dinsdag 18 februari 2025

Van de kloosterfotograaf: Buizerd bekijkt omgeving in een boom bij het klooster

 


Overweging 6e zondag door het jaar (C) - Open durven staan voor Gods rijkdom



Volgens de Bijbel komen mensen er slecht van af wanneer zij zich afkeren van de levende Heer. Dan zijn zij een kale struik, staan zij in dorre woestijngrond, in onvruchtbaar gebied ; armoe troef !

Jeremia tekent ons ook uit op zijn best. Wanneer je op de Heer vertrouwt, ben je als een boom aan een rivier, met wortels tot in het water. Je hebt geen last van de hitte, je blad blijft groen. En in een tijd van droogte, deert en doet het je niets, je blijft toch vrucht dragen ; rijkdom te over !

Diezelfde armoede en rijkdom beluisteren wij in een brief van Paulus.  Met eigen woorden gezegd : als wij niet durven geloven dat er een opstanding van de doden bestaat, dan zijn wij de beklagenswaardigste van alle mensen. Dan is het miserabel met ons gesteld, armoe troef.

Maar durven wij geloven dat ook wij tot opstanding en verrijzenis zijn bestemd, dan is dat een rijkdom die grensoverschrijdend is, en ons op de been houdt, in beweging, in leven houdt, van dag tot dag, rijkdom te over.

Wat duidelijk wordt in de lezingen van vandaag, is : de liefdevolle God kijkt allereerst naar het hart van de mens, naar zijn binnenkant. Wat voor  Hem belangrijk is, heeft te maken met de grondhouding vanwaaruit een mens leeft.

Dúrf je ook te geloven in de eigen opstanding en verrijzenis, hier en nu, daar en later ?

Dúrven wij nu, voor dit leven hier, en voor dat toekomstig leven hierna, op God en zijn blijde boodschap onze hoop te vestigen ?

Als gelovige mensen, opgenomen in het rijk van de liefdevolle God, mogen wij in ons leven voortdurend kiezen voor een geestelijke levensinhoud : armoe troef óf rijkdom te over.

Het woord ´troef´ komt vooral in het kaartspelen voor. Het gaat daarbij om een kaart van een bepaalde soort of kleur, welke, hoger, belangrijker is dan een andere kaart of kleur. We zeggen dan ook : ik heb alle troeven in handen, ik speel een hoge troef uit, ik speel mijn laatste troef.

De hoogste troef die wij, mensen voor God kunnen uitspelen is, om open durven te staan voor Gods rijkdom. Voor die troefkaart in ons leven heeft, als ik dat zo zeggen mag, God een zwak. Als wij díe troefkaart naar God uitspelen, die kaart van menselijke ontvankelijkheid en afhankelijkheid, dan bekennen wij kleur voor God.

Dan zijn wij niet beklagenswaardig, maar rijk. Dan zijn wij in de ogen van God, zalig, gelukkig, opspringend van vreugde, want geweldig is ons loon.

zondag 16 februari 2025

Place Your Heart in God - Bishop Barron Sunday Sermon (6C)

Lezingen H. Mis 6e zondag door het jaar C Zalig zijt gij, die arm zijt

Eerste lezing (Jer. 17,5-8)
Uit de Profeet Jeremia.
Dit zegt de Heer: “Vervloekt is hij die op mensen vertrouwt, die bouwt op een schepsel en zich afkeert van de Heer. Hij is een kale struik in de steppe, nooit ziet hij regen; hij staat in dorre woestijngrond, in een onvruchtbaar gebied, waar niemand woont.
Gezegend is hij die op de Heer vertrouwt, en zich veilig weet bij hem. Hij is als een boom die aan een rivier staat en wortels heeft tot in het water. Hij heeft geen last van de hitte, zijn blad blijft groen.

Tweede lezing (1 Kor. 15,12.16-20)
Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte.
Broeders en zusters, als wij verkondigen dat Christus uit de doden is opgewekt, hoe kunnen dan sommigen onder u beweren dat er geen opstanding van de doden bestaat? Want als de doden niet verrijzen is ook Christus niet verrezen, en als Christus niet is verrezen is uw geloof waardeloos en zijt gij nog in uw zonden. Dan zijn ook zij die in Christus ontslapen zijn verloren. Indien wij enkel voor dit leven onze hoop op Christus hebben gevestigd zijn wij de beklagenswaardigste van alle mensen. Maar zo is het niet! Christus is opgewekt uit de doden als eersteling van hen die ontslapen zijn.

Evangelie (Lc. 6,17.20-26)
In die tijd daalde Jezus samen met de twaalf van de berg af. Hij bleef staan op een vlak terrein. Daar bevond zich een talrijke groep van zijn leerlingen en een grote volksmenigte uit heel het Joodse land, uit Jeruzalem en uit het kustland Tyrus en Sidon. Hij sloeg nu zijn ogen op, keek zijn leerlingen aan en sprak: “Zalig gij die arm zijt, want aan u behoort het Rijk Gods. Zalig die nu honger lijdt, want gij zult verzadigd worden. Zalig die nu weent, want gij zult lachen. Zalig zijt gij wanneer omwille van de Mensenzoon de mensen u haten, wanneer zij u uitstoten en u beschimpen en uw naam uit de samenleving bannen als iets verfoeilijks. Als die dag komt, springt dan op van blijdschap, want groot is uw loon in de hemel. Op dezelfde manier behandelden hun voorvaders de profeten. Maar wee u, rijken, want wat u vertroost hebt ge al ontvangen. Wee u, die nu verzadigd zijt, want ge zult honger lijden. Wee u, die nu lacht, want ge zult klagen en wenen. Wee u, wanneer alle mensen met lof over u spreken, want hun voorvaderen deden hetzelfde met de valse profeten.”

zondag 9 februari 2025

Graced Sinners on Mission - Bishop Barron Sunday Sermon -Fifth Sunday Ordinary Time

Lezingen H. Mis 5e zondag door het jaar C “Wees niet bevreesd, voortaan zult ge mensen vangen"

Eerste lezing (Jes. 6,1-2a.3-8)
Uit de Profeet Jesaja.
In het sterfjaar van koning Uzziahu zag ik de Heer, gezeten op een hoge en verheven troon: zijn sleep bedekte heel de vloer van de tempel. Hij was omgeven met serafs; elk had zes vleugels, en ze riepen elkaar toe: “Heilig, heilig, heilig, de Heer der hemelse machten! Heel de aarde is vol van zijn glorie!” Het luide roepen deed de drempels schudden in hun voegen en het heiligdom stond vol rook. Toen riep ik: “Wee mij, ik ben verloren! Want ik ben een mens met onreine lippen, en toch hebben mijn ogen de Koning, de Heer der hemelse machten, gezien!” Maar een van de serafs vloog naar mij toe met een gloeiende kool die hij met een tang van het altaar genomen had; hij raakte mijn mond daarmee aan en sprak: “Nu dit uw lippen aangeraakt heeft zijn uw zonden verdwenen, uw misstappen vergeven.” Daarop hoorde ik de Heer spreken: “Wie moet ik zenden? Wie zal voor ons gaan?” En ik antwoordde: “Hier ben ik, zend mij!”

Tweede lezing (1 Kor. 15,1-11)
Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte.
Broeders en zusters, ik vestig uw aandacht op het evangelie dat ik u heb verkondigd, dat gij hebt ontvangen, waarop gij gegrondvest zijt en waardoor gij ook gered wordt, indien ge er tenminste aan vasthoudt in de vorm waarin ik het u verkondigd heb, anders zoudt gij tevergeefs gelovig geworden zijn. In de eerste plaats dan heb ik u overgeleverd wat ik ook zelf als overlevering heb ontvangen, namelijk dat Christus gestorven is voor onze zonden, volgens de Schriften en dat Hij begraven is, en dat Hij is opgestaan op de derde dag, volgens de Schriften, en dat Hij verschenen is aan Kefas en daarna aan de Twaalf. Vervolgens is Hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk, van wie de meesten nog in leven zijn, hoewel sommigen zijn gestorven. Vervolgens is Hij verschenen aan Jakobus, daarna aan alle apostelen. En het laatst van allen is Hij ook verschenen aan mij, de misgeboorte. Ja ik ben de minste van de apostelen, niet waard apostel te heten, want ik heb Gods kerk vervolgd. Maar door de genade van God ben ik wat ik ben en zijn genade aan mij is niet vergeefs geweest. Ik heb harder gewerkt dan alle anderen, niet ik, maar de genade van God met mij. Maar of zij het nu zijn of ik, dát hebt gij geloofd.

Evangelie (Lc. 5,1-11)
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas.
Op zekere dag stond Jezus aan de oever van het meer van Gennesaret, terwijl de mensen op Hem aandrongen om het woord Gods te horen. Hij zag nu twee boten liggen aan de oever van het meer; de vissers waren eruit gegaan en spoelden hun netten. Hij stapte in een van de boten, die van Simon, en vroeg hem een eindje van wal te steken. Hij ging zitten en vanuit de boot vervolgde Hij zijn onderricht aan het volk. Toen Hij zijn toespraak had geëindigd zei Hij tot Simon: “Vaar nu naar het diepe en gooi uw netten uit voor de vangst.” Simon antwoordde: “Meester, de hele nacht hebben we gezwoegd zonder iets te vangen; maar op uw woord zal ik de netten uitgooien.” Ze deden het en vingen zulk een massa vissen in hun netten dat deze dreigden te scheuren. Daarom wenkten ze hun maats in de andere boot om hen te komen helpen. Toen die gekomen waren vulden zij de beide boten tot zinkens toe. Bij het zien daarvan viel Simon Petrus Jezus te voet en zei: “Heer, ga van mij weg want ik ben een zondig mens.” Ontzetting had zich meester gemaakt van hem en van allen die bij hem waren, vanwege de vangst die ze gedaan hadden. Zo verging het ook Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, die met Simon samenwerkten. Jezus echter sprak tot Simon: “Wees niet bevreesd, voortaan zult ge mensen vangen.” Ze brachten de boten aan land en lieten alles achter om Hem te volgen.

zaterdag 8 februari 2025

Film Sister Bakhita (Rai TV) Engels - Very worth seeing!

 Zie deze link: https://archive.org/details/Bakhita

This is the deeply moving story of the Sudanese saint Bakhita. Being kidnapped at age 6, she suffered every imaginable abuse as a slave from age 6 to 20.

Despite her destiny, Bakhita manged to stay free of hatred and revengeful thoughts. More, she succeeded in transforming the hearts and minds of those who dispised, mistreated, tortured and slandered her. 

The movie is thrilling and touching from the first minute to the last. Very worth seeing!





8 Febrero Santa Josefina Bakhita EL SEÑOR ME HA AMADO TANTO! De Heer heeft mij zó bemind!



Meditaciones de Santa Josefina Bakhita:
He dado todo a mi Señor:  Él cuidará de mí … Lo mejor para nosotros no es lo que consideramos mejor, sino lo que el Señor quiere de nosotros!
Ik heb alles aan mijn Heer gegeven: Hij zal mij helpen… Het beste voor ons is niet wat wij als het beste beschouwen, maar wat de Heer van ons wenst!
Oh Señor, si yo pudiera volar hasta mi pueblo y contarles sobre Tu Bondad con lo más alto que alcance mi voz: ¡Oh, cuántas almas se ganarían !
O, Heer, als ik kon vliegen naar mijn volk en hen met uiterste stemverheffing over Uw goedheid vertellen: o, hoeveel zielen zouden zich gewonnen geven!
Si yo me encontrara con los comerciantes de esclavos que me secuestraron y hasta con los que me torturaron, me pondría de rodillas y besaria sus manos, por si eso no hubiera sucedido, yo no sería cristiana hoy, ni religiosa …
Als ik de slavenhandelaars zou ontmoeten die mij ontvoerden en ook degenen die mij folterden, zou ik mij op de knieën werpen en hun handen kussen, want als dit niet was gebeurd, zou ik nu geen christen zijn en geen religieuze…
El Señor me ha amado tanto…: debemos amar a todos … tenemos que ser compasivos!
De Heer heeft mij zó bemind…: wij moeten ook de anderen beminnen… en compassie met hen hebben!
María me protegió, incluso antes de que yo la conociera!
Maria heeft mij beschermd, zelfs voordat ik haar kende!
Cuando una persona ama a otra muchísimo, lo que desea con fuerza es estar cerca de ella: por lo tanto, ¿por qué tener miedo de morir? La muerte nos lleva a Dios!
Als man en vrouw veel van elkaar houden, wensen zij in elkaars nabijheid te zijn:  daarom, waarom bang zijn voor de dood? De dood draagt ons naar God!
“Me voy despacio, paso a paso, porque llevo dos grandes maletas: en una van mis pecados, y en la otra, mucho más pesada, los méritos infinitos de Jesús. Cuando llegue al cielo abriré las maletas y diré a Dios: Padre eterno, ahora puedes juzgar. Y a San Pedro: cierra la puerta, porque me quedo”.
“Ik ga langzaam, stap voor stap, want ik draag twee grote valiezen: in het ene zitten mijn zonden en in het andere, die veel zwaarder is, de oneindige verdiensten van Jezus. Als ik in de hemel aankom zal ik de valiezen openmaken en tot God zeggen: Eeuwige Vader, nu kunt U oordelen. En tegen Sint Petrus: open de poort, want ik blijf hier”.
Viendo el sol, la luna y las estrellas, decía dentro de mí: ¿Quién será el Dueño de estas bellas cosas? Y sentía grandes deseos de verle, de conocerle y de rendirle homenaje.
Bij het zien van de zon, de maan en de sterren, zei ik bij mezelf: Wie zou de Meester van deze mooie dingen zijn? En ik voelde een groot verlangen Hem te zien, Hem te (leren) kennen en Hem hulde te brengen.
Que sean buenos, que amen al Señor, que reces por los que no le conocen. ¡Si supieras qué gran gracia es conocer a Dios!
Hoe goed zijn zij die de Heer beminnen, die bidden voor hen die ze niet kennen. Als je eens kon vermoeden welk een genade het is God te kennen!


zaterdag 1 februari 2025

God Returns to His Temple - Bishop Barron Sunday Sermon - Feast of the Presentation

Overweging Opdracht van de Heer in de Tempel - De liefdevolle God is ons nabij 2025


In deze duistere wereld is er licht nodig. Wij horen dan ook de oproep : ´Zo moet uw lichtstralen voor het oog van alle mensen, opdat ze uw goede werken zien en uw Vader verheerlijken, die in de hemel is´ (Mt 6, 16).

Bij de doop werd al een kaars ontstoken aan de Paaskaars, opdat wij in deze wereld licht van Gods licht zouden zijn en vuur van zijn vuur.

Verder is ons leven met kaarsen begeleid : de kaarsen van de groene adventskrans, het licht in de kerstboom en de grote Paaskaars.

Zij herinneren er ons telkens aan dat de liefdevolle God ons nabij is. Hij is de helpende en bevrijdende God, die onze duisternis met zijn licht kan doorbreken. En op het einde van onze levensweg zal men nogmaals kaarsen ontsteken. Zij worden ons meegegeven als reisstaf naar de eeuwigheid, als een lamp voor onze voeten, als een belofte dat wij zullen ontwaken in het eeuwige licht van Gods heerlijkheid.

De kaars is ook een beeld van ons eigen leven. Bekijk de kaars eens heel goed. Bovenop brandt het licht dat de duisternis doorbreekt en dat warmte geeft. Daaronder is de was, die stil en bescheiden helemaal in dat licht opgaat. De was weert zich niet, verzet zich niet : een toonbeeld van bereidheid. De kaars is bereid om daar te branden waar ze wordt neergezet. Overal is ze bereid zichzelf om te zetten in licht en warmte.

Zo heeft Christus zich ook tot in de dood gegeven aan mensen, zo is Maria met haar moederliefde overal aanwezig om het lijden van mensen te verlichten. Zo worden ook wij uitgenodigd om ons zelf weg te schenken aan hen die in de duisternis van eenzaamheid en lijden hunkeren naar warmte en troost. Zo kunnen wij warmte schenken aan hen die verkild zijn in het geloof en in het vertrouwen op God en de mensen.

In de Alpen staat een heel klein kerkje. Er is geen elektrisch licht en als er de eucharistie wordt gevierd, krijgt iedereen een olielampje. Wanneer er maar enkele mensen zijn, tekent dat licht zich griezelig af tegen de pilaren en in dat halfdonker word je bang. Maar als er veel mensen zijn, dan wordt het kerkje gezellig warm en dan wordt dat spel van lijnen en figuren iets, waar je met bewondering naar opkijkt.

Zo gaat het ook in de wereld. Zijn er maar enkelen die het licht uitdragen, dan ziet de wereld er griezelig uit en overal tekenen zich schimmen af. Maar als we met velen zijn, dan wordt de wereld een warm en gezellig thuis en wordt het er aangenaam om te leven.

Laten we vandaag bidden dat alle christenen, verlichte mensen zullen zijn. Dan zal het volk dat in de duisternis zit, een geweldig licht zien opgaan. Laten we dus niet klagen dat de tijden donker zijn, maar zorgen dat ons licht schijnt voor andere mensen.

Adorna Thalamum Chant- Gregoriaans - zingen we op Maria Lichtmis vroeg in de lauden

Lectionarium van vandaag 2 februari - Opdracht van de Heer - feest - Maria Lichtmis

2 februari - Opdracht van de Heer - feest - Maria Lichtmis

Eerste lezing (Mal. 3, 1-4)
Uit de Profeet Maleachi.
Dit zegt de Heer God: Ik zend mijn gezant voor Mij uit om voor Mij de weg te banen. En aanstonds treedt dan de Heer zijn heiligdom binnen, de Heer die gij zoekt, de engel van het verbond, naar wie gij verlangend uitziet. Let op, Hij komt, zegt de Heer van de hemelmachten. Maar wie kan de dag van zijn komst verdragen? Wie zal er staande blijven wanneer Hij verschijnt? Want Hij is als het vuur van de smelter, als het loog van de blekers. Hij zet zich neer om het zilver te smelten en te zuiveren, om de levieten te zuiveren en hen, als goud en zilver, te louteren, zodat zij de Heer weer op de vereiste wijze offergaven kunnen brengen. Dan zal het offer van Juda en Jeruzalem de Heer weer behagen, zoals in het verleden, in de voorbije jaren.

Tweede lezing (Hebr. 2, 14-18)
Uit de brief aan de Hebreeën.
Broeders en zusters, de kinderen van één familie hebben deel aan hetzelfde vlees en bloed; daarom heeft Jezus ons bestaan willen delen, om door zijn dood de vorst van de dood, de duivel, te onttronen en om hen te bevrijden, die door de vrees voor de dood heel hun leven aan onvrijheid onderworpen waren. Want het zijn niet de engelen wier lot Hij zich aantrekt, maar de nakomelingen van Abraham. Vandaar dat Hij in alles aan zijn broeders gelijk moest worden, om als een medelijdend en getrouw hogepriester hun belangen bij God te behartigen en de zonden van het volk uit te boeten. Omdat Hij zelf de proef van het lijden doorstaan heeft, kan Hij allen helpen die beproefd worden.

Evangelie (Lc. 2, 22-40)
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas.
Toen de tijd aanbrak waarop Maria en het kind volgens de Wet van Mozes gereinigd moesten worden, brachten zijn ouders Jezus naar Jeruzalem om Hem aan de Heer op te dragen, volgens het voorschrift van de Wet des Heren: elke eerstgeborene van het mannelijk geslacht moet aan de Heer worden toegeheiligd, en om volgens de bepalingen van de Wet des Heren een offer te brengen, namelijk een koppel tortels of twee jonge duiven. Nu leefde er in Jeruzalem een zekere Simeon, een wetgetrouw en vroom man, die Israëls vertroosting verwachtte, en de heilige Geest rustte op hem. Hij had een godsspraak ontvangen van de heilige Geest, dat de dood hem niet zou treffen, voordat hij de Gezalfde des Heren zou hebben aanschouwd. Door de Geest gedreven was hij naar de tempel gekomen. Toen de ouders het kind Jezus daar binnenbrachten om aan Hem het voorschrift der Wet te vervullen, nam Simeon het kind in zijn armen en verkondigde Gods lof met de woorden: “Uw dienaar laat Gij, Heer, nu naar uw woord in vrede gaan: mijn ogen hebben thans uw Heil aanschouwd, dat Gij voor alle volken hebt bereid; een licht dat voor de heidenen straalt, een glorie voor uw volk Israël.” Zijn vader en moeder stonden verbaasd over wat van Hem gezegd werd. Daarop sprak Simeon over hen een zegen uit en hij zei tot Maria, zijn moeder: “Zie, dit kind is bestemd tot val of opstanding van velen in Israël, tot een teken dat weersproken wordt, opdat de gezindheid van vele harten openbaar moge worden, en uw eigen ziel zal door een zwaard worden doorboord.” Er was ook een profetes, Hanna, een dochter van Fanuël, uit de stam van Aser. Zij was hoogbejaard en na haar jeugd had zij zeven jaren met haar man geleefd. Nu was zij een weduwe van vierentachtig jaar. Ze verbleef voortdurend in de tempel en diende God dag en nacht door vasten en gebed. Op dit ogenblik kwam zij naderbij, dankte God en sprak over het kind tot allen, die de bevrijding van Jeruzalem verwachtten. Toen zij alle voorschriften van de Wet des Heren vervuld hadden, keerden zij naar Galilea, naar hun stad Nazaret terug. Het kind groeide op en nam toe in krachten; het werd vervuld van wijsheid en de genade Gods rustte op Hem.