zaterdag 15 januari 2022

Oratio post Communionem – Gebed na de Communie (Postcommunio) Dominica II per annum Tweede zondag door het jaar Geef ons uw Geest van liefde



Het Laatste Avondmaal.
Mozaïek in de S. Apollinare Nuovo, Ravenna (vóór 529)

I n l e i d i n g
Geef ons uw Geest van liefde
Na de sluiting van de cycli van de Advent en Kersttijd zijn we intussen verder gegaan met de tijd, die eerder de tijd van Driekoningen werd genoemd, maar die nu wordt aangeduid als de Tempus per annum of “Tijd door het jaar”, ook wel “Gewone Tijd door het jaar”, Tempus ordinarium of in het Engels taalgebied: Ordinary Time. Deze periode van het liturgisch jaar heeft niet het boetekarakter van de Veertigdagentijd, noch het feestelijke karakter van de Paastijd, maar omvat met de eerste reeks zondagen per annum vóór de Veertigdagentijd en met de tweede reeks zondagen na Pinksteren (sluiting van de Paastijd) de bijzondere liturgische tijden van Vasten en Pasen. Ook de liturgische boeken van de periode voor Vaticanum II noemden de zondagen na Epiphanie en de zondagen na Pinksteren de Tijd door het jaar; deze terminologie werd behouden in de Novus Ordo.
Termen in het Latijn als ordinarius (regelmatig, gewoon, ordelijk, ordinarius) gaan terug  op het basisbegrip ‘ordo’ dat betekenissen heeft als: een regelmatig rij, reeks,  orde, volgorde, ordening, afdeling, stand, klasse. Dit concept komt veelvuldig voor in de denkwijze van de Katholieke Kerk.
De ‘Libreria Editrice Vaticana’ geeft jaarlijks een ‘voorschriftenboek’ uit met de titel: Ordo Missae Celebrandae et Divini Officii Persolvendi secundum Calendarium Romanum Generale pro anno liturgico 2019-2020. De ordening van de te celebreren Missen en van het te voltrekken Goddelijk Officie volgens de Algemene Romeinse Kalender voor het liturgisch jaar 2019-2020. Dit boek geeft aan welke feesten gevierd moeten worden volgens hun verschillende rang, welke Mis kan worden gekozen of wat in acht moet worden genomen bij Liturgia Horarum. Het vermeldt ook bijzondere details als de kleur van de liturgische gewaden, of bepaalde zaken toegestaan of verboden zijn, zoals het verbod muziekinstrumenten te gebruiken gedurende de Veertigdagentijd, tenzij bedoeld als ondersteuning van de gemeenschappelijk zang (p. 68). Op inhoud en betekenis van de begrippen ‘ordines’ en ‘ordinarii’ binnen het kader van de Kerk kom ik verderop terug.
De Postcommunio van deze zondag roept in de openingszin een krachtig beeld op van het uitstorten en uitgieten in ons van de liefde door de Heilige Geest. Caritas, dat het Latijn hier gebruikt, is niet simpelweg ‘liefde’. ‘Liefde’ is tegenwoordig vaak een afgesleten term en wordt praktisch zonder onderscheid zowel toegepast op het lievelingskostje, de lievelingskat, de favoriete film, op God, maar ook op vrouw en kinderen. De liefde die het begrip caritas omvat, waaraan paus Benedictus XVI ons in zijn eerste encycliek Deus caritas est (25 jan. 2006) herinnert, is tegelijk op God en op onze naasten gericht, zoals Christus zelf gebood. Caritas omvat een tweevoudige band. Het is een liefde die tot het uiterste offer bereid is, met als meest volmaakte voorbeeld Jezus’ Offer op het Kruis. Deze vorm van liefde gaat altijd uit van het goede in de ander. Het is een wilsbesluit.en geen kwestie van gevoel.
Zonder deze dubbelgerichte caritas is ‘het gebed na de Communie’ eerder een stilleven dan een levend landschap. Het lijkt eerder op een schilderij van een schitterende schaal fruit dan op een weergave van opbloeiend, gedijend leven. De Italiaanse term voor een stilleven is “natura morta”, een “dode natuur”. Het is een prachtig, maar dood leven. Al onze gebeden kunnen wel een mooie klank hebben, maar zonder caritas, zonder liefde omgezet in daden, zijn deze zoals Sint Paulus zegt in 1 Kor 13, 1: “Al spreek ik met de tongen van engelen en mensen: als ik de liefde niet heb, ben ik niet meer dan klinkend koper of een schelle cimbaal”. Caritas is niet alleen iets innerlijks in ons binnenste of ‘thuis achter de geraniums’, maar roept ons op uitwendig te handelen overeenkomstig onze inwendige status en roeping. 
T e k s t
Missale Romanum [MR] 1970
Spiritum nobis, Domine, tuæ caritatis infunde,
ut, quos uno cælesti pane satiasti,
una facias pietate concordes.

Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie 1979
Heer, met een en hetzelfde brood uit de hemel hebt Gij ons gevoed.
Geef ons uw geest van liefde en maak ons daardoor één van hart.

Werkvertaling
Stort, Heer, in ons de Geest van uw liefde,
om (zo) hen die Gij met één en hetzelfde Brood hebt verzadigd,
door uw vaderlijke goedheid één van hart te doen zijn.

L i t u r g i s c h e  a n t e c e d e n t e n
De Post communionem oratio van deze zondag is in MR 1962 in het misformulier van vrijdag na Aswoensdag vermeld (MR 1069) en ook met een kleine tekstaanpassing in dat van Pasen.
In het misformulier van Pasen is de versie aldus: Spiritum nobis, Domine, tuæ caritatis infunde, ut, quos sacramentis paschalibus satiasti, una facias pietate concordes. Dat het eucharistisch Brood “paasgeheim” wordt genoemd, wijst op Jezus Christus in de H. Communie als het ware Paaslam.
Lange tijd vóór de samenstelling van het Missale Romanum was deze oratie reeds opgenomen in het Sacramentarium Gelasianum Vetus (Vat. Reg. Lat. 316), eerste helft van de zesde eeuw, 1330, en in het Sacramentarium Leonianum (Verona), 1049, tweede helft zesde eeuw.
(E. Mœller, J.M. Clément en B. Coppieters ’t Wallant, Corpus Orationum, VIII, R-S, Brepols, Turnhout 1996, p. 273-277, nr. 5521a met secties A  t/m F, ingedeeld op basis van tekstverwantschap, nr. 5521b met secties A t/m D en nr 5521c met secties A en B. Elke sectie bevat een lijst van codices die een bepaalde handschriftenfamilie vormen)
T e x t u e l e  a n a l y s e 
1. Spiritum nobis, Domine, tuæ caritatis infunde,
2a. ut, 2b. quos uno cælesti pane satiasti,
2a. una facias pietate concordes.

De oratie bestaat uit één enkele doorlopende frase, opgebouwd uit een hoofdzin met een imperativusvorm (regel 1), waarin de bede krachtig wordt geformuleerd: het gevraagde object Spiritum staat aan de spits van de oratie, een prominente positie. De openingszin wordt gevolgd door een finale, resp. consecutieve bijzin (r. 2a), waarin opgenomen de relatieve bijzin quos (r. 2b), in de coniunctivusvorm, bepaald door het voegwoord ut, waarin het effect wordt verwoord van de in regel 1 gevraagde genade krachtens de ontvangen H. Communie.
De oratie heeft een trinitair karakter: de Postcommunio zich richt tot de Vader en vraagt om de instorting van de H. Geest die liefde is, terwijl wij de Zoon in ons hebben opgenomen in de zojuist ontvangen H. Communie.
De epiclese, de aanroeping van de H. Geest of de Logos (de Zoon) na de Consecratie, van het Eucharistisch Gebed III drukt, zich richtend tot de Vader, de trinitaire eendracht als volgt uit: “Vervul ons van zijn (= van de Zoon) Heilige Geest opdat men ons in Christus zal zien worden tot één lichaam en één geest”. Zo toont zich de H. Eucharistie aan de basis van de Kerk als mysterie van eenheid. Ook in de epiclese van het Eucharistische Gebed II zien we dezelfde bede om eenheid: “Zo delen wij in het Lichaam en Bloed van Christus en wij smeken U dat wij door de Heilige Geest worden vergaderd tot één enige kudde.”
Of, om het met Johannes Ruusbroec te zeggen: Jezus Christus is de levende fontein die ons toevloeit door de Heilige Geest uit het Hart van de Vader. 
Ad 1
Domine, [o] Heer – anaklese van Dominus in de vocativusvorm
Infunde, stort in, uit in/giet uit, – prædicaat in de imperativusvorm van het verbum infundere, infudi, infusum, 3. Voor de betekenis zie onder Klein Vocabularium.
Spiritum tuæ caritatis, de Geest van uw liefde - object van het prædicaat infunde, samengesteld uit de accusactivusvorm Spiritum van spiritus, - us, 4, en de bijvoegelijke bepaling tuæ caritatis in twee congruerende genitivusvormen, die het begrip Spiritum nader verklaren door het benoemen van een eigenschap van de Geest: genitivus qualitatis.
Nobis, voor/aan ons – bijwoordelijke bepaling in de ablativus meervoud van het pers. voornaamwoord nos, wij.
Ad 2a-2b
Finale/doelaanwijzende resp. consecutieve/gevolgaanduidende bijzin met prædicaat facias concordes in de coniunctivusvorm, bepaald door het voegwoord ut, opdat/zodat Gij [object] een van hart maakt/doet zijn. Facias, op-/zodat Gij maakt/doet zijn – 2e pers. coniunctivi præsentis van facere, 3, en de prædicatieve bepaling consortes die aansluit bij het object quos in de relatieve bijzin 2b.
Una pietate, door de ene (vaderlijke) liefde/goedheid – bijwoordelijke bepaling in twee congruerende ablativusvormen die het middel of de oorzaak van het gevraagde effect aangeven: ablativus instrumenti / causæ. Voor de betekenis van pietas, - atis zie eveneens het Klein Vocabularium.
Ad 2b
De relatieve bijzin [eos] quos uno cælesti pane satiasti, zij die Gij met het ene hemelse Brood hebt verzadigd, fungeert als object bij het prædicaat facias concordes (r. 2a) en vernoemt een goddelijke heilsdaad (het verstrekken van het Brood uit de Hemel) waarop het gebed zich beroept om het gevraagde effect – als christelijke gemeenschap één van hart en geest te kunnen zijn – te kunnen ontvangen. Het zinsdeel una pietate (r. 2a), op grond van die ene liefde jegens zijn kinderen, die de Vader eigen is - onderstreept dit beroep extra.
Satiasti, gij hebt verzadigd – prædicaat, 2e pers. perfecti activi indicativi vanwege de feitelijke werkelijkheid. 
Uno cælesti pane, met het ene hemelse Brood – bijwoordelijke bepaling in drie congruerende ablativusvormen, ablativus instrumenti (middel waarmee een handeling, hier satiasti, wordt verricht).

S t i j l f i g u r e n
Una [facias] pietate, hyperbaton (uiteenplaatsing van begrippen die grammaticaal bij elkaar horen) r. 2a
Uno (r. 2b), una (r. 2a), klankrijm.

K l e i n  v o c a b u l a r i  u m
Pietas, - atis, f.
God de Vader heeft de mensen lief en heeft hen zijn liefde ontegensprekelijk bewezen door hen zijn Zoon als Verlosser te schenken. Het is de liefde van de oneindig verheven Vader, die in het Latijn van de liturgie van de Kerk wordt uitgedrukt in het begrip “pietas” , omdat in de liefde van de Vader heel de sublimiteit  van zijn Wezen is vervat.
De H. Eucharistie en bijgevolg de H. Communie is het sacramentum magnæ pietatis, het sacrament van zijn overgrote liefde (cf Oratio super munera, 6e zondag van Pasen).
Het begrip pietas kent een dubbele beweging: de natuurlijke liefde van de vader / de moeder voor hun kinderen en de respectvolle wederliefde van de kinderen voor hun ouders. Het betekent echter niet ‘een goed gevoel’. Zoals boven al gezegd weerspiegelt ons uitwendig gedrag onze inwendige habitus. Katholieken erkennen de verschillende relaties ten overstaan van de objecten van hun pietas. Wie ben ik voor het aanschijn van God? Ten overstaan van ouders, weldoeners en/of superieuren? Wat is mijn authentiek aandeel in deze relatiepatronen? Hoe zijn zij aan pietas gebonden in hun relatie tot mij? Pietas is een wezenskenmerk van God maar Hij is aan geen enkele verplichting gebonden. In de oratietaal refereert pietas, toegepast op God, meestal aan zijn genade en goedheid jegens ons. In onze taal is het begrip pieteit gangbaar, van de diverse betekenissen als devotie, eerbied, respect, liefdevolle gedachtenis godsvrucht, devotie wordt het begrip heden ten dage frequent gebruikt voor het liefdevol gedenken en de eerbied jegens overledenen.
Concordes
Pluralisvorm van het adiectivum concors, concordis en betekent eensgezind, verenigd, overeenstemmend, harmonieus.
We kennen het begrip ‘concordia’ als naam voor harmonieën en andere muziekgezelschappen, sportverenigingen, scheepsbedrijven (denk aan de Costa Concordia).
Op de N.-W.-hoek van het Forum Romanum stond de tempel van Concordia (Latijn:Aedes Concordiæ), ook wel Tempel van de Eendracht. De tempel was gewijd aan Concordia, de Romeinse godin van de eendracht, die vooral betrekking had op de Romeinse burgers, die in het algemeen op het Forum geen moeite hadden stevig te debatteren!
Voorts de term concordaat als bilaterale overeenkomst tussen de Heilige Stoel enerzijds en een bepaalde staat anderzijds en ook het begrip concordantie dat een overzicht is van alle woorden uit een bepaald werk met verwijzing naar de locatie waar ze voorkomen. Bijbelconcordanties zijn uitermate praktisch!  
Concors is samengesteld uit de prepositie cum (met) met cor, cordis (hart). Dit begrip brengt ons tot de beschouwing van wat de mens in feite is. In de theologie over de natuur van de mens vinden we in de geschriften van de H. Paulus concepten over de aard van de mens, ofschoon hij niet voorziet in een heldere theologische antropologie. Paulus doelt meestal op de betekenis van de mens in zijn relatie met, en tot God én de wereld om hem heen. Hij gebruikt termen als ‘lichaam’ (Grieks soma), ‘ziel’ (psyche), “geest” (pneuma), “verstand” (nous), “hart” (kardia), “vlees” (sarx), die alle wijzen naar bepaalde aspecten van de hele persoon, maar niet uitdrukkelijk naar de afzonderlijke delen. Psyche, “ziel” bijvoorbeeld is niet enkel de vitale levenskern die het biologische leven kracht verleent, maar heeft betrekking op de hele persoon, maar vooral in verband gebracht met zijn bewustzijn, zijn intellect en de kracht van zijn wil. Voor Paulus is psyche eerder een natuurlijk dan een bovennatuurlijk levensprincipe. Zo is bij Paulus iemand zonder inwoning van de Heilige Geest een psychikos, eerder een op de materie gericht geestelijk persoon dan een op het bovennatuurlijke gerichte geestelijke persoon. Paulus gebruikt voorts pneuma “geest” zowel voor de Heilige Geest als voor de mens. Wanneer pneuma in geval van de mens in verband wordt gebracht met soma “lichaam” en psyche “ziel” wijst hij op die dimensie van de mens die in staat is de Heilige Geest te ontvangen: een pneumatikos mens. Nous of “verstand” is voor Paulus het kenvermogen, het intellect dat begrijpt en oordeelt. Er is een nauwe band tussen nous en kardia, of “hart”, de meer affectieve dimensie van de mens. “Hart” is als iemands emotioneel landschap, dat deel van ons dat liefheeft en droevig is, vreest, lijdt en droomt. Dat is het “hart” dat zich kan “verharden” (cf 2 Kor 3, 14) of “worden gesterkt en bevestigd” doordat Christus zijn zegel er op heeft gedrukt en de Geest als een handgeld aan onze harten heeft meegedeeld (cf 2 Kor 1, 20-22). Wanneer we nu concordes in de Postcommunio van deze zondag proberen te vertalen, kunnen we zeggen “één van hart en geest”, zodat de verschillende inwendige landschappen van de gedoopten één harmonieus geheel vormen.
Een beter begrip van de betekenis van de wortels en de herkomst van de theologische terminologie helpt om de katholieke terminologie op dit terrein als minder vreemd te beschouwen.
Infundo, infudi, infusum
Heeft volgende betekenissen: 1. ingieten, in iets gieten, in laten vloeien,  laten instromen 2.op of over iets gieten, uitgieten, zich uitstorten. In de constructie infundere alicui aliquid, heeft het de impact van “iemand een medicijn toedienen”, spreiden over, meedelen, verstrekken, verschaffen. (Vgl. ‘infuus’ in het Nederlands),
Het sacrament van het Doopsel wordt toegediend middels “infusio”: het doopwater wordt uitgestort over de dopeling, zodat het water langs de huid vloeit.
We spreken ook over de theologische deugden van geloof, hoop en liefde die bij de dopelingen worden ingestort (Catechismus van de Katholieke Kerk 1813).
De openingsregel van het collectegebed van de 4e zondag van de Advent en van het slotgebed van het Angelusgebed  luidt: “Gratiam tuam, quæsumus, Domine, mentibus nostris infunde”. De Menswording van Christus, Lijden en Verrijzenis staan onder de werking van de Heilige Geest; zonder de Geest van God is ook de verlossende deelname aan dood en verrijzenis niet mogelijk. Om deze heilige Geest vraagt de Kerk, wanneer zij bidt om de Agratiam infundere”, de uitstorting van de genade, Een parallel kan worden getrokken met een tekst van Sint Paulus: A... de liefde Gods is uitgestort in onze harten door de Heilige Geest, die ons is geschonken@ (Rom 5, 5).

T o e l i c h t i n g
Bij de begrippen ordo, ordines, ordinarius
Een plaatselijke of diocesane Ordo of dat van een kloosterorde (Proprium Calendarium Ordinis,  de eigen kalender van een Orde) zou ook de namen van bijvoorbeeld overleden priesters of leden kunnen bevatten. Met betrekking tot de geestelijkheid ‘ordent’ de Kerk de daartoe bestemde mannen door het Sacramentum Ordinis (Ordessacrament) in drie rangen: diakens, priesters en bisschoppen waarbij geestelijke macht wordt overgedragen en genade toebedeeld voor de viering en toediening van de Sacramenten en ook voor de ordening van het leven van de Kerk.
Als gevolg van de liturgiehervorming van Vaticanum II verschenen een aantal ordines met regelingen voor de toediening van sacramenten en het voltrekken van bepaalde riten.
We noemen er enkele:
Ordo Baptismi parvulorum – Regeling voor het Doopsel van kleine kinderen
Ordo Confirmationis – Regeling voor het toedienen van het Vormsel
Ordo Pænitentæ – Regeling voor het Boetesacrament
Ordo Missæ – Regeling voor de H. Mis
Ordo Celebrandi Matrimonium – Regeling voor de viering van het Huwelijkssacrament
Ordo Unctionis Infirmorum eorumque pastoralis curæ – Regeling voor de Ziekenzalving en van de pastorale zorg voor hen
Ordo Initiationis Christianæ Adultorum – Regeling voor de christelijke initiatie van volwassenen
Ordo Exsequiarum – Regeling voor de Uitvaart
Ordo benedicendi Oleum Catechumenorum et Infirmorum et conficiendi Chrisma – Regeling voor de wijding van de Catechumenenolie en het opleggen van het Chrisma
Ordo Cantus Missæ – Regeling voor de Misgezangen
En voor het religieuze leven:
Ordo Professionis Religiosæ – Regeling voor de Religieuze Professie
Ordo Benedictionis Abbatis et Abbatissæ – Regeling voor de Abts- en Abdissenwijding
Ordo Consecrationius Virginum – Regeling voor de Maagdenwijding

Ordines / Ordeningen / Regelingen brengen dus orde mee en een specifieke ordening van personen en zaken tot een soort eenheid. Sommige geestelijken, zoals diocesane bisschoppen, worden ‘ordinarii’ (enkelvoud ‘ordinarius’) genoemd vanwege het uitoefenen van jurisdictie.
We spreken ook over religieuze of kloosterorden, instituten waarvan de leden geloften afleggen om volgens bepaalde regels te leven (onze Orde bijvoorbeeld heet voluit Canonissæ Regulares Ordinis Sancti Sepulcri, Reguliere Kanunnikessen van het Heilig Graf). Er zijn ook bepaalde Ridderordes die monastiek leven in zekere zin proberen te combineren met militaire diensten.
De bovengenoemde Ordo Missæ bestaat voornamelijk uit die gedeelten van de Mis die voor het merendeel onveranderlijk zijn. Het Missale Romanum 1970 bevat de “nieuwe ordo” van de H. Mis, of  Novus Ordo.

Wordt de bisschop van een diocees de plaatselijke Ordinarius (Ordinarius loci) genoemd, uit de geschiedenis van de liturgische boeken kennen we nog een andere Ordinarius. Een belangrijke bron voor het kerkelijk leven in de latere Middeleeuwen is  de codex  ‘De Ordinarius van de Collegiale Onze Lieve Vrouwekerk te Maastricht, derde kwart XIVe eeuw,  1984 in druk verschenen en uitgegeven door J.M.B. Tagage +. “Liber Ordinarius” of “Ordinarius” noemde men het boek waarin ten behoeve van de liturgie in kathedrale kerken, alsmede in kloosterkerken en collegiale kerken, zoals die van reguliere en seculiere kanunniken en kanunnikessen, de voorschriften voor de uitoefening van de eredienst op de verschillende tijdstippen van de dag en in de loop van het kerkelijk jaar waren vastgelegd. De grondslag voor deze ‘Ordinarii’ vormden de “Ordines’ van de achtste eeuw, die toenmaals in de kerken van Rome ontstonden en zich van daaruit verbreidden.
Zij omvatten een reeks voorschriften voor de uitoefening van de eredienst, waarbij het allereerst ging om de liturgie van de Mis, van het Goddelijk Officie en van een aantal andere plechtigheden.
De “Ordinarius van de Lieve Vrouwe” bevat een schat aan informatie: het Tijdeigen, het Eigen van de Heiligen, het Calendarium, het Martyrologium, de wijze waarop men zich in het koor diende te gedragen, de kleurencanon, de hymnen in koorofficie en processies, tropen, prosen, sequenties, orgel, relieken, ornamenten, kerkmeubilair, de functies van het kanunnikenkapittel enz. enz. Met dit belangrijke werk is de kennis van de godsdienstbeleving en van het culturele leven van het middeleeuwse Maastricht ontsloten.

C o m m e n t a a r
Als we spreken over de ‘gewone’ Tijd door het Jaar doelen we daarmee niet op een gemeenplaats of op een periode zonder specifiek karakter. We zijn de tijd binnengegaan van de voorbereiding op de Geboorte van het Kind Jezus tot de laatste zondag van het liturgisch jaar, de viering van Christus Koning, de Deus pietatis, de God van liefde, maar ook de Iudex tremendus, de Rechter naar wiens Majesteit wij met huiver opzien en die ons zal binnenleiden in het eeuwige Rijk van vrede.
Het begrip pietas helpt ons ons goed te concentreren tijdens de viering van de H. Eucharistie. Zet pietas, met zijn concepten van plicht en verplichting, ons niet aan tot een diepgaand onderzoek van ons geweten?  We moeten ons oprecht afvragen wie we zijn en wie we niet zijn. Verbonden met begrippen en habitus van concors en caritas, daagt pietas ons uit en roept ons op een waarachtig, vitaal en goed geïntegreerd beeld van God te zijn in woord en daad. We zouden eerder moeten lijken op een mooi portret dan op een louter stilleven. Dit geldt voor ieder aspect van onze actieve deelname aan de liturgie. In de H. Mis gaat het niet zozeer over ons en over wat we doen, maar over wie en wat God is, en wat Hij doet voor ons.

“In de H. Communie opent Hij de deur naar zijn roemrijk en minnend Hart en naar zijn ziel vol heerlijkheid, bevalligheid, vreugde en trouw: daarin zult ge u verblijden en er groeien en toenemen in hartelijke liefde. Hij is de poort ten eeuwigen leven en uw toegang tot het levende paradijs, dat Hij zelf is. Daar zult gij de vrucht van het eeuwig leven smaken, die voor ons gegroeid is aan het kruishout, maar die wij verloren hadden door de hovaardij van Adam en die wij nu weer terug bekomen in de ootmoedige dood van onze Heer Jezus Christus, die ons levend paradijs is”. (Johannes Ruusbroec).
Onze deelname aan de H. Mis gedurende de gewone tijd door het jaar kan ons helpen ons leven te ordenen. Op ons rust de plicht te handelen overeenkomstig de waarheid wie wij zijn (en wie wij niet zijn), wie onze naaste is, wie God is, en wat werkelijk gebeurt in de H. Mis binnen de Moederkerk. Laat het uitwendige aspect van de viering van de H. Mis onze innerlijke habitus weerspiegelen zoals ook uit onze levenshouding de schoonheid van een heilig lidmaat van Christus’ Mystiek Lichaam kenbaar moet zijn.