dinsdag 31 december 2019

Collectegebed 1 januari Hoogfeest H.Maria, Moeder van God Octaafdag van Kerstmis


I n l e i d i n g

Op Nieuwjaar, de octaafdag van Kerstmis, viert de Kerk het Hoogfeest van de Heilige Maria, Moeder van God: het goddelijke en maagdelijk Moederschap van God. Wie regelmatig onze commentaren bij de collectegebeden leest weet dat juist in dat gebed kernachtig de essentie van de liturgische tijd wordt samengevat. De Heilige Liturgie van de Kerk is niet primair als onderricht bedoeld. Liturgie strekt tot eer aan God en heil van mensen. Liturgie heeft echter ook -en in geval van het collectgebed kernachtig- een beoogd catechetisch effect. Dat wil zeggen dat wij daardoor de essentie van de liturgische tijd horen en van daaruit kunnen ervaren, Zo ook vandaag: vandaag vieren wij het mysterie van de Menswording van God door Maria, de Heilige Maagd, door wie wij "de Gever van het leven mochten ontvangen".

T e k s t

Missale Romanum 1970
Deus, qui salutis æternæ, beatæ Mariæ virginitate fecunda, humano generi præmia præstitisti, tribue, quæsumus, ut ipsam pro nobis intercedere sentiamus, per quam meruimus Fílium tuum auctorem vitæ suscipere.

Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie 1979

God, door het moederschap van de heilige Maagd Maria hebt Gij de rijkdom van de verlossing aan de mensen geschonken. Wij bidden U: laat ons de voorspraak ondervinden van haar door wie wij de Gever van het leven mochten ontvangen: Jezus Christus, uw Zoon, onze Heer.

L i t u r g i s c h e   b r o n n e n

GeV 993 : II, XLVIII. In Assumptione sanctæ Mariæ (= Vat. Reg. 316 = het zogenaamde Sacramentarium Gelasianum of Gelasianum Vetus, 9e eeuw), het Gregorianum en andere tradities.

G e t u i g e n i s v a n d e V a d e r s

Ambrosius, De Incarnatione, 6, 54 (PL 16, 867 C):

Ergo ex nobis accepit, quod proprium offeret pro nobis, ut nos redimeret ex nostro: et quod nostrum non erat, ex suo nobis divina sua largitate conferret. Secundum naturam igitur se obtulit nostram, ut ultra nostram operaretur naturam. De nostro sacrificium, de suo præmium est: [...]. Secundum conditionem etenim corporis in utero fuit, natus est, lactatus est, in præsepio est collocatus, sed supra conditionem virgo concepit, virgo generavit; ut crederes quia Deus erat, qui novabat naturam; et homo erat, qui secundum naturam nascebatur ex homine.

Uit ons heeft Hij ontvangen, wat Hij als het eigene zou offeren voor ons, opdat Hij ons vanuit het onze zou verlossen: en wat niet het onze was zou Hij voor ons uit het Zijne door zijn goddelijke vrijgevigheid bijdragen. Hij offerde zich dus volgens onze natuur, opdat Hij boven onze natuur uit zou werken. Uit de onze komt het offer, uit de Zijne de beloning: [...]. Immers volgens de natuur van het lichaam werd Hij in de schoot gedragen, is Hij geboren, gezoogd en neergelegd in een kribbe, maar boven deze natuur uit heeft een Maagd ontvangen, een Maagd voortgebracht opdat ge zoudt geloven dat Hij God was die de natuur vernieuwde, en Mens die volgens de natuur uit een mens geboren werd.

I n h o u d

Alle goeds vindt zijn oorsprong in God. Wij zijn Gods instrumenten maar Hij brengt met en door ons hetgeen wij doen tot voltooiing. God heeft ons door de Maagd Maria de krans van het eeuwige heil geschonken. Met deze gedachte begint de oratie. Dat zij niet zegt "door de Maagd Maria", maar : "door de vruchtbare maagdelijkheid van Maria" zou bij de eerste aanblik teruggevoerd kunnen worden op een zekere voorliefde van de Latijnse oratietaal. Blijkbaar volgt de eigen oude tekst van de Latijnse, de Gelasiaanse en Gregoriaanse overlevering met deze uitdrukkingswijze een bepaald oogmerk: De "virginitas fecunda", "de vruchtbare maagdelijkheid" is als een paradox, die ook elders in de Heilige Schrift gebruikt wordt, maar daar in ieder geval betrekking heeft op het oude, respectievelijk nieuwe Godsvolk.
Jesaja zegt: "Jubel, onvruchtbare, die nooit hebt gebaard, breek uit in gejuich en gejubel, die geen barensnood kent; want talrijker zullen de zonen der verlatene zijn, dan die der gehuwde" (Jes 54,1).

De Apostel Paulus gebruikt dit begrip als motivering voor zijn geestdriftige lof op de Kerk: "Maar het Jeruzalem van omhoog is vrij, en dat is onze moeder" (Gal 4,26).

Ook in de oratie van deze dag gaat het om het nieuwe Godsvolk, en niet enkel om de Moeder van de Heer, maar ook om de vele kinderen van de Maagd, de broeders van haar Zoon. In ieder geval hecht de oratie waarde aan de paradox, en deze is daardoor effectiever dan wanneer gezegd zou worden: "door de maagdelijke Moeder".

Dat God ons door Maria de zegekrans van het eeuwige heil heeft geschonken, verkrijgt in het gebed de vorm van een persoonlijke bemiddeling. God heeft Maria door haar tot Moeder van zijn Zoon uit te nodigen een bepaalde plaats in zijn heilsplan aangewezen. Deze plaats geeft de Kerk het recht te mogen hopen op de persoonlijke tussenkomst van Maria en staat haar (de Kerk) toe in het gebed om deze tussenkomst te vragen. Het gebed zou Maria's Middelaarschap willen gevoelen (sentiamus). Waarin zij bemiddelen moet, is niets minder dan het "Leven", waarvan de Schepper ("Auctor") Maria aan de mensheid heeft geschonken. De Schepper van het leven geeft leven door zijn Verrijzenis, nadat Hij de dood had ondergaan.

Het begrip "auctor vitæ" komt uit de preek van Petrus tot het volk na de genezing van de lamme aan de tempelpoort, de "Schone" genoemd: "Maar de Leidsman ten leven hebt gij gedood, maar God heeft Hem opgewekt uit de doden" (Hand 3,15).

Naast de titel van "auctor vitæ" wordt Christus in de Brief aan de Hebreeën aangeduid met de titels "auctor salutis" (Bewerker van het heil / Aanvoerder naar het heil) (2,10) en "auctor fidei" (Leidsman en Voleinder van het geloof) (12,2).

In het Getijdengebed van de Kersttijd in de hymne A solis ortus cardine van de Lauden wordt Christus in de 2e strofe betiteld als “auctor sæculi” (Schepper van de wereld, in de 5e strofe van de hymne van de Vespers Christe, redemptor omnium als “auctoren adventus tui” (Bewerker van uw komst) en in de 2e strofe van de hymne Radix Iesse floruit van het Lezingenofficie op 1 januari als auctor lucis (Schepper van het licht)

Vindplaatsen:
1. J. Pascher & W. Dürig, Die Orationen des Missale Romanum Papst Pauls VI. St. Ottien 1981, Dl. 1.
2. Father John Zuhlsdorf WDTPRS
3. Lauren Pristas "The Collects of the Roman Missals" Bloomsbury 2013

Collectegebed 1 januari Hoogfeest H.Maria, Moeder van God Octaafdag van Kerstmis


Deus, qui salutis æternæ, beatæ Mariæ virginitate fecunda, humano generi præmia præstitisti, tribue, quæsumus, ut ipsam pro nobis intercedere sentiamus, per quam meruimus Fílium tuum auctorem vitæ suscipere.

God, door het moederschap van de heilige Maagd Maria hebt Gij de rijkdom van de verlossing aan de mensen geschonken. Wij bidden U: laat ons de voorspraak ondervinden van haar door wie wij de Gever van het leven mochten ontvangen: Jezus Christus, uw Zoon, onze Heer.

L i t u r g i s c h e   a n t e c e d e n t e n

GeV 993 : II, XLVIII. In Assumptione sanctæ Mariæ (= Vat. Reg. 316 = het zogenaamde Sacramentarium Gelasianum of Gelasianum Vetus, 9e eeuw), het Gregorianum en andere tradities.

I n h o u d

God heeft ons door de Maagd Maria de krans van het eeuwige heil geschonken. Met deze gedachte begint de oratie. Dat zij niet zegt "door de Maagd Maria", maar : "door de vruchtbare maagdelijkheid van Maria" zou bij de eerste aanblik teruggevoerd kunnen worden op een zekere voorliefde van de Latijnse oratietaal. Blijkbaar volgt de eigen oude tekst van de Latijnse, de Gelasiaanse en Gregoriaanse overlevering met deze uitdrukkingswijze een bepaald oogmerk: De "virginitas fecunda", "de vruchtbare maagdelijkheid" is als een paradox, die ook elders in de Heilige Schrift gebruikt wordt, maar daar in ieder geval betrekking heeft op het oude, respectievelijk nieuwe Godsvolk.

Jesaja zegt: "Jubel, onvruchtbare, die nooit hebt gebaard, breek uit in gejuich en gejubel, die geen barensnood kent; want talrijker zullen de zonen der verlatene zijn, dan die der gehuwde" (Jes 54,1).
De Apostel Paulus gebruikt dit begrip als motivering voor zijn geestdriftige lof op de Kerk: "Maar het Jeruzalem van omhoog is vrij, en dat is onze moeder" (Gal 4,26).
Ook in de oratie van deze dag gaat het om het nieuwe Godsvolk, en niet enkel om de Moeder van de Heer, maar ook om de vele kinderen van de Maagd, de broeders van haar Zoon. In ieder geval hecht de oratie waarde aan de paradox, en deze is effectiever dan wanneer gezegd zou worden: "door de maagdelijke Moeder".

Dat God ons door Maria de zegekrans van het eeuwige heil heeft geschonken, verkrijgt in het gebed de vorm van een persoonlijke bemiddeling. God heeft Maria door haar tot Moeder van zijn Zoon uit te nodigen een bepaalde plaats in zijn heilsplan aangewezen. Deze plaats geeft de Kerk het recht te mogen hopen op de persoonlijke tussenkomst van Maria en staat haar (de Kerk) toe in het gebed om deze tussenkomst te vragen. Het gebed zou Maria's Middelaarschap willen gevoelen (sentiamus). Waarin zij bemiddelen moet, is niets minder dan het "Leven", waarvan de  Schepper ("Auctor") Maria aan de mensheid heeft geschonken. De Schepper van het leven geeft leven door zijn Verrijzenis, nadat Hij de dood had ondergaan.

Het begrip "auctor vitæ" komt uit de preek van Petrus tot het volk na de genezing van de lamme aan de tempelpoort, de "Schone" genoemd: "Maar de Leidsman ten leven hebt gij gedood, maar God heeft Hem opgewekt uit de doden" (Hand 3,15).

Naast de titel van "auctor vitæ" wordt Christus in de Brief aan de Hebreeën aangeduid met de titels "auctor salutis" (Bewerker van het heil / Aanvoerder naar het heil) (2,10)  en "auctor fidei" (Leidsman en Voleinder van het geloof) (12,2).
  
In het Getijdengebed van de Kersttijd in de hymne A solis ortus cardine van de Lauden wordt Christus in de 2e strofe betiteld als “auctor sæculi” (Schepper van de wereld, in de 5e strofe van de hymne van de Vespers Christe, redemptor omnium als “auctoren adventus tui” (Bewerker van uw komst) en in de 2e strofe van de hymne Radix Iesse floruit van het Lezingenofficie op 1 januari als auctor lucis (Schepper van het licht)

G e t u i g e n i s  v a n  d e  V a d e r s           

Ambrosius, De Incarnatione, 6, 54 (PL 16, 867 C):

Ergo ex nobis accepit, quod proprium offeret pro nobis, ut nos redimeret ex nostro: et quod nostrum non erat, ex suo nobis divina sua largitate conferret. Secundum naturam igitur se obtulit nostram, ut ultra nostram operaretur naturam. De nostro sacrificium, de suo præmium est: [...]. Secundum conditionem etenim corporis in utero fuit, natus est, lactatus est, in præsepio est collocatus, sed supra conditionem virgo concepit, virgo generavit; ut crederes quia Deus erat, qui novabat naturam; et homo erat, qui secundum naturam nascebatur ex homine.

Uit ons heeft Hij ontvangen, wat Hij als het eigene zou offeren voor ons, opdat Hij ons vanuit het onze zou verlossen:  en wat niet het onze was zou Hij voor ons uit het Zijne door zijn goddelijke vrijgevigheid bijdragen. Hij offerde zich dus volgens onze natuur, opdat Hij boven onze natuur uit zou werken. Uit de onze komt het offer, uit de Zijne de beloning: [...]. Immers volgens de natuur van het lichaam werd Hij in de schoot gedragen, is Hij geboren, gezoogd en neergelegd in een kribbe, maar boven deze natuur uit heeft een Maagd ontvangen, een Maagd voortgebracht opdat ge zoudt geloven dat Hij God was die de natuur vernieuwde, en Mens die volgens de natuur uit een mens geboren werd.

Vertaald en bewerkt uit J. Pascher & W. Dürig, Die Orationen des Missale Romanum Papst Pauls VI. St. Ottien 1981, Dl. 1.

Oratio super munera - Gebed over de gaven Hoogfeest Heilige Maria, Moeder van God

Reeks “Oratio super munera - Gebed over de gaven”
Hoogfeest Heilige Maria, Moeder van God
Octaafdag van Kerstmis
Christus ontvangt brood en wijn voor de H. Eucharistie
I n l e i d i n g
Schenk ons ook de vreugde van de voltooiing.
De oratio super munera van vandaag verwijst naar het begin, het begin van het Goede en het begin van de Verlossing. Een waarschijnlijk motief om de oorspronkelijke oratio post communionem van het laat zesde eeuwse Leonianum als oratio super munera in het misformulier van 1 januari, het begin van een  nieuw burgerlijk jaar in het Romeinse Missaal van paus Paulus VI te plaatsen, is de referentie naar twee begrippen die een begin uitdrukken:  inchoas en initiis.
Door een tekstinterpolatie wordt de jubel van het begin nochtans ook op het hoogfeest van de Moeder Gods betrokken.
Het Lewis & Short Dictionary geeft bij het lemma “initium” naast gewone betekenissen als “begin, aanvang” ook “geheime sacrale ritus, heilige mysteries”, waartoe in vroeger tijden alleen christenen werden toegelaten die de initiatie-sacramenten hadden ontvangen, respectievelijk het H. Doopsel, H. Vormsel en de H. Eucharistie.
De context van deze oratie is: a) de octaafdag van Kerstmis met het hoogfeest van de Moeder van God, met de focus op Maria, als Moeder van Jezus, God en Mens, en ook als Moeder van zijn Kerk, van ons, de lidmaten van het Mystiek Lichaam van Christus en bovendien b) al het goede dat God ons geeft (zoals de priester bij de offeranderitus “Uit Uw milde hand hebben wij het brood en de beker ontvangen, aan U dragen wij op de vruchten van de aarde en het werk van onze handen”). Deze gaven worden door de handeling en de woorden van de priester getransformeerd (“maak het voor ons tot bron van eeuwig leven”) tot Lichaam en Bloed van Christus. Bij God begint al het goede. Hij heeft ons nodig om met Zijn plan mee te werken en Hij voltooit alles tot voordeel van ons en tot Zijn Heerlijkheid.
T e k s t
Missale Romanum - 1970
Deus, qui bona cuncta inchoas benignus et perficis,
da nobis, de sollemnitate sanctae Dei Genetricis laetantibus,
sicut de initiis tuae gratiæ gloriamur,
ita de perfectione gaudere.
Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie – 1979
God, al het goede begint bij U en Gij brengt het tot voltooiing.
Op dit feest van de heilige Moeder van God herdenken wij met blijdschap
het begin van de verlossing.
Wij bidden U: schenk ons ook de vreugde van de voltooiing.
Werkvertaling
God, die liefdevol al het goede begint en voltooit,
Geef ons, die zich verheugen over het hoogfeest van de heilige Moeder van God,
zoals wij roemen op de aanvang van Uw genadegaven,
ons [ook] te verheugen over de voltooiing ervan.

L i t u r g i s c h e  a n t e c e d e n t e n

De oratio super munera (super oblata, secreta) was niet opgenomen in het preconciliaire Romeinse Missaal, maar heeft een voorloper in het oude Sacramentarium van Verona, 1006 (Leonianum), Kapittelbibliotheek LXXXV: tweede helft van de 6e eeuw, waarin een verzameling van oraties voor de maand september is vervat bestemd voor de wijding van bisschoppen (“in natale episcoporum”).
Dat is vermoedelijk de reden waarom de oratie de offergaven niet noemt. Voor een gebed over offergaven is dit nogal bijzonder. Met het oog op het Mariafeest werd de oorspronkelijke tekst uitgebreid met de inlassing “de sollemnitate sanctæ Dei Genetricis laetantibus”.
S t r u c t u u r a n a l y s e 
1. Deus, qui bona cuncta inchoas benignus et perficis,
2. da nobis, de sollemnitate sanctæ Dei Genetricis lætantibus,
3. sicut de initiis tuæ gratiæ gloriamur,
4. ita de perfectione gaudere.
De tekst van de oratie is eenvoudig opgebouwd en bestaat uit één enkele hoofdzin met enkele bijzinnen.
Ad 1 
Deus, [o] God, anaklese in de vocativusvorm aan de spits van de oratie, gevolgd door een relatieve bijzin (qui) waarin de eigenschappen en hoedanigheden van God: dat Hij aan het begin van al het goede staat en dit ook volmaakt voltooit, worden geroemd. De relatieve bijzin staat in de indicativusvorm die een feitelijkheid uitdrukt: het is de ervaring van de gelovige, in vertrouwen biddende mens. De onvoltooid tegenwoordige tijd wijst tevens op een ervaring die steeds actueel blijft.
Het prædicaat (gezegde) in de openingsregel omvat twee verba: inchoas, 2e pers. enkelvoud van inchoo, inchoavi, inchoatum, iets beginnen, aanvangen wat later voltooid, afgewerkt zal worden en perficis, 2e pers. enkelvoud van perficere, perfeci, perfectum:  gereedmaken, voleinden,tot stand brengen, verwezenlijken. Van het participium perfecti passivi is het “Nederlandse” begrip perfect en van het Latijnse substantivum perfectio (r. 4) perfectie.  afgeleid. De tweede vorm van de stamtijden in het Latijn, in dit geval perfeci, wordt het perfectum genoemd, de voltooid tegenwoordige tijd.
Benignus, welwillend, liefdevol, maar ook rijkelijk gevend: prædicatieve bepaling (gezegdebepaling) bij het relativum qui met Deus als antecedent en naar inhoud gekoppeld aan zowel inchoas als perficis.
Cuncta bona, alle goede dingen, al het goede – object in twee congruerende accusativusvormen  van de adiectiva cunctus, -a, - um en bonus, - a, - um, die als substantiva  zijn gebruikt.
Ad 2
Da, geef – gezegde, dat de bede inleidt, in de imperativusvorm, gevolgd door de bijwoordelijke bepaling nobis (dativus commodi, van voordeel of begunstigde). De tekst vervolgt met de bijzin de sollemnitate sanctæ Dei Genetricis lætantibus, [geef] ons, die zich verheugen over het hoogfeest van de heilige Moeder van God. Deze bijzin geeft nadere uitleg over het antecedent nobis waarbij het participium præsentis  meervoud lætantibus congrueert met nobis. Het zinsdeel de…Genetricis is een bijwoordelijke bepaling, gevormd door de ablativusvorm sollemnitate, gedicteerd door het præpositum de en nader toegelicht door de drie congruerende genitivusvormen sanctæ Dei Genetricis (genitivus explicativus).  
Ad 3 en 4
Had  in r. 1-2 de jubel van het begin in ieder geval betrekking op het hoogfeest van de Moeder Gods, nu richt de blik zich verder op de vreugde van de voltooiing, die  vandaag begint gericht op het einde van het nieuwe jaar, maar uiteindelijk gericht op de overstijgende vreugde bij het eschatologische [einde bij het einde der tijden]. Het Altaarmissaal van de Nederlandse Kerkprovincie interpreteert het begin van de door God geschonken genade in r. 3 als het begin van de Verlossing en spreekt verder over de vreugde van de voltooiing. In deze benadering omspant de oratie inderdaad heel het goddelijk heilswerk vanaf de schepping die goed was, [de zondeval met daarna] Gods belofte, het concreet in de geschiedenis binnentreden van de Verlosser (de Menswording zoals wij nu vieren met Kerstmis] zijn lijden, sterven, verrijzen, hemelvaart, zending van de H. Geest en voltooiing op het einde der tijden. Dat dit uiteindelijk alles met vreugde te maken heeft, daarop wijzen de begrippen: lætantibus (r. 2), gloriamur (r. 3) en gaudere (r. 4). In de vertaling van het Nederlandse Altaarmissaal is het vreugde-accent minder krachtig weergegeven.
Regel 3 en 4 bevatten een sicut … ita constructie: twee comparatieve (vergelijkende) bijzinnen waarvan de eerste in de indicativus staat (gloriamur), vanwege een feitelijke actualiteit, en de tweede in de infinitivus (gaudere) vanwege de ligging in de toekomst en de zekerheid van feitelijke vervulling door God te worden verhoord.
De vergelijkende bijzinnen kunnen als object worden gezien van de bede: da nobis.
De initiis tuæ gratiæ, bijwoordelijke bepaling, samengesteld uit de ablativusvorm initiis, bepaald door het præpositum de, en nader gespecificeerd door twee congruerende genitivusvormen.
De perfectione, bijwoordelijke bepaling in de ablativusvorm bij het verbum gaudere, eveneens bepaald door het voorzetsel de.

S t i j l f i g u r e n

Sierlijk Latijn kenmerkt deze oratie.
Het  drievoudig herhaalde gebruik van het woord “de” (repetetio) hamert op de oorzaken van de vreugde.
Alliteratie van medeklinkers in regel 1 (bona – benignus) en in regel 3 (gratiae gloriamur).

V o c a b u l a r i u m

Vandaag een enkel woord over het Latijnse begrip “gloriari” dat letterlijk “(zich be)roemen op” betekent. De associatie met de Brieven van de H. Paulus is evident: hij kent het “zich beroemen op” als een “ roemen op de Heer”: “Wij mogen zelfs roemen op God door Jezus Christus, onze Heer” (Rom 5, 11). “Op niets anders wil ik roemen dan op het Kruis van onze Heer Jezus Christus, waardoor de wereld voor mij is gekruisigd en ik voor de wereld” (Gal 6, 14). Om dit roemen gaat het dan ook in de liturgie telkens waanneer dit woord gebezigd wordt en dat is dikwijls het geval. Het zijn de weldaden van God, waarop de biddende Kerk roemt: “de perceptis beneficiis non in nobis, sed in tuo nomine gloriari” – aangaande de ontvangen weldaden niet op ons, maar op uw Naam te roemen” zegt het Sacramentarium Leonianum (509). Aldus beschouwd is het  “roemen” een lofprijzing op God. Dit “gloriari” is nauw verwant aan “gratulari”, een uitdrukking voor het vreugdevol danken: de begiftigde roemt en dankt om hetgeen hij heeft mogen ontvangen.
C o m m e n t a a r

In deze oratie wordt in weinig woorden veel aan de orde gesteld. Ten eerste, de priester erkent dat alle goede dingen hun begin in God hebben.  Wij zijn als Zijn instrumenten daarbij daadwerkelijk betrokken, maar Hij is degene die ons werk als instrumenten tot een goede voltooiing brengt: door ons voltooit God het goede. 
In de oratie vragen we God 1) te geven dat wij ons verheugen over het feit dat God goede dingen naar voltooiing en perfectie brengt, en bovendien, 2) om ons te verlenen dat wij genieten (smaken) van de geheimnisvolle zaken die God in beweging brengt vanaf het begin tot aan het einde der tijden.
Er zijn voor ons drie oorzaken van vreugde te onderkennen:
i)                Vreugde over het plechtige feest van en het feit van Maria's Moederschap, die na te hebben ontvangen van de H. Geest de Zoon van God ter wereld brengt;
ii)              Vreugde over de geheimnisvolle gaven van God inclusief het Heilige Misoffer en de genade die dat geeft aan wie het Doopsel heeft ontvangen en in de vereiste gesteldheid (staat van genade) is, om te communie te gaan;
iii)             en tenslotte vreugde over de voltooiing van de Schepping aan het einde der tijden.

“Ik ben er zeker van dat Hij die het goede werk in u begonnen is, het zal voltooien tegen de dag van Christus Jezus”, schrijft de heilige apostel Paulus aan het begin van zijn brief aan de Filippenzen. Dat geloof staat aan de basis van het geloof in de eerste christentijden, datzelfde onveranderde en onveranderlijke geloof moet ook ten grondslag liggen aan ons geloof in deze tijd. Dat wensen wij u toe en dat bidden wij u toe, speciaal in deze tijd.

(Onder dankzegging deels ontleend aan teksten van father J. Zuhlsdorf (WDTPRS), J. Pascher, Die Orationen des Missale Romanum Papst Paul VI. I. Tl. en anderen.

Lezingen H. Mis 1 januari – Moederschap van Maria – jaar A, B en C


Eerste lezing (Num. 6, 22-27)
Uit het boek Numeri.
De Heer sprak tot Mozes:
“Zeg aan Aäron en zijn zonen:
Als gij de Israëlieten zegent,
doe het dan met deze woorden:
Moge de Heer u zegenen en u behoeden!
Moge de Heer de glans van zijn gelaat over u spreiden
en u genadig zijn!
Moge de Heer zijn gelaat naar u keren en u vrede schenken!
Als zij zo mijn naam over de Israëlieten uitspreken
zal Ik hen zegenen.”

Tweede lezing (Gal. 4, 4-7)
Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de Galaten.
Broeders en zusters,
toen de volheid van de tijd gekomen was,
zond God zijn eigen Zoon,
geboren uit een vrouw,
geboren onder de wet
om ons, slaven van de wet, vrij te maken,
zodat wij de rang kregen van zonen.
En omdat ge zonen zijt,
heeft God de Geest van zijn Zoon, die “Abba, Vader!” roept
in ons hart gezonden.
Ge zijt dus niet langer slaaf, maar zoon
en als zoon ook erfgenaam
en wel door toedoen van God.

Evangelie (Luc. 2, 16-21)
Lezing uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas.
In die tijd haastten de herders zich naar Betlehem
en vonden Maria en Jozef
en het pasgeboren kind, dat in de kribbe lag.
Toen ze dit gezien hadden
maakten ze bekend wat hun over dit kind gezegd was.
Allen die het hoorden stonden verwonderd
over hetgeen de herders hun verhaalden.
Maria bewaarde al deze woorden in haar hart
en overwoog ze bij zichzelf.
De herders keerden terug,
terwijl zij God verheerlijkten en loofden
om alles wat zij gehoord en gezien hadden;
het was juist zoals hun gezegd was.
Toen de acht dagen voorbij waren en men het kind moest besnijden,
ontving het de naam Jezus,
zoals het door de engel was genoemd
voordat het in de moederschoot werd ontvangen.

Introitus van 1 januari Salve Sancta Parens

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Die 1 ianuarii 2018 In octava Nativitatis Domini Sollemnitas Sanctæ Dei Genetricis Mariæ Ad Officium lectionis Verbum nostra suscepit ex Maria



Lectio altera
Ex Epístolis sancti Athanásii epíscopi
(Epist. ad Epictetum, 5-9: PG 26, 1058. 1062-1066)

Verbum nostra suscepit ex Maria
Verbum semen Abrahæ apprehéndit, ut ait Apóstolus, unde débuit per ómnia frátribus similári, et corpus assúmere nobis símile. Proptérea ígitur adest vere María, ut ab ea illud assúmat et tamquam próprium pro nobis illud ófferat. Partum mémorat Scriptúra, et ait: Pannis eum invólvit: ac beáta prædicabántur úbera, quibus ipse lactátus est, et quasi partu vulvam adaperiénte oblátum est sacrifícium. Et Gábriel quidem caute ac prudénter annuntiábat illi, dicéndo, non simplíciter, quod in te nascétur, ne extrínsecus corpus ipsi indúctum putarétur; sed, ex te, ut, quod gignebátur, ortum ex illa duxísse crederétur.
Ita autem se res habébat, ut nostra Verbum suscípiens, offerénsque in sacrifícium, pénitus absúmeret, ac deínceps suis nos índuens, Apóstolo hæc dicéndi occasiónem daret: Opórtet corruptíbile hoc indúere incorruptiónem, et mortále hoc indúere immortalitátem.
Hæc autem non fictióne facta sunt, quemádmodum nonnúlli existimárunt, absit! sed, Salvatóre vere hómine facto, hinc totíus hóminis salus consecúta est. Verum nequáquam fictítia res est salus nostra, neque solíus córporis; sed vere totíus hóminis, ánimæ scílicet et córporis, salus in ipso Verbo facta est.
Humánum ítaque natúra erat, quod ex María pródiit, secúndum divínas Scriptúras, verúmque erat Dómini corpus: verum, inquam, fuit, cum idem atque nostrum exstíterit. Soror étenim nostra est María, omnes quippe ex Adámo orti sumus.
Quod enim a Ioánne dícitur: Verbum caro factum est, eádem est significatióne, ut ex símili loquéndi modo deprehéndere licet: apud Paulum quippe scriptum est: Christus factus est pro nobis maledíctum. Nam humáno córpori, ex Verbi communióne et coniunctióne, ingens facta est accéssio: ex mortáli enim factum est immortále, et, cum animále esset, factum est spiritále, cumque ex terra factum esset, cæléstes portas penetrávit.
Porro Trínitas, étiam Verbo ex María corpus suménte, Trínitas semper est, neque accessiónem admíttens, neque diminutiónem; sed perfécta semper est, et in Trinitáte una Déitas agnóscitur, et sic unus Deus Verbi Pater in Ecclésia prædicátur.
Tweede lezing

A letter of St Athanasius

The Word took our nature from Mary
The Word took to himself the sons of Abraham, says the Apostle, and so had to be like his brothers in all things. He had then to take a body like ours. This explains the fact of Mary’s presence: she is to provide him with a body of his own, to be offered for our sake. Scripture records her giving birth, and says: She wrapped him in swaddling clothes. Her breasts, which fed him, were called blessed. Sacrifice was offered because the child was her firstborn. Gabriel used careful and prudent language when he announced his birth. He did not speak of “what will be born in you” to avoid the impression that a body would be introduced into her womb from outside; he spoke of “what will be born from you,” so that we might know by faith that her child originated within her and from her.
  By taking our nature and offering it in sacrifice, the Word was to destroy it completely and then invest it with his own nature, and so prompt the Apostle to say: This corruptible body must put on incorruption; this mortal body must put on immortality.
  This was not done in outward show only, as some have imagined. This is not so. Our Saviour truly became man, and from this has followed the salvation of man as a whole. Our salvation is in no way fictitious, nor does it apply only to the body. The salvation of the whole man, that is, of soul and body, has really been achieved in the Word himself.
  What was born of Mary was therefore human by nature, in accordance with the inspired Scriptures, and the body of the Lord was a true body: It was a true body because it was the same as ours. Mary, you see, is our sister, for we are all born from Adam.
  The words of St John, the Word was made flesh, bear the same meaning, as we may see from a similar turn of phrase in St Paul: Christ was made a curse for our sake. Man’s body has acquired something great through its communion and union with the Word. From being mortal it has been made immortal; though it was a living body it has become a spiritual one; though it was made from the earth it has passed through the gates of heaven.
  Even when the Word takes a body from Mary, the Trinity remains a Trinity, with neither increase nor decrease. It is for ever perfect. In the Trinity we acknowledge one Godhead, and thus one God, the Father of the Word, is proclaimed in the Church.



Zeer veel heren aan het altaar tijdens H. Mis Kerstoctaaf - reportage




Lezingen H. Mis 31 december – zevende dag van het kerstoctaaf Alles is door Hem geworden

Eerste lezing (1 Joh. 2, 18-21)
Uit de eerste brief van de heilige apostel Johannes.
Kinderen, het is ‘het laatste uur’. Gij hebt gehoord dat de ‘antichrist’ moet komen. Inderdaad, er zijn nu al vele antichristen opgestaan en daarom weten wij, dat het laatste uur is aangebroken. Zij zijn uit ons midden voortgekomen, maar zij behoorden niet werkelijk tot ons. Hadden zij tot ons behoord, dan waren zij bij ons gebleven; maar het moest duidelijk worden, dat zij geen van allen bij ons horen. Ook gij hebt van de Heilige de inwijding ontvangen, ook gij bezit allen ‘kennis’. En ik schrijf u niet, omdat gij de waarheid niet zoudt kennen, maar juist omdat gij haar kent en omdat de leugen onverenigbaar is met de waarheid.

Evangelie (Joh. 1, 1-18)
In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in het begin bij God. Alles is door Hem geworden en zonder Hem is niets geworden van wat geworden is. In Hem was leven en dat leven was het licht der mensen. En het licht schijnt in de duisternis, maar de duisternis nam het niet aan. Er trad een mens op, een gezondene van God; zijn naam was Johannes. Deze kwam tot getuigenis, om te getuigen van het Licht, opdat allen door hem tot geloof zouden komen. Niet hij was het Licht, maar hij moest getuigen van het Licht. Het ware Licht, dat iedere mens verlicht kwam in de wereld. Hij was in de wereld; de wereld was door Hem geworden en toch erkende de wereld Hem niet. Hij kwam in het zijne, maar de zijnen aanvaardden Hem niet. Aan allen echter, die Hem wel aanvaardden, aan hen, die in zijn Naam geloven, gaf Hij het vermogen kinderen van God te worden. Zij zijn niet uit bloed, noch uit begeerte van het vlees of de wil van een man, maar uit God geboren. Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond. Wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, zulk een heerlijkheid als de Eniggeborene van de Vader ontvangt, vol genade en waarheid. Wij hebben Johannes’ getuigenis over Hem toen hij uitriep: “Deze was het van wie ik zei: Hij die achter mij komt is vóór mij, want Hij was eerder dan ik.” Van zijn volheid hebben wij allen ontvangen; genade op genade. Werd de wet door Mozes gegeven, de genade en de waarheid kwamen door Jezus Christus. Niemand heeft ooit God gezien; de Eniggeboren God, die in de schoot van de Vader is, Hij heeft Hem doen kennen.

maandag 30 december 2019

Dec 31 - Saint Sylvester I - Pope - 0335

31 december - Sint Silvester


Paus Silvester I  was de 33ste paus - van 314 tot zijn dood op 31 december 335. Tijdens zijn pontificaat bekeerde keizer Constantijn de Grote zich tot het christendom.

“In dit teken zult gij overwinnen” , vernam keizer Constantijn in een visioen aan de vooravond van de Slag bij de Milvische Brug in 312. Hij won de slag en vanaf dat moment besloot hij zich in te zetten als de beschermer van de christenen. Op zijn sterfbed bekeert Constantijn de Grote zich vervolgens  tot het Christendom, waarmee hij de eerste christelijke keizer wordt.

Het leven van paus Silvester is beschreven in het Liber Pontificalis uit de zevende eeuw.  Hij was de zoon was van een Romein genaamd Rufinus. Tijdens  zijn pontificaat werden belangrijke kerken gebouwd als de Sint-Jan van Lateranen, de Santa Croce in Gerusalemme en de Sint-Pietersbasiliek. Hij keurde de besluiten van het Eerste Concilie van Nicea (325) goed, zoals de daar vastgestelde geloofsbelijdenis en de definitieve veroordeling van het Arianisme.

31 december H. Silvester I, paus Lectio divina Leo de Grote - Geboorte van de Heer: geboorte van de vrede.


In het jaar 314 tot bisschop van Rome gewijd, stond Silvester onder de regering van Constantijn de Grote aan het hoofd van de kerk, in een tijd dat het schisma van de Donatisten en de ketterij van de Arianen veel onheil stichtten. Hij stierf in 335 en werd in de catacombe van Priscilla aan de Via Salaria bijgezet.

TWEEDE LEZING
Uit een preek van de heilige paus Leo de Grote († 461)

Geboorte van de Heer: geboorte van de vrede.

De Zoon van God heeft het niet in strijd met zijn verhevenheid geacht als kind te leven en op te groeien tot volwassenheid. Na al wat Hij heeft gedaan in de nederige staat die Hij voor ons had aangenomen, heeft Hij de triomf bereikt van zijn dood en verrijzenis. Dit alles is nu voorbij. Maar toch hernieuwt het feest vandaag voor ons Jezus’ heilige geboorte uit de maagd Maria. En terwijl wij met eerbied de geboorte van onze Verlosser gedenken, vieren wij onze eigen oorsprong.
De geboorte immers van Christus is de oorsprong van het christenvolk, en de geboortedag van het hoofd is ook de geboortedag van het lichaam.
Ofschoon iedere mens geroepen wordt op zijn tijd, en alle kinderen van de kerk door de tijd van elkaar zijn onderscheiden, toch zijn de gelovigen die in de doopvont tot leven kwamen, allen tezamen met Christus in deze geboorte op dezelfde wijze voortgebracht. Zij zijn immers ook met Hem in zijn lijden gekruisigd en in zijn verrijzenis ten leven gewekt, en in zijn hemelvaart met Hem geplaatst aan de rechterhand van de Vader.
Iedereen die waar ook ter wereld gelooft en in Christus wordt herboren, wordt door deze wedergeboorte een nieuwe mens, nadat hij gebroken heeft met het oude door zijn vroegere levensweg te verlaten. Als zodanig stamt hij niet af van een natuurlijke vader, maar is hij geboren uit de Verlosser die Mensenzoon is geworden, opdat wij kinderen van God zouden zijn.
Als Hij immers niet door deze vernedering tot ons was afgedaald, had niemand, hoe rijk ook aan verdiensten, tot Hem kunnen opklimmen.
Vandaar dat juist de grootheid van de gave die ons geschonken is, een verering van ons vraagt die overeenkomt met haar luister. Want zoals de Apostel leert, ‘hebben wij niet de geest van de wereld ontvangen, maar de Geest die van God komt. Hij doet ons inzien al wat God ons in zijn genade gegeven heeft’ (1 Kor. 2, 12). Hij nu wordt op geen andere wijze passend geëerd dan door weer aan Hem op te dragen wat wij uit zijn hand hebben ontvangen.
Kunnen wij echter in de schat van Gods vrijgevigheid iets vinden dat zo goed past bij de viering van dit hoogfeest als de vrede? Bij de geboorte van de Heer werd zij het eerst door de zang van engelen verkondigd.
Deze vrede is het immers die kinderen van God voortbrengt door de liefde te voeden en de eenheid tot stand te brengen. Vrede is de rust van de gelukzaligen en hun eeuwige woonplaats. De vrucht van de vrede en haar bijzondere weldaad is het dat zij ons uit de wereld neemt en met God verenigt.
Laten zij dan ‘die niet uit bloed, noch uit begeerte van het vlees of de wil van een man, maar uit God geboren zijn’ (Joh. 1, 13) aan de Vader de eensgezindheid aanbieden van vredelievende kinderen. Laten alle aangenomen ledematen zich nu verenigen met de Eerstgeborene van de nieuwe schepping die niet gekomen is om zijn eigen wil te doen, maar de wil van degene die Hem gezonden heeft (vgl. Joh. 6, 38). Want de Vader heeft door zijn genade geen eigenzinnige of onderling verdeelde mensen tot erfgenamen gekozen, maar mensen met gelijke gevoelens en eensgezinde liefde. Zij die naar eenzelfde beeld herschapen zijn, moeten ook één zijn van hart.
De geboortedag van de Heer is de geboortedag van de vrede, want zo zegt het de Apostel: ‘Hij is onze Vrede, Hij die de twee werelden één heeft gemaakt. Of wij nu jood zijn of heiden, in Hem hebben wij in één Geest de toegang tot de Vader’ (Ef. 2, 14.18).

31 december Sint Silvester


In het jaar 314 tot bisschop van Rome gewijd, stond Silvester onder de regering van Constantijn de Grote aan het hoofd van de kerk, in een tijd dat het schisma van de Donatisten en de ketterij van de Arianen veel onheil stichtten. Hij stierf in 335 en werd in de catacombe van Priscilla aan de Via Salaria bijgezet

Tijdens zijn pontificaat bekeerde keizer Constantijn de Grote zich tot het christendom.
“In dit teken zult gij overwinnen” , vernam keizer Constantijn in een visioen aan de vooravond van de Slag bij de Milvische Brug in 312. Hij won de slag en vanaf dat moment besloot hij zich in te zetten als de beschermer van de christenen. Op zijn sterfbed bekeert Constantijn de Grote zich vervolgens tot het Christendom, waarmee hij de eerste christelijke keizer wordt.

Het leven van paus Silvester is beschreven in het Liber Pontificalis uit de zevende eeuw. Hij was de zoon was van een Romein genaamd Rufinus. Tijdens zijn pontificaat werden belangrijke kerken gebouwd als de Sint-Jan van Lateranen, de Santa Croce in Gerusalemme en de Sint-Pietersbasiliek. Hij keurde de besluiten van het Eerste Concilie van Nicea (325) goed, zoals de daar vastgestelde geloofsbelijdenis en de definitieve veroordeling van het Arianisme.

Heer, help uw volk dat vertrouwt op de voorspraak van de heilige paus Silvester. Wij bidden U: laat ons onder uw leiding door dit leven gaan, totdat wij voor altijd gelukkig zijn bij U.

Priorij Thabor-sur-Mer - iedere dag stijgt het water


Eerste watervogels (eenden) vanmiddag gesignaleerd door onze eigen vogelspotter

30 december - "Wij zwijgen en luisteren"


30 december Dum medium silentium…
Intredezang uit het Boek Wijsheid 18,14-15
Dum medium silentium tenerent omnia, et nox in suo cursumedium iter haberet, omnipotens sermo tuus, Domine, de cælis a regalibus sedibus venit.
Terwijl een diepe stilte de wereld omsloot en de nacht reeds half verstreken was, kwam uw almachtig Woord, Heer uit de hemel en daalde van zijn koningstroon af.

De Vader zond dit Woord op het einde der tijden. Hij wilde niet langer spreken door een profeet, noch wilde Hij dat hetgeen Hij bedekt meedeelde maar vaag begrepen zou worden, maar het was zijn plan dat zijn Woord zichtbaar zou verschijnen, opdat de wereld, door het Woord zelf te zien, zou worden gered. Wij weten dat dit Woord uit de Maagd een lichaam heeft aangenomen en de oude mens door de nieuwe ontvangenis in zich heeft opgenomen. Wij weten dat dit Woord mens geworden is uit onze stoffelijkheid; want als deze niet uit dezelfde mensheid was voortgekomen zou Hij ons tevergeefs bevolen hebben, Hem als onze Meester na te volgen.
Uit het Traktaat ”De weerlegging van alle ketterijen” van de H.Hippolytus, priester

Overweging
De woorden van de introïtus van vandaag, zijn de woorden waarmee de auteur van het Boek van de Wijsheid Gods komst, zijn verschijnen en ingrijpen in de paasnacht van het Israëlitische volk schildert. De liturgie van vandaag en van de kersttijd past deze tekst toe op de Menswording van de Logos, die zijn koninklijke troon verlaat om ons te verlossen uit het Egypte van de zonde.

Woorden en melodie zijn van een verheven plechtigheid. Zij geven de geluidloze stilte weer die bij het mysterie past. God komt in deze wereld. Daarom moet de mens zwijgen. Maar niet alleen elk verstorend geluid moet zwijgen, maar ook elk gebed vanuit persoonlijke bekommernis en zorg, vanuit het aardse denken. De Logos van God is aanwezig, het Woord van de Vader vervult het heelal. Zijn oneindige boodschap  klinkt door tot de grenzen van de aarde – wij zwijgen en luisteren.  

zaterdag 28 december 2019

Lezingenofficie zondag onder het octaaf van Kerstmis Liturgia Horarum Over het christelijk familieleven

Zondag onder het octaaf van Kerstmis:
Feest van de H. Familie

Lezingen van het Lezingenofficie


  
Augustinus leest Paulus, fresco van Benozzo Gozzoli (1420-1497)

Eerste lezing

Over het christelijk familieleven

Eerste lezing uit de Brief aan de christenen van Efeze 5, 21-6, 4

Aanvaard elkaars gezag uit eerbied voor Christus. Vrouwen, erken het gezag van uw man als dat van de Heer, want een man is het hoofd van zijn vrouw, zoals Christus het hoofd is van de Kerk, het lichaam dat hij gered heeft. En zoals de Kerk het gezag van Christus erkent, zo moeten vrouwen in ieder opzicht het gezag van hun man erkennen. Mannen, heb uw vrouw lief, zoals Christus de Kerk heeft liefgehad en zich voor haar heeft prijsgegeven om haar te heiligen, haar te reinigen met water en woorden en om haar in al haar luister bij Zich te nemen, zodat ze zonder vlek of rimpel of iets dergelijks zal zijn, heilig en zuiver. Zo moeten mannen hun vrouw liefhebben, als hun eigen lichaam. Wie zijn vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief. Niemand haat ooit zijn eigen lichaam, integendeel: men voedt en verzorgt het, zoals Christus de Kerk, want dat is zijn Lichaam en wij zijn de ledematen. ‘Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één lichaam zijn.’ Dit mysterie is groot – en ik betrek het op Christus en de Kerk. Maar ook voor elk van u geldt dat ieder zijn vrouw moet liefhebben als zichzelf, en dat een vrouw ontzag moet hebben voor haar man.
Kinderen, wees gehoorzaam aan je ouders uit ontzag voor de Heer, want zo hoort het. ‘Toon eerbied voor uw vader en moeder,’ dat is het eerste gebod waaraan een belofte verbonden is: ‘Dan zal het u goed gaan en zult u lang leven op aarde.’ Vaders, maak uw kinderen niet verbitterd, maar vorm en vermaan hen bij het opvoeden zoals de Heer dat wil.

Tweede lezing

Tweede lezing
Uit de toespraak van paus Paulus VI († 1978) in Nazaret

Het voorbeeld van Nazaret

Het huis van Nazaret is de school waarin wij het leven van Jezus beter leren begrijpen; het is de school van het evangelie.

De eerste les die wij hier leren, is grote aandacht te hebben voor de diepe en geheimvolle zin van deze eenvoudige, nederige en verheven openbaring van Gods Zoon, deze zin te overwegen en te begrijpen. Misschien leren wij er geleidelijk hoe wij Hem moeten navolgen.

Hier leren wij de wijze en de weg die ons gemakkelijk naar Christus voeren. Hier wordt ons vooral duidelijk, hoe belangrijk het is rekening te houden met het kader waarbinnen zijn leven zich onder ons afspeelde: de verschillende plaatsen en tijden, de gewoonten, de taal en de godsdienstige gebruiken, kortom, alles waarvan Jezus gebruik maakte om zich aan de wereld te openbaren. Alles spreekt hier voor zichzelf, hier heeft alles een betekenis.

Hier, in deze school, leren wij waarom het noodzakelijk is een geestelijke leefregel te hebben, als men het onderricht van het evangelie wil volgen en leerling van Christus wil worden.

Hoe graag zou ik opnieuw kind willen worden en weer naar school gaan, naar deze eenvoudige en toch zo verheven school van Nazaret! In de nabijheid van Maria zou ik opnieuw willen beginnen om de ware kennis van het leven te kunnen verwerven en de hogere wijsheid van de goddelijke waarheden.

Maar ik verblijf hier slechts als pelgrim. Ik moet afzien van het verlangen om in dit huis mijn onvolledige scholing in de kennis van het evangelie te voltooien. Toch wil ik mijn weg niet vervolgen zonder eerst, in de haast en als het ware onmerkbaar, enige korte lessen van Nazaret vergaard te hebben.

Allereerst een les inzake stilte. Moge de waardering voor de stilte, als bijzondere en noodzakelijke voorwaarde voor de geest, bij ons herleven te midden van zoveel overmatig stemgeluid, overal doordringend lawaai en rumoer waarmee wij bestormd worden in het moderne en jachtige leven. Moge de stilte van Nazaret ons bezinning leren, innerlijkheid en bereidheid om te luisteren naar goede ingevingen en naar lessen van echte leermeesters. Moge die stilte ons de noodzaak en de waarde leren van persoonlijke voorbereiding, van studie en overweging, van eigen innerlijk leven en van gebed dat alleen door God in het verborgene wordt gezien.

Vervolgens is er een les over het gezinsleven. Moge Nazaret ons leren wat het gezinsleven is, zijn liefdesgemeenschap, zijn oprechte en eenvoudige schoonheid, zijn heiligheid en onschendbaarheid. Laten wij van Nazaret leren dat de vorming die men thuis heeft ontvangen, kostbaar en onvervangbaar is. Laten wij leren dat de rol van het gezin in de maatschappij van het hoogste belang is.

Tenslotte is er een les over de arbeid. Hier in Nazaret, woonplaats van ‘de zoon van de timmerman’, zou ik gaarne de strenge en bevrijdende wet van de menselijke arbeid willen verstaan en verkondigen. Hier zou ik het besef willen versterken dat arbeid edel is; ik zou willen beklemtonen dat arbeid geen doel in zichzelf kan zijn, maar dat hij zijn vrijheid en adel eerder dankt aan het doel waarvoor hij verricht wordt dan aan zijn economische waarde. Tot besluit wil ik vanhier, vanuit Nazaret, alle arbeiders overal ter wereld groeten en hen wijzen op het grote voorbeeld, hun broeder, de mensgeworden God. Hij is de profeet die al hun rechtvaardige belangen behartigt, Christus onze Heer.