zaterdag 23 april 2022

Kort commentaar op het Collectagebed van zaterdag onder het Paasoctaaf Danken wij voor de vreugden van de paasgenaden en nemen wij daarin al degenen op die door de ziekte niet persoonlijk aan de paasvieringen konden deelnemen.

 


Romeins Missaal 1970

Deus, qui credentes in te populos gratiæ tuæ largitate multiplicas,

ad electionem tuam propitius intuere,

ut, qui sacramento baptismatis sunt renati, beata facias immortalitate vestiri.

 

Altaarmissaal 1979

God, door de overvloed van genade doet Gij het volk dat in U gelooft toenemen in aantal.

Zie in uw goedheid naar uw uitverkorenen:

bekleed allen die door het sacrament van het doopsel zijn herboren, met het feestgewaad van

de onsterfelijkheid.

Het collectagebed is afkomstig uit het Sacramentarium Gelasianum Vetus (Vat. Reg. lat. 316: eerste helft achtste eeuw, 500 en 516. Ed. Mohlberg, 1960.

De “in God gelovende volkeren” zijn de christelijke volkeren, samengevat: het Volk van God. God doet dit volk door middel van het H. Doopsel uitermate in getal toenemen. Het zijn de ‘uitverkoren volkeren’ analoog aan het ‘uitverkoren volk’ van het Oude Verbond. De oratie bidt voor hen die in het Sacrament van het H. Doopsel opnieuw zijn geboren. Ook al beoogt het Collectagebed allereerst de pasgedoopten, de gedoopte ‘electi’ in de laatste fase van het catechumenaat, zo geldt het toch ook alle gedoopten die in de Paasnacht hun Doopbeloften hebben hernieuwd. In de oorspronkelijke versie van het Sacramentarium Gelasianum Vetus wordt voor hen gevraagd dat God hun de eeuwige vreugde laat binnentreden. Het Romeins Missaal 1970 bidt in plaats daarvan: dat God hen met het feestgewaad van onsterfelijkheid moge bekleden (G 516). De bede herinnert ons aan 1 Kor 15, 53: “Dit vergankelijke moet met onvergankelijkheid worden bekleed en dit sterfelijke met onsterfelijkheid”. Ook deze slotformule is eschatologisch, dat wil zeggen met betrekking tot de eindtijd) op te vatten. MR 1970 refereert mogelijk ook aan het Doopsel, door te herinneren aan het witte kleed, dat de dopeling wordt opgelegd of overhandigd.

Mooi sluit de communio-antifoon (Graduale Romanum, 61), die wij zojuist zongen, aan bij het Collectagebed: “Omnes qui in Christo baptizati estis, Christum induistis, alleluia”, Gij allen, die in Christus gedoopt zijt, bekleedt u met Christus (Gal 3, 27).

Werden de pasgedoopten in de vroege Kerk vandaag voor het laatst bijeengeroepen in hun witte doopkleren, werden zij ‘mondig’ verklaard en droegen zij vandaag voor de eerste maal zelf hun offergaven naar het altaar (tot dusver deden de peten dat in hun plaats),  aangetrokken hebben zij in het Doopsel de nieuwe mens en zich bekleed als uitverkoren heiligen en geliefden van God, met Christus, dat betekent: met hartelijk mededogen, goedheid, met ootmoed, geduld en zachtmoedigheid (cf Kol 3, 12). Hem mogen zij niet meer  afleggen, Hem moeten zij steeds opnieuw aantrekken in de H. Eucharistie.

Danken wij voor de vreugden van de paasgenaden en nemen wij daarin al degenen op die door de pandemie niet persoonlijk aan de paasvieringen konden deelnemen. Moge de vreugde van het paasfeest in deze paastijd blijven doorklinken in het blijde Alleluia

Doopsel van Augustinus en Adeodatus door bisschop Ambrosius van Milaan