dinsdag 13 december 2016

Liturgia Horarum H. Lucia - H. Ambrorius over maagdelijkheid

Uit het boek van de heilige Ambrosius, bisschop van Milaan († 397), over de maagdelijkheid
 
Over de gratie van uw lichaam laat gij het licht van uw geest stralen.
 
Gij behoort tot het volk, het christenvolk, meer nog: tot de maagden behoort gij, die het licht van uw geest laat stralen over de gratie van uw lichaam (zo gelijkt ge het meest op de kerk). Gij vertoeft ook ’s nachts in uw binnenkamer. Ik zeg u: houd altijd Christus voor de geest, verwacht te allen tijde zijn komst.
Zo heeft Christus u gewild, toen Hij naar u verlangde; zo heeft Christus u gewild, toen zijn keuze uitging naar u. Daarom komt Hij binnen, als uw deur openstaat. Hij kan immers niet teleurstellen: Hij heeft beloofd binnen te gaan. Omhels dan Hem die gij gezocht hebt; nader tot Hem en gij zult worden verlicht. Houd Hem vast, vraag dat Hij niet spoedig weggaat, smeek Hem niet heen te gaan. Want het woord van God gaat snel zijn weg; wie hoogmoedig is, kan het niet vatten en wie onoplettend is, kan het niet vasthouden. Laat uw ziel Hem tegemoet gaan, zodra Hij zich laat horen; volg Hem van nabij, als gij zijn hemelse stem verneemt, want Hij gaat snel voorbij.
En wat zegt zij (de geliefde) tenslotte? ‘Ik zocht naar Hem en ik vond Hem niet. Ik riep en Hij gaf mij geen antwoord’ (Hoogl. 5, 6). Gij hebt inderdaad geroepen, gesmeekt en de deur geopend, maar denk nu niet dat ge Hem mishaagt, omdat Hij zo spoedig is heengegaan. Hij stelt ons immers vaak op de proef. Wat zei Hij uiteindelijk in het evangelie aan de menigten die Hem vroegen niet weg te gaan? ‘Ook aan andere steden moet Ik het woord Gods verkondigen, want daarvoor ben Ik gezonden’ (Lc. 4, 43). Maar ook als het u toeschijnt dat Hij is heengegaan, ga dan naar buiten en zoek Hem weer.
Wie anders dan de heilige kerk behoort u te leren hoe gij Christus moet vasthouden? Ja, zij heeft het u al geleerd, als gij begrijpt wat gij leest: ‘Nauwelijks ben ik hun voorbij of ik vind mijn zielsbeminde terug; ik grijp Hem vast en laat Hem niet los’ (Hoogl. 3, 4).
Waarmee kan men dan Christus vasthouden? Niet met ketenen, waarmee onrecht gestraft wordt, niet met koorden, waarmee men dingen vastmaakt. Maar Hij laat zich binden door liefdesbanden, door de teugels van de geest, en Hij wordt vastgehouden door de verknochtheid van het hart. Als ook gij Christus wilt vasthouden, zoek Hem dan en wees niet bang voor pijn; vaak wordt Christus eerder gevonden te midden van lichamelijk lijden of als ge in handen valt van vervolgers.
‘Nauwelijks zo is gezegd was ik hun voorbij’ (Hoogl. 3, 4). Want na een geringe tussentijd, na een kort ogenblik, als gij aan de handen van de vervolgers ontkomen zijt zonder voor de machten van de wereld te zijn bezweken, zal Christus u tegemoet komen en niet toelaten dat ge nog langer beproefd wordt.
Wie zo Christus zoekt en Hem vindt, kan zeggen: ‘Ik grijp Hem vast en laat Hem niet los voor ik Hem binnengeleid heb in het huis van mijn moeder, in de kamer van haar die mij het leven schonk’ (Hoogl. 3, 4). Wat is het huis van uw moeder en haar kamer anders dan uw eigen innerlijk, het verborgene van uw wezen?
Houd dit huis in stand, reinig het binnenste van dit huis; dan kan het, als het een onberispelijk huis is geworden, op de hoeksteen oprijzen als een geestelijk huis, bestemd voor een heilige priesterschap. Dan kan de heilige Geest erin wonen.
Wie zo Christus zoekt, wie zo Christus smeekt, wordt niet door Hem verlaten, maar veeleer vaak door Hem bezocht. Hij is immers met ons tot aan het einde van de wereld.