15e eeuws Antiphonale in gebruik in de priorij in Sint Odiliënberg bij het Getijdengebed staat op folio 286 het feest "In Conceptione B.M.Virginis" vermeld te vieren als "totum duplex", met een octaaf.

De communiteit van Priorij Thabor wijdt zich tweemaal per jaar, namelijk op het Hoogfeest van Maria Boodschap (25 maart) en op het Hoogfeest van Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen (8 december) toe aan de H. Maagd Maria.
De diepe, eeuwenoude devotie tot de H. Maagd in de Orde werd nog versterkt werd door de Verhandelingen van de H. Grignion de Montfort over de devotie tot Onze-Lieve-Vrouw. Eerst aan het begin van de 20e eeuw werd deze toewijding of opdracht in de Priorij in Turnhout ingevoerd en tot op de dag van vandaag wordt deze opdracht als zinvol beleefd.

H. John Henry Newman, kerkleraar [1801-1890) Mei-meditaties 7 (2)* Onbevlekte ontvangenis - Mystieke roos.

John Henry Newman [1801-1890)
Meimaand-meditaties 7 (2)*
Onbevlekte ontvangenis - Mystieke roos.

Hoe is Maria de Rosa Mystica geworden, de uitgelezen, keurige, volmaakte bloem van Gods geestelijke schepping? Doordat zij geboren werd, opgroeide en beschut bleef in de mystieke tuin of het paradijs van God. De H.Schrift gebruikt meermalen het beeld van een tuin, als ze wil spreken over de hemel en zijn zalige bewoners. Een tuin is een plek gronds, bestemd voor goede en veelsoortige bomen en planten, voor dingen die aangenaam zijn voor de smaak, of geurig voor de reuk, of schoon voor het oog of nuttig als voedsel. En in geestelijke zin wordt er mee aangeduid het verblijf van de zalige geesten en heilige zielen die er tezamen wonen, zielen die tegelijk de bloemen en de vruchten dragen, die ze door Gods zorgvuldige bewerking hebben voortgebracht, bloemen en vruchten van genade, bloemen schoner en geuriger dan die van welke tuin ook, vruchten heerlijker en voortreffelijker dan ooit door aardse bewerking tot rijpheid kunnen gebracht worden.

Al wat God gemaakt heeft spreekt van zijn Maker; de bergen spreken van zijn eeuwigheid; de zon van zijn grootheid, de winden van zijn almacht. Zo spreken de bloemen en vruchten van zijn heiligheid, en liefde en zijn voorzienigheid. En zoals de bloemen en de vruchten zijn, zo moet ook de plaats zijn waar ze gevonden worden. Met andere woorden, omdat ze gevonden worden in een tuin en daar thuis zijn, bezit ook een tuin schoonheden die van God spreken. Het zou bijvoorbeeld al zeer vreemd zijn als we schone bloemen vinden op een steenrots, of heerlijk fruit in een zandwoestijn. Zoals men dus met bloemen en vruchten in mystieke zin bedoelt: de geven en genaden van de Heilige Geest, zo verstaat men onder een tuin in mystieke zin: een plaats van geestelijke rust, van stilte, van vrede, van verfrissing en genot.

Zo waren onze eerste ouders geplaatst in “een tuin van Eden”, overschaduwd door bomen “prachtig van vorm en met heerlijke vruchten” (Gen 2,8-9), met de levensboom in het midden en een rivier die de tuin bevloeide. Als de Heer vanaf het Kruis tot de boetvaardige misdadiger spreekt, noemt Hij de hemel waarin Hij hem zou opnemen, een Paradijs, of een tuin in Eden. En de H. Johannes spreekt in het Boek der Openbaring over de hemel, het paleis van God als over een tuin of paradijs waarin de boom des levens staat die elke maand zijn vruchten draagt (Openb 22,2).

In zulk een tuin werd de Mystieke Roos, de onbevlekte Maria, beschut en gekweekt om de Moeder van de allerheiligste God te worden, van haar geboorte af tot aan haar verloving met de H. Jozef, een tijdruimte van dertien jaren. Daarvan was zij drie jaren in de armen van haar heilige Moeder Anna, en tien jaar woonde zij in Gods tempel. In die heilige tuin, zoals men zeggen mag, leefde zij verborgen voortdurend besproeid door de dauw van Gods genade, en opgroeiend tot een steeds volmaakter hemelse bloem, totdat zij op het einde van die tijdsruimte geschikt was voor de inwoning van de Allerheiligste. Dat was de uitwerking van de Onbevlekte Ontvangenis. Met uitzondering van haar hebben zelfs de schoonste rozen in Gods paradijs de besmetting ondergaan zodat zij een prooi konden worden van rupsen en sprinkhanen. Allen zonder uitzondering, behalve alleen Maria. Van het begin af was zij volmaakt in haar goedheid en haar schoonheid, en toen eindelijk de engel Gabriel tot haar kwam, bevond hij haar “vol van genade”, omdat wegens haar goed gebruik ervan, de genade in haar was toegenomen van het eerste ogenblik af van haar bestaan.


* De beheerders van Newmans nalatenschap tekenden bij deze meditatie aan dat deze overweging geschreven en gebruikt werd in het jaar 1874, maar het jaar daarop werd geschrapt, en dat Newman toen pas de overweging voor 9 mei heeft geschreven.

Lezingen H. Mis 2e zondag van de advent, jaar A Hij, die na mij komt, is sterker dan ik

Eerste lezing (Jes 11,1-
In die dagen zal een twijg ontspruiten aan de stronk van Isaï,
een scheut aan zijn wortels zal vruchten dragen.
De geest van de Heer zal op hem rusten,
de geest van wijsheid en verstand,
de geest van raad en heldenmoed,
de geest van liefde en vreze des Heren,
en deze vreze des Heren zal hij uitstralen.
Hij zal geen oordeel vellen naar uiterlijke schijn,
geen uitspraak doen op grond van geruchten.
De kleinen zal hij recht verschaffen,
een eerlijk vonnis spreken over de geringsten der aarde,
maar de uitbuiter zal hij striemen met de gesel van zijn mond,
en de boosdoener doden met de adem van zijn lippen.
Gerechtigheid wordt de gordel om zijn heupen,
onkreukbaarheid de band om zijn leden.
Dan huist de wolf bij het lam,
vlijt de panter zich neer naast het geitje,
grazen tezamen het kalf en het leeuwenjong,
een kleuter kan ze weiden!
Koe en berin hebben vriendschap gesloten,
hun jongen liggen naast elkaar,
en de leeuw vreet hooi met het rund.
De zuigeling speelt bij het hol van de adder,
en het kleine kind steekt zijn handje in het nest van de slang!
Dan zondigt niemand meer, doet niemand meer kwaad
op heel mijn heilige berg,
maar zal de gehele aarde vervuld zijn met liefde tot God,
zoals de zeebodem bedolven is onder het water.
Op die dag zal de wortel van Isaï
opgericht staan als banier voor de volken:
alle naties zullen naar hem toestromen.
En zijn troon zal luisterrijk zijn!

Tweede lezing (Rom. 15,4-9)
Broeders en zusters,
alles wat eertijds werd opgeschreven,
werd opgetekend tot onze lering,
opdat wij door de volharding en de vertroosting,
die wij putten uit de Schrift,
in hoop zouden leven.
God, die de volharding en de vertroosting schenkt,
verlene u ook eensgezindheid
in de geest van Christus Jezus,
opdat gij één van hart en uit één mond
de God en Vader van onze Heer Jezus Christus
moogt verheerlijken.
Aanvaardt daarom elkander als leden van één gemeenschap,
zoals ook Christus ons
in zijn gemeenschap heeft opgenomen,
ter ere Gods.
Ik bedoel dit:
terwille van Gods trouw
is Christus dienaar geweest van het Joodse volk,
om de beloften aan de aartsvaders waar te maken;
maar de heidenen moeten God verheerlijken
om zijn erbarming,
volgens het woord van de Schrift:
“Daarom zal ik U loven onder de heidenen
en uw naam met psalmen prijzen.”

Evangelie (Mt, 3,1-12)
In die tijd trad Johannes de Doper op
en predikte in de woestijn van Judea:
“Bekeert u, want het Rijk der hemelen is nabij.
Deze toch is het, die de profeet Jesaja bedoelde
toen hij zei:
een stem van iemand, die roept in de woestijn:
bereidt de weg van de Heer,
maakt zijn paden recht.”

Johannes nu droeg een kleed van kameelhaar
en een leren gordel om zijn lenden.
Zijn voedsel bestond uit sprinkhanen en wilde honing.
Toen trok Jeruzalem, Judea en heel de Jordaanstreek
naar hem uit
en zij lieten zich door hem dopen in de rivier, de Jordaan,
terwijl zij hun zonden beleden.
Maar toen hij vele Farizeeën en Sadduceeën zag komen
om gedoopt te worden,
sprak hij tot hen:
“Adderengebroed, wie heeft u voorgespiegeld,
dat ge de dreigende toorn kunt ontvluchten?
Brengt liever vruchten voort, die passen bij bekering,
en neemt niet een houding aan alsof ge bij uzelf zegt:
Wij hebben Abraham tot vader!
Waarachtig, ik zeg u,
dat God de macht bezit
voor Abraham uit deze stenen kinderen te verwekken!
Reeds ligt de bijl aan de wortel van de bomen.
Elke boom dus, die geen goede vrucht draagt,
wordt omgehakt en in het vuur geworpen.
Ik doop u met water, opdat ge u zoudt bekeren.
Maar Hij, die na mij komt, is sterker dan ik,
en ik ben niet waardig Hem van zijn sandalen te ontdoen.
Hij zal u dopen met de heilige Geest en met vuur.
De wan heeft Hij in zijn hand
en Hij zal zijn dorsvloer grondig zuiveren;
zijn tarwe zal Hij in de schuur verzamelen,
maar het kaf verbranden in onblusbaar vuur.”

zaterdag 29 november 2025

Lezingen H. Mis 1e zondag van de advent, jaar A Weest dus waakzaam, want gij weet niet op welke dag uw Heer komt.

Eerste lezing (Jes. 2,1-5)
Visioen van Jesaja, de zoon van Amos, over Juda en Jeruzalem. Op het einde der dagen zal de berg waarop de tempel van de Heer staat, oprijzen boven alle bergen en uitsteken boven alle heuvels. Alle volkeren zullen erheen stromen en talloze naties erheen trekken. Zij zullen zeggen: “Kom, laat ons optrekken naar de berg van de Heer, naar de tempel van Jakobs God. Hij zal ons zijn wegen wijzen en wij zullen zijn paden bewandelen. Want uit Sion komt de Wet, het Woord van de Heer uit Jeruzalem. Oordelen zal Hij de volkeren, rechtspreken over de talloze naties. Zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegijzers, hun speren tot sikkels. Geen volk zal nog het zwaard trekken tegen een ander, en niemand zal nog leren oorlog voeren. Huis van Jakob, kom, laat ons wandelen in het licht van de Heer.”

Tweede lezing (Rom 13,11-14)
Broeders en zusters, gij weet dat het uur om uit de slaap te ontwaken reeds is aangebroken. Thans is ons heil dichterbij dan toen wij tot het geloof kwamen. De nacht loopt ten einde, de dag breekt aan. Laten wij ons dus ontdoen van de werken der duisternis en ons wapenen met het licht. Laten wij ons behoorlijk gedragen als op klaarlichte dag, en ons onthouden van braspartijen en drinkgelagen, van ontucht en losbandigheid, van twist en nijd. Bekleedt u met de Heer Jezus Christus en koestert geen zondige begeerten meer.

Evangelie (Mt. 24,37-44)
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Zoals het ging in de dagen van Noach, zo zal het gaan bij de komst van de Mensenzoon. Zoals de mensen in de dagen vóór de zondvloed doorgingen met eten en drinken, met huwen en ten huwelijk geven, tot op de dag waarop Noach de ark binnenging, en zij niets vermoedden totdat de zondvloed kwam en allen wegrukte: zo zal het gaan bij de komst van de Mensenzoon. Dan zullen er twee op de akker zijn: de een wordt meegenomen, de ander achtergelaten: twee vrouwen zullen met de molen aan het malen zijn: de een wordt meegenomen, de andere achtergelaten. Weest dus waakzaam, want gij weet niet op welke dag uw Heer komt. Begrijpt dit wel: als de eigenaar van het huis wist op welk uur van de nacht de dief zou komen, zou hij blijven waken en in zijn huis niet laten inbreken. Weest ook gij dus bereid, omdat de Mensenzoon komt op het uur waarop gij het niet verwacht.”

ADVENT – Rorate caeli – Dauwt, hemelen muziek en tekst Latijn met NL vertaling


Ne irascaris Domine, ne ultra memineris iniquitatis:
ecce civitas Sancti facta est deserta, Sion deserta facta est:
Ierusalem desolata est:
domus sanctificationis tuae et gloriae tuae,
ubi laudaverunt te patres nostri.

Rorate caeli desuper, et nubes pluant iustum.

Peccavimus, et facti sumus tamquam immundus nos,
et cecidimus quasi folium universi;
et iniquitates nostrae quasi ventus abstulerunt nos:
abscondisti faciem tuam a nobis,
et allisisti nos in manu iniquitatis nostrae.

Rorate caeli desuper, et nubes pluant iustum.

Vide, Domini, afflictionem populi tui,
et mitte quem missurus es,
emitte Agnum dominatorem terrae,
de Petra deserti montem filiae Sion:
ut auferat ipse iugum captivatis nostrae.

Rorate caeli desuper, et nubes pluant iustum.

Consolamini, consolamini, popule meus: cito veniet salus tua:
quare moerore consumeris, quia innovavit te dolor?
Salvabo te, noli timere: ego enim sum Dominus Deus,
tuus, Sanctus Israel, Redemptor tuus.
Rorate caeli desuper, et nubes pluant iustum.

 Aankondiging van de Advent

Dauwt, hemelen, van boven,
 gij, wolken, regent de Rechtvaardige.

Wees niet langer vertoornd, o Heer,
 gedenk niet langer onze ongerechtigheid.
 Zie, de stad van de Heilige is verlaten geworden,
 Sion is verlaten geworden;
 Jerusalem ontvolkt,
 het huis van uw heiliging en uw heerlijkheid,
 waar onze vaderen U lofliederen zongen.

We hebben gezondigd en zijn als een onreine geworden
 en allen zijn wij als bladeren afgevallen,
 en onze zonden hebben ons als de wind weggeblazen.
 U hebt uw aangezicht verborgen voor ons
 en ons verpletterd door de zwaarte van onze schuld.

Zie, Heer, de ellende van uw volk,
 en zend Hem die Gij ons zenden zult;
 Zend het Lam, de Beheerser van de aarde,
 van de rots in de woestijn naar Sion’s dochter,
opdat Hij het juk van onze gevangenschap wegneme.

Troost u, troost u, mijn volk;
weldra zal uw heil komen.
Waarom wordt gij door rouw verteerd,
Omdat de droefheid u opnieuw heeft aangegrepen?
Ik zal u redden, vrees niet;

Want Ik ben de Heer, uw God, de Heilige van Israel, uw Verlosser.



Lezingen H. Mis Christus, Koning van het Heelal Ik ben in de wereld gekomen om getuigenis af te leggen van de waarheid.

Eerste lezing (Dan. 7, 13-14)
Uit de Profeet Daniël.
In die tijd nam Daniël het woord en zei:
“In mijn nachtelijk visioen zag ik met de wolken des hemels iemand aankomen,
die op een mens geleek.
Hij ging naar de Hoogbejaarde en werd voor Hem geleid.
Toen werd Hem heerschappij gegeven, luister en koninklijke macht;
alle volken, stammen en talen brachten Hem hun hulde.
Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die nooit vergaat,
zijn koninkrijk gaat nooit ten gronde.”

Tweede lezing (Apok. 1, 5-8)
Uit de openbaring van de heilige apostel Johannes.
Broeders en zusters,
genade zij u van Jezus Christus, de getrouwe getuige,
de eerstgeborene van de doden
en de vorst van de koningen der aarde.
Aan Hem die ons liefheeft
en die ons van de zonden heeft verlost door zijn bloed,
die ons gemaakt heeft tot een koninkrijk van priesters
voor zijn God en Vader,
Hem zij de heerlijkheid en de macht in de eeuwen der eeuwen!
Amen.
Zie, Hij komt met de wolken
en elk oog zal Hem aanschouwen,
ook zij die Hem doorstoken hebben;
en alle stammen der aarde zullen over Hem weeklagen.
Ja, Amen!
Ik ben de Alfa en de Omega
- zegt God de Heer -
Hij die is en die was en die komt,
de Albeheerser.”

Evangelie (Joh. 18, 33b-37)
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes.
In die tijd riep Pilatus Jezus bij zich en zei tot Hem: “Zijt gij de koning der Joden?”
Jezus antwoordde hem:
“Zegt gij dit uit uzelf
of hebben anderen u over Mij gesproken?”
Pilatus gaf ten antwoord:
“Ben ik soms een Jood?
Uw eigen volk en de hogepriesters
hebben U aan mij overgeleverd.
"Wat hebt Gij gedaan?”
Jezus antwoordde:
“Mijn koningschap is niet van deze wereld.
Zou mijn koningschap van deze wereld zijn,
dan zouden mijn dienaars er wel voor gestreden hebben,
dat Ik niet aan de Joden werd uitgeleverd.
"Mijn koningschap is evenwel niet van hier.”
Pilatus hernam:
“Gij zijt dus toch koning?”
Jezus antwoordde:
“Ja, koning ben Ik.
Hiertoe werd Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen
om getuigenis af te leggen van de waarheid.
Alwie uit de waarheid is luistert naar mijn stem.”