Eerste lezing (Hab. 1,2-3; 2,2-4)
Hoelang moet ik nog roepen, Heer,
terwijl Gij maar niet luistert?
Hoelang moet ik de hemel nog geweld aandoen,
terwijl Gij maar geen uitkomst brengt?
Waarom laat Gij mij onrecht lijden
en ziet Gij die ellende maar aan?
Waarom moet ik leven te midden van geweld en verdrukking
en waarom rijst er twist
en moet men lijden onder tweedracht?
De Heer gaf mij antwoord:
“Schrijf het visioen op,
zet het duidelijk op schrift,
zodat men het vlot kan lezen.
Want dit visioen
– al wacht het de vastgestelde tijd nog af –
hunkert niettemin naar zijn vervulling:
het vertelt geen leugen.
Al blijft het ook uit, geef het wachten niet op,
want komen doet het beslist
en het komt niet te laat.
Bezwijken zal hij,
die in zijn hart niet deugt;
de rechtvaardige echter blijft leven door zijn trouw.”
Tweede lezing (2 Tim. 1,6-8.13-14)
Dierbare,
vergeet niet het vuur aan te wakkeren van Gods genade,
die in u is door de oplegging van mijn handen.
Want God
heeft ons niet een geest geschonken van vreesachtigheid,
maar een geest van kracht, liefde en bezonnenheid.
Schaam u dus niet van onze Heer te getuigen.
Schaam u evenmin voor mij, zijn gevangene.
Draag uw deel in het lijden voor het evangelie.
Neem als richtsnoer de gezonde beginselen, die gij uit mijn mond hebt vernomen
en houdt ze vast in het geloof en de liefde van Christus Jezus.
Bewaar de u toevertrouwde schat
met de hulp van de heilige Geest, die in ons woont.
Evangelie (Lc. 17,5-10)
In die tijd zeiden de apostelen tot de Heer:
“Geef ons meer geloof.”
De Heer antwoordde:
“Als ge een geloof had als een mosterdzaadje,
zoudt ge tot die moerbeiboom zeggen:
Maak uw wortels los uit de grond en plant u in de zee,
en hij zou u gehoorzamen.
Wie van u zal tot de knecht,
die hij in dienst heeft als ploeger of veehoeder
bij diens thuiskomst van het land zeggen:
Kom meteen aan tafel en tast toe?
Zal hij niet eerder zeggen:
Maak mijn maaltijd klaar;
omgord je en bedien mij, terwijl ik eet en drink;
daarna kun je zelf eten en drinken?
Moet hij die knecht soms dankbaar zijn,
omdat hij heeft uitgevoerd wat hem is opgedragen?
Zo is het ook met u:
wanneer ge alles hebt gedaan wat u opgedragen werd,
zegt dan: Wij zijn maar gewone knechten;
wij hebben alleen maar onze plicht gedaan.”
zondag 5 oktober 2025
Collectegebed 27e zondag door het jaar I Schenk ons wat wij niet durven vragen.
Collectegebed
27e zondag door het jaar I - Overweging
Schenk ons wat wij niet
durven vragen.
I n l e i d i n g
Het collectegebed van vandaag is rijk aan
fijngevoelige gedachten: Gods vaderlijke
goedheid is oneindig en geeft meer dan wij verdienen. De bede vraagt
vergiffenis voor “al wat ons geweten verontrust” en om zaken, “die het gebed
niet durft te vragen”. Ook hier horen we de echo van de twee kernbeden van het
Onze Vader: “Uw Rijk kome” en “vergeef ons onze schuld”.
Missale Romanum – 1970
Omnipotens sempiterne Deus,
qui abundantia
pietatis tuæ et merita supplicum excedis et vota,
effunde super nos
misericordiam tuam,
ut dimittas quæ
conscientia metuit,
et adiicias quod oratio non præsumit.
Nederlands Altaarmissaal –
1979
Almachtige eeuwige God,
in uw grote goedheid geeft
Gij meer dan ons toekomt, meer dan wij verlangen.
Wij vragen U: bewijs ons uw
overvloedige barmhartigheid:
vergeef al wat ons geweten
verontrust
en schenk ons wat wij niet
durven vragen.
Werkvertaling
Almachtige eeuwige God,
Die met/door de overvloed van uw liefde
de verdiensten en wensen van hen die tot U smeken overstijgt,
stort uw barmhartigheid over ons uit
zodat Gij wegneemt wat ons geweten
verontrust
en toevoegt wat ons gebed niet durft
verwachten.
L i t u r g i s
c h e a n t e c e d e n t e n
Met een kleine variant staat het collectegebed van
deze zondag vermeld in het oude Sacramentarium
Gelasianum, 1201 (Vat.Reg.Lat.316; 1e helft 8e eeuw).
In het preconciliaire Missale Romanum
was dit de collecte van de 11e zondag na Pinksteren en werd in de Novus
Ordo Missale Romanum opgenomen
als collecte van de 27e zondag van de Tijd door het Jaar.
O v e r w e g i n g
De
liturgie hanteert graag het concept van de overvloedige rijkdom van God
(abundantia). Dat deze overvloed te vinden is in de liefde (pietas) maakt het
hart van de bidder gelukkig zodat het als het ware wordt aangemoedigd véél en
overdadig te vragen, ofschoon het er geen enkele aanspraak op kan maken. Goed
beschouwd verdienen wij dit geschenk van God niet, maar het is de genade is die
ons onverdiend deze overvloed schenkt. Dit ligt op geen enkele wijze aan ons
maar enkel en alleen aan de overvloedige rijkdom van zijn liefde.
Daarmee
is nog niet het belangrijkste gezegd: de liefde van God overstijgt in haar
vrijgevigheid zelfs onze onverzadigbare wensen (vota). Want wanneer wij naar
oneindig en eeuwig geluk verlangen, kunnen we deze onbegrensdheid slechts door
ontkenning van de grenzen vatten maar nooit ten volle de oneindige heerlijkheid
van de goddelijke gaven begrijpen. We zouden God en zijn liefde zelf moeten
kennen om uit te kunnen drukken wat God ons heeft beloofd en wat wij Hem
vragen.
Vanuit
de gedachte aan de overvloedige rijkdom kiest het gebed al onmiddellijk zijn
eerste term: “stort uw barmhartigheid over ons uit”. “Uitstorten” (infunde) is
de taal die de oraties graag gebruiken in deze context en vooral wanneer de
liefde zich kenbaar maakt in de “Uitstorting van de Heilige Geest” daarbij de
H. Schrift volgend als deze zegt: “De liefde van God is in ons hart uitgestort
door de Heilige Geest die ons werd geschonken” (Rom 5,5).
Vervolgens
wordt de algemeen gehouden bede (effunde super nos misericordiam tuam) in twee
richtingen geconcretiseerd. Eerst gaat het om de vergeving van de zonde. Onder
de indruk van de onmeetbare liefde van God voelt het geweten van de zondaar
zich door vrees bevangen. Er bestaat geen grotere schrik dan het bewustzijn
deze overvloedige liefde gekwetst te hebben. Daarvoor is er geen redding tenzij
juist deze liefde van God. Zij moedigt de bidder aan vergiffenis te vragen en
vervult hem met vertrouwen. Zij bemoedigt hem zelfs opnieuw zonder beperking te
vragen, wat het gebed niet waagt uit te spreken, ja, zo zal men mogen
toevoegen, dát te vragen wat verder gaat dan waartoe het door de liefde
gedreven biddende en zo mateloos verlangende hart in staat is.
Vandaag is deze dank heel bewust en levendig in ons,
en de zondag weerklinkt als verrijzenisdag van de Heer van de vreugde over zijn
mateloze barmhartigheid. God de Vader heeft in zijn “overgrote liefde” meer
gegeven dan wij konden vragen, en eraan toegevoegd wat het gebed nooit zou
hebben durven vragen: het goddelijk leven. Een bovennatuurlijke levenskracht,
die alleen de christen kent door de uitstorting van de Heilige Geest stuwt
geest en lichaam voort en maakt van hem, zoals de H. Paulus zegt, een levendmakende
Geest (1 Kor 15,45).
De eerste christenen zijn hiervan een levend
getuigenis. Vol liefde droegen zij de last van het zware dagelijkse leven,
vervuld van een vreugde, die niemand begreep. Dagelijks stelden zij in de dagen
van vervolging hun leven in de waagschaal. Blij leden zij het verlies van hun aardse
goederen en gingen zij in ballingschap of naar het schavot zoals anderen naar
een feestmaal. Vrijwillig verlieten zij hun bezittingen, verdwenen voor de
wereld en leidden in de woestijn een leven vol ontbering, maar rijk door het
bezit van God. Maagdelijk en louter en alleen levend voor God droegen zij
overvloedige de vruchten van leven uit hun vereniging met Christus. Dit is ook
nu nog evenals in de vroegste tijd het wezen
van de christen: hij bezit het leven, omdat hij het met de Heer heeft
prijsgegeven in de mystieke dood. De verrijzenis van Christus is de onuitputtelijke
bron van goddelijk leven voor de zijnen. Daarom houdt de Kerk niet op, de
boodschap van de Verrijzenis te verkondigen: “Voor alles heb ik u overgeleverd,
wat ik ook zelf als overlevering heb ontvangen, namelijk dat Christus gestorven
is voor onze zonden volgens de Schriften, dat hij begraven is en verrezen op de
derde dag…” (1 Kor 15,3-4). Dat is de
belangrijkste boodschap van het leven voor alle gelovigen en gedoopten, die -ook
beleefd en uitgedragen door de Kanunnikessen van het Heilig Graf in Sint
Odilienberg in het devies van het huis- verwoord wordt met het psalmwoord:
“Apud te est fons vitæ et in lumine tuo videbimus lumen” – bij U is de bron van
het Leven en in Uw licht [van de Verrijzenis] zullen wij het licht zien – (Ps 35[36]10). Niet met woorden alleen,
maar vooral door haar liturgisch handelen verkondigt de Kerk dagelijks opnieuw:
“Christus leeft”- ook wij zullen leven, zo wij met Hem sterven. Het dagelijks
Offer in de H. Mis en de liturgische viering van het kerkelijk jaar zijn niets
anders dan de plechtige verkondiging van
de Dood en Verrijzenis van Christus.
Hier stroomt de kracht van zijn onsterfelijk leven op de zijnen over en geeft Hij “aan zijn volk kracht en
sterkte” (Ps 67[68],36). Hier worden
wij gered naar lichaam en ziel maar smachten steeds opnieuw naar zijn redding door op zijn woord onze hoop te
stellen (Cf. Ps 118,81; Communio 27e
zondag). Hier vinden wij kracht en vreugde in de Communie en bidden wij om op
te gaan in Hem die ons voedsel is (Cf. Gebed na de Communie, 27e
zondag): in lumine tuo videbimus lumen!
(Bew. van J. Passcher
en Aem. Löhr)
donderdag 2 oktober 2025
Manifestatie Kunststroom Roerdalen-Wassenberg 4 en 5 oktober 2025 in Mariakapel en Basiliek - exposerende kunstenaars met link naar werk
Expositie in Basiliek en Mariakapel Sint Odiliënberg
Exposerende kunstenaars op deze locatie met link naar hun werk:
Aanstaande zondag 5 oktober 2025- Concertante muziek in de Basiliek voorafgaand aan de Vespers om 16u
Programma
1. Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)
Kerksonate in A [KV 225]
2. Welkom en inleiding
3. Franz Schubert (1797-1828)
Der gute Hirt naar psalm 23, D449
4. Theodor Kirchner (1823-1903)
Poco lento, uit: Zwei Tonstücke [Opus 92]
5. David Cameron ( * 1937)
Andante Cantabile (2006) à quatre mains
Uit: Sonata for Organ, Four Hands and Feet
6. Franz Schubert (1797-1828)
Im Abendrot: O, wie schön ist deine Welt [D 799]
7. Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)
Kerksonate in F [KV 145]
8. Johannes Brahms (1833-1897)
Vier ernste Gesänge [Opus 121]
Abonneren op:
Posts (Atom)