dinsdag 30 juli 2024

De christelijke hoop in de visie van Sint Augustinus II

 




 

Zien we naar Christus: vanuit de hemelse zaligheid kwam Hij tot ons, maar hier beneden vond Híj zelfs geen zaligheid. Hij werd uitgelachten, beschimpt, vastgegrepen, gegeseld, met roeden geslagen; men wierp Hem een purperen mantel om, Hij werd met doornen gekroond, aan het kruis geslagen en het laatste - het laatste voor de Heer - was de dood.

Wat zoekt u dus, knecht, hier zaligheid, in een land dat de Heer door de dood verliet?

Hier beneden vergaan de dagen en zijn daarom pijnlijk. Waar niets vergaat, daar is ‘de Dag’ en de Dag is Christus, de Dag is de Vader. Christus kwam om te lijden, maar ook om verheerlijkt te worden; Hij kwam om veracht te worden, maar ook om verheven te worden, om te sterven, maar ook om te verrijzen.

Schrikt het werk u af, kijk naar het loon! Het goede leven betekent werken, het zalige leven is het avondloon. Waarom wilt u op weke wijze daarheen worden gedragen, waar slechts ingespannen strijd daar geraakt? Waarom bent u verward? Door de stormen van de wereld wordt uw hart in het nauw gebracht, zoals dat scheepje waarin Jezus sliep.

Het scheepje, waarin Jezus slaapt, is uw hart, waarin het geloof slaapt. Wat ongehoords gebeurt er met u, christen? Heeft niet de Heer gezegd, dat de wereld zal worden verwoest? Heeft Hij niet gezegd dat de wereld zal vergaan? U gelooft dat het voorzegd werd - en nu bent u verward, omdat u het beleeft? Ook al beukt de storm tegen uw scheepje - let op dat het niet breekt: roep Christus! Christus “woont door het geloof in uw hart” (Ef 3,17). Is daar geloof, dan is Christus daar. Is het geloof wakker, dan is Christus wakker. De wereld gaat ten onder, de wereld vergaat, kreunend - maar wees niet bang, “als een adelaar wordt immers uw jeugd vernieuwd” (Ps 103, 5).

 

Wij zijn christenen, wij behoren Christus toe. Laat de wereld te keer gaan, we worden niet gebroken: we zijn van Christus! Laat de wereld ons vleien, de wereld verleidt ons niet, we behoren Christus toe.

De afwezigheid van de Heer betekent geen scheiding: heb geloof en Hij, die u niet ziet, is bij u!

“Vrede (sprak Hij) laat ik u, mijn vrede geef ik u” (Jo 14, 27). In Hem en door Hem hebben we vrede - zowel de vrede die Hij ons heeft achtergelaten toen Hij naar de Vader ging, als de vrede die Hij ons zal geven als Hij ons bij de Vader thuis brengt. Hij zelf is onze vrede, die met zijn dood de twee werelden één heeft gemaakt” (Ef 2, 14). Hij is onze vrede omdat wij in Hem geloven. Hij is in de volle zin van het woord onze vrede, wanneer we Hem eens zullen aanschouwen.

Nu hebben we voorlopig een vrede die heet “Vergeef ons onze schuld”- dus slechts een bepaalde vrede, omdat wij “innerlijk vol vreugde instemmen met de wet van God”, maar het is geen volkomen vrede, omdat “in alles wat ik doe ik een andere wet zie die strijd voert tegen de wet waarmee ik met mijn verstand instem” (Rom 7, 22 e.v.). Op dezelfde manier hebben we onderling een bepaalde vrede, omdat we geloven dat we elkaar beminnen: maar ook dit is geen volkomen vrede, elkaar beminnen, omdat we de gedachten van elkaars hart niet kunnen lezen en daardoor gemakkelijk vermoeden wat er niet is, in goede of minder goede zin.

“Zijn” vrede echter, de volle vrede, zullen we genieten, wanneer wij “Hem zullen zien, zoals Hij is” (1 Joh 3,2). Want, als Hij de pelgrims die van verre komen niet in de steek laat, hoeveel te meer zal Hij eens ons met Zichzelf vervullen, wanneer wij de gelukzalige aanschouwing zullen hebben bereikt!

Daarom vinden wij, christenen, het leven hier in de wereld niet zalig maar hoogstens te verdagen. We dragen en verdragen het lijden dat van Hem komt met een goede intentie en met Gods genade standvastig, omdat wij ons met het oog op Gods trouwe beloften verheugen in de verwachting van de eeuwige goederen, zoals de Apostel Paulus aanspoort: “Weest verheugt door de hoop die u hebt, weest standvastig wanneer u tegenspoed ondervindt en bidt onophoudelijk” (Rom 12, 12). Als we niet te lijden zouden hebben, zouden we kunnen menen dat het tijdelijke geluk het hoogste is wat God zijn dienaren schenkt en zouden we van Hem niets hogers verwachten. Zo voegt Hij aan het zoete van dit leven lasten en beproevingen toe, opdat wij dát leven zoeken, waarvan de zoetheid heil is.

Het gaat diep als de Heilige Geest ons maant en leert verzuchten, dat wij hier pelgrims zijn en ons heimwee inboezemt naar het vaderland, en ook dit heimwee ons verzuchten doet (cf 2 Kor 5, 4 e.v.). Wie zich goed voelt in de wereld (of beter wie gelooft dat het hem goed gaat), wie genoegen beleeft aan het aardse, jubelt, in het bezit van overvloed aan tijdelijke goederen en ijdel geluk heeft de stem van een raaf: krassend is zijn stem en niet ‘zuchtend”. Wie echter weet dat hij zich in de benauwenis van dit sterfelijke leven bevindt en “nog ver van de Heer pelgrimeert” (2 Kor 5,6), kan slechts verzuchten; en zolang hij naar het hemelse vaderland verlangend uitziet, is hij goed: de Geest heeft hem geleerd te verzuchten, van de ‘Duif’ heeft hij het zuchten geleerd.

Velen echter zuchten hier op aarde en voelen zich ongelukkig, terneergedrukt door verlies, met ziekte overladen of in de gevangenis in boeien geslagen, op de golven van de zee heen en weer geslingerd of door vijandelijke achtervolging ingesloten - zij zuchten, maar niet als de duiven, niet uit liefde tot God, niet in de Geest. Wanneer zij van deze benauwdheden worden bevrijd jubelen zij met luide stem en dan blijkt dat ook zij raven zijn en geen duiven. Ware christenen verlangen en bidden. Zij die beladen zijn zuchten, de behoeftigen bidden. Het bidden gaat voorbij, de lofzang volgt, het wenen gaat voorbij, de vreugde volgt.

Onder de druk van benauwenissen het geduld bewaren, standvastig blijven, aan het geloof vasthouden, niet toegeven aan zonde - als u hiertoe in staat bent - dan wordt de druk u niet tot verderf, maar zal u tot voordeel en nut zijn; zoals de druk van de wijnpers niet dient om de druiven te persen, maar om het zoete sap te behouden. En wanneer u zelfs onder deze druk God kunt loven, hoe kostbaar is dan de druk die zo’n sap uitperst!

Zo waren de Apostelen in hun boeien gekweld en zongen God lof. De heiligen beminnen God, ook wanneer Hij hen tuchtigt. De niet-heiligen morren, zij zijn tevreden. Onder de gesel Gods hebben de heiligen Gods lof gezongen: want ook wanneer Hij hen kastijdt, blijft Hij hun liefde. De ziel, die nog zwak is, zoekt zich weliswaar in dit leven iets aards, om daarin te rusten. Want de dubbele inspanning van de dagelijkse arbeid en tegelijk die van de Geest, die zich geheel en al naar God wil plooien, kan zij op den duur moeilijk dragen. Zo zoekt zij dan op aarde iets waarin zij rust kan vinden, waar zij haar toevlucht kan vinden om op adem te komen.

Maar Gods plan is het dat onze liefde zich steeds meer op het eeuwige leven richt. Daarom voegt Hij wanneer wij gelaafd worden ook bitterheid toe, dat wij ook in vreugde verdriet hebben. Klaag niet: Iets hogers moet u beminnen! Daarom is het voor u bitter dat u als pelgrim naar dat hoge, naar het vaderland onderweg bent en geen voldoening vindt in de rust onderweg, in plaats van uw bestemming, uw thuis, te kunnen beminnen.

Wanneer Christus, de Heer, een ziel is binnengegaan en in haar zijn intrek heeft genomen door het geloof, leert Hij haar, zich over een geluk dat haar toevalt niet al te zeer te verheugen en door ongeluk zich niet te zeer te laten neerdrukken. De gelovige mens staat gelijkmoedig tegenover de wereld. Hij wordt niet hoogmoedig als het hem goed gaat en niet kleinmoedig als hij tegenspoed ervaart. Hij looft en prijst in alles zijn Heer: bij overvloed en bij nood, bij gezondheid en bij ziekte. “Elke dag wil ik U prijzen, uw Naam loven tot in eeuwigheid” (Ps 144 [145], 2) zegt de psalmist.

 

Het vergankelijke leven kan men afbreken, het eeuwige kan niemand roven. Wat men u kan afnemen zijn de boeien die u hier houden - zo zult u eens te meer God aanhangen met Wie u reeds op voorhand verbonden was door hoop en liefde.

De wereld valt, de christen blijft recht staan, want Christus valt niet. Weest getroost: “Ik heb de wereld overwonnen!” (Jo 16, 33). Zijn leerlingen hebben Hem hun vertrouwen geschonken hebben overwonnen; aan wie anders, behalve aan Hem?

Als Christus de wereld niet had overwonnen, dan had de wereld Zijn ledematen overwonnen.

Maar “Laten we God danken, die ons door Jezus Christus, onze Heer, de overwinning geeft!” (1 Kor 15, 57).

“Weest daarom getroost: Ik heb de wereld overwonnen!“ zegt Jezus. Waarom “weest getroost!” als niet om reden dat Hij voor ons gestreden en overwonnen heeft? Want Hij heeft ons verzekerd van de verrijzenis.ij oins heeft achtergelaten toen Hij naar de Vader ging, als de vrede die Hij ons zal geven, wanneer Hij oins bij de Vader thuis brengt.




 


maandag 29 juli 2024

Het Evangelie van de 17e zondag door het jaar en een overweging. God is er voor ons! Dat is voor ons een uitnodiging om er te zijn voor anderen.

 













Evangelie: Joh. 6, 1-15

Hij liet aan de aanzittenden zoveel uitreiken als ze maar wilden.

 In die tijd begaf Jezus zich naar de overkant van het meer van Galilea, bij Tiberias. Een grote menigte volgde Hem, omdat zij (de) tekenen zagen die Hij aan de zieken deed. Jezus ging de berg op en zette zich daar met zijn leerlingen neer.

Het was kort voor Pasen, het feest van de Joden. Toen Jezus zijn ogen opsloeg en zag dat er een grote menigte naar Hem toekwam vroeg Hij aan Filippus:
“Hoe moeten wij brood kopen om deze mensen te laten eten?”
Dit zeide Hij om hen op de proef te stellen,
want zelf wist Hij wel wat Hij ging doen.
Filippus antwoordde Hem:
“Wil ieder ook maar een klein stukje krijgen,
dan is voor tweehonderd denariën brood nog te weinig.”
Een van de leerlingen,
Andreas, de broer van Simon Petrus,
merkte op:
“Er is hier wel een jongen met vijf gerstebroden en twee vissen,
maar wat betekent dat voor zo’n aantal?”
Jezus echter zei:
“Laat de mensen gaan zitten”.
Er was daar namelijk veel gras.
Zij gingen dan zitten;
het aantal mannen bedroeg ongeveer vijfduizend.
Toen nam Jezus de broden
en na het dankgebed gesproken te hebben,
liet Hij ze uitdelen onder de mensen die daar zaten,
alsmede de vissen, zoveel men maar wilde.
Toen ze verzadigd waren, zei Hij tot zijn leerlingen:
“Haalt nu de overgebleven brokken op
om niets verloren te laten gaan.”
Zij haalden ze op
en vulden van de vijf gerstebroden twaalf manden met brokken,
welke door de mensen na het eten overgelaten waren.
Toen de mensen het teken zagen, dat Hij had gedaan zeiden ze:
“Dit is stellig de profeet, die in de wereld moet komen.”
Daar Jezus begreep, dat zij zich van Hem meester wilden maken
om Hem mee te voeren en tot koning uit te roepen,
trok Hij zich weer in het gebergte terug,
geheel alleen.


 Overweging op dit Evangelie

God is er voor ons! Dat is voor ons een uitnodiging om er te zijn voor anderen.

 

Wat de liefdevolle God met ons voorheeft dat wordt duidelijk in de Bijbel.

Hij wil ons bij Zich opnemen. Wat geen mens ooit zou durven dromen, wordt werkelijkheid : God wordt voor ons als een Broeder, in Christus Jezus.

En als wij nu vragen : hoe heeft God Zich geopenbaard, hoe is Hij mens geworden, dan krijgen we op elke bladzijde van het Nieuwe Testament het antwoord : Christus was dat ideale type van mens waarnaar wij eigenlijk allemaal verlangen ; waar wij niet alleen naar opkijken, maar waar we ook naar toe durven gaan.

Als Hij ons uitnodigt om te beminnen, dan leren we Jezus kennen als een man die werkelijk kan zeggen dat Hij door de liefdevolle God gezonden is. Hij genas zieken, troostte bedrukten, weende met hen die treurden en schenkt Zichzelf als spijs en drank. Christus is ook onze Broeder.

Is het dan vreemd dat de apostelen zich veilig, geborgen voelen bij

Hem ? ´Tot wie zouden wij anders gaan ?´, staat er geschreven. En verder : ´Gij alleen hebt woorden van eeuwig leven´.

God heeft Zichzelf geopenbaard en wij leren Hem kennen als een liefdevolle Vader. Dezelfde verbondenheid die er bestaat tussen de Vader en Jezus, wil God eveneens aan ons schenken. ´We worden niet alleen kinderen van God genoemd, maar we zijn het ook !´ We zijn uitgenodigd om die innige verbondenheid met de Vader te beleven !

´Ik ben de weg, de waarheid en het leven´, zegt Christus in het evangelie. Dankzij Hem kunnen wij opgaan naar de Vader. Deze leidt ons werken en streven naar Zichzelf toe. Door Hem groeit ons leven uit tot een volwaardig christelijk leven. Dat God Zich meedeelt is een werkelijkheid ! Met woorden is dit niet te omschrijven, maar door ons geloof hebben wij de zekerheid dat God er is en dat Hij er is voor ons, zoals de broodvermenigvuldiging dit zo treffend beschrijft. Dat Hij er is voor ons blijkt uit het evangelie. In zijn hele optreden gaat de liefde van Jezus uit naar andere mensen.

Wij worden uitgenodigd om ook zo te zijn. En in die mate dat wij dat doen, zullen we meer mens worden. Dikwijls zullen we op weerstand stuiten, maar dat hoeft ons niet af te schrikken. We zijn immers in de liefdevolle God geborgen. Zo kunnen wij meebouwen aan een nieuwe wereld, een wereld waarin iedereen gerespecteerd wordt in haar of zijn eigenheid.

De broodvermenigvuldiging laat zien dat God niet alleen zeer veel mensen hielp, maar ook dat Hij er helemáál is voor ons.

Voor ons is het ook een uitnodiging om er te zijn voor anderen.

 



zondag 21 juli 2024

De Kanunniken van het H. Graf in Sint Odiliënberg vereerden de heilige Odilia van de Elzas reeds in de 15e eeuw getuige het 15e eeuwse antiphonarium,







































Antifonarium van de reguliere kanunniken van het Heilig Graf. Ms. XV s., f .1;Archief Priorij Thabor, Sint Odiliënberg

WIE WAS DE HEILIGE ODILlA VAN KEULEN?

  In de traditie van de Kruisherenorde is er voor het eerst sprake van deze Odilia in 1287, wanneer de ordebroeder Johannes van Eppe in het klooster te Parijs nachten achtereen hetzelfde visioen heeft: een jong meisje, een diadeem op het hoofd en een staf met kruisvaan in de hand, omgeven door een hemels licht. Zij zegt dat zij Odilia is, een van de gezellinnen van de heilige Ursula, die met haar gezellinnen in Keulen door de Hunnen zijn vermoord. Zij vraagt haar gebeente in Keulen te gaan opgraven in de boomgaard van een zekere Arnulf, omdat zij door God tot Patrones en Beschermster van de Kruisherenorde is aangesteld.

De prior weigert aanvankelijk, maar geeft uiteindelijk toestemming om samen met pater Louis Deschamps naar Keulen te gaan. Daar
aangekomen weigert Heer Arnulf gewroe
t in zijn boomgaard, maar op aandringen van zijn vrouw stemt hij toe. Op de aangeduide plaats vindt broeder Johannes inderdaad de relieken en bij de aanraking hiervan geneest de buurman van Arnulfus meteen van zijn ziekte. Zorgvuldig worden de relieken overgebracht naar Hoey, en onderweg bij een halte in het Cistercienzerinnenklooster te Vivegnis bij Luik wordt een verlamde zuster spontaan genezen. Bij aankomst in Hoei worden de relieken in plechtige processie naar de grote kerk gebracht en in een schrijn geplaatst.

Met groot vertrouwen wenden vele gelovigen zich tot deze Heilige Odilia, op wier voorspraak God talrijke wonderen verricht.

Sindsdien wordt jaarlijks in Hoei op de 18e juli het feest van de H. Odilia gevierd.

Overal waar de Orde van het H. Kruis kloosters had, zoals in Luik, Maaseik, Venlo wordt de verering van deze H. Odilia ontwikkeld, welke haar hoogtepunt bereikt in de 17e eeuw. En overal vinden genezingen plaats. Als in 1482 in Hoei de pest uitbreekt, wordt deze door de voorspraak van Odilia snel bedwongen.

Pas in het begin van de 19e  eeuw wordt de voorspraak van Odilia
toegespitst op oogziekten, vooral door de invloed die uitging va
n de Sint Jacobuskerk te Luik, waar een klein handzaam reliekschrijntje in de vorm. van een oog gebruikt wordt om de ogen van de pelgrims te bestrijken, vooral tijdens de noveen rondom haar feestdag van 18 juli.

Na het lIe Vaticaans Concilie (1962-1965) zijn er nogal wat legendarische heiligen van de kalender stilzwijgend verdwenen, en dat lot trof ook de verering van Sint Odilia van Keulen. Op sommige plaatsen gaat men terug naar de verering van Odilia van de Elzas, die daar voorheen ook is geweest, zoals zelfs in Luik nu het geval is. Bekende plaatsen waar Sint Odilia van Keulen, maagd en
martelares, nog wordt vereerd in onze provincie zijn o
.a. Wyck / Maastricht en Baarlo.

WIE WAS DE HEILIGE ODILIA VAN DE ELZAS?






Wie was de Heilige Odilia van de Elzas, Patrones tegen oogziektendie in 1946 door Paus Pius XII werd uitgeroepen tot Patrones van de gehele Elzas. 

Hier in Sint Odiliënberg bevindt zich een glas-in-loodraam  van de hand van Joep Nicolas,





Uit haar oudste levensbeschrijving (tussen 850 en 857) weten wij dat zij werd geboren op een van de mooiste uitzichtspunten in de Vogezen, 763 m hoog, ten zuidwesten van Straatsburg, het stamslot, de
Hohenburch. Bij haar geboorte was zij echter blind, en werd daarom door haar vader, Eticho I, hertog van de Elzas, verstoten. Haar moeder, Bereswinda, liet haar in het geheim opvoeden in een klooster in Palma.

Omstreeks 700 hoorde Bisschop Erhard van Regensburg een geheim-zinnige stem, die hem opdroeg het meisje, dat toen twaalf jaar was, te dopen. Hij doopte haar en tegelijkertijd kreeg zij het licht in haar ogen. Hij liet dit aan hertog Eticho weten, maar deze bleef onvermurwbaar. In het klooster viel zij op door haar voorbeeldig leven. Door heimwee gedrongen schreef zij op zekere dag een brief aan haar oudste broer, waarin zij hem vroeg met haar vader te spreken of zij niet naar huis mocht komen. Haar broer deed het, maar Eticho bleef bij zijn besluit.
Toen stuurde de broer een wagen naar Palma om haar op te halen, hopende dat hun vader zich zou bedenken als hij Odilia zag. Toen hij haar zag, ontstak hij echter in zo'n grote toorn dat hij niet meer wist wat hij deed
, en zijn zoon zo afranselde met een stok, dat deze dood bleef liggen. Toen hij weer tot zichzelf kwam, kwam hij tot inkeer en stond Odilia toe in de buurt te blijven. Hij zelf bleef tot zijn dood op Hohenburch en trachtte door boete en het geven van aalmoezen zijn wangedrag goed te maken. Hij vermaakte alles wat hij bezat aan Odilia en overleed kort daarna. Op voorspraak van Odilia werd haar vader uit het vagevuur bevrijd, welke gebeurtenis zoveel indruk maakte, dat nog uitbeeldingen hiervan, o.a. in Scherweiler (Elzas) in de Odiliakapel en in een mozaiek in de Tranenkapel in de Honenburen - waar zij aanhoudend voor hem bad - te zien zijn.

Odilia maakte van de Hohenburch een klooster, waar uit alle delen van de toenmaals bekende wereld velen toetraden en haar tot Abdis kozen. Daar het klooster hoog op de berg moeilijk bereikbaar was voor zieken en bejaarden, werd onder aan de berg een nieuw klooster met hospitaal gebouwd, het Niedermünster. Op haar gebed ontspringt hier een bron, waar vele genezingen plaats vinden. Door de bevolking werd Odilia, die op 13 december 720 overleed, vooral aangeroepen bij de onder het klooster gelegen Odiliabron voor de genezing van oog-ziekten. De roem van haar heiligheid verspreidde zich tot ver in Europa en in vele streken in Duitsland en Zwitserland werden plaatsen naar haar genoemd. In onze omgeving, vlak over de Duitse grens in Havert, vindt men naast een eeuwenoude cultus, een magnifiek beeld van de Heilige Odilia. Nog steeds komen jaarlijks veel pelgrims naar haar graf in de Hohenburch op de Mont Sainte-Odile in de Elzas.

*

Om te onthouden

OILlA is een oude hoog-Duitse naam, die geromaniseerd werd.
Vertaald betekent ODILIA "Beheerster van het erfgoed"
.
Samenhangende namen: Othilia, Ottilia of Ottilie, Otti, Oda, Ota.

 





´weest niet bezorgd´ een overweging op zondag

 



16e zondag door het jaar B – Dionysiusparochie

De Bijbel zegt dat je niet twee heren tegelijk kunt dienen. Deze nodigt ons uit om te kiezen voor de liefdevolle Vader. Voor God dus, die het beste met ons voor heeft, die steeds naar ons omziet en ons nooit in de steek laat. De Bijbel zegt dan ook : ´weest niet bezorgd´. Er wordt bedoeld dat we niet angstig hoeven te zijn. We hoeven niet steeds weer op ons zelf terug te vallen. De beslissende keuze om te geloven gebeurt in deze vrijheid van de onbezorgdheid.

Gezond verstand, vooral godsdienstig gezond verstand dat vertrouwen heeft in God, relativeert de angst. Als we oog hebben voor de natuur, voor vogels en bloemen, dan ervaar je dat er iets is, dat er iemand is, en die noemen wij God, die voor ons zorgt.

We zijn mensen met grenzen. Als we onze krachten overschatten, dan benadelen we ons zelf. We zouden eerder het leven aan ons laten gebeuren want dit leven hebben we ooit als fundamenteel goed ervaren.

Er is een hand die de dingen ten goede leidt. Mórgen ervaren we dat, hoezeer vandaag ook op ons drukt. En u zult, ondanks bange zorgen van het ogenblik, ook ervaren hebben, dat de dag van morgen voor zichzelf zorgt. Dat die dag anders was dan wij eerst vreesden.

De Bijbel heeft ons laten zien dat God, de Vader ons bemint. De liefde van God voor ons is mateloos. De Bijbel spreekt daarover om ons echt gelukkig te maken. Wij zijn in de liefde van God geborgen, wij staan geschreven in de hand van God, ook hier en nu.

Een mens is gelukkig in de mate dat hij aanvaard wordt. Maar wij kunnen er zeker van zijn dat God ons aanvaardt en Hij stelt daarbij geen voorwaarden.

De Bijbel nodigt ons dan ook uit om God niet te vergeten, door te bidden en God nodigt ons ook uit om voor elkaar hart te hebben. Dan kunnen we naderhand ervaren dat al het overige ons erbij gegeven wordt. We leven immers anders. Dit geeft aan alles wat menselijk is, aan hoop, vrees en verlangen, een nieuwe kleur. Onze zorgen verliezen hun dramatisch karakter.

Als we echt thuis zijn, dan is er geen bedreiging meer die ons echt angst aanjaagt.


zaterdag 6 juli 2024

ZONDAG 7 JULI


Van harte welkom op dit bijzondere concert, een moment van rust en bezinning voorafgaand aan de vespers