woensdag 17 februari 2021

Mgr. Jan Hendriks "Laten we bidden dat God ons mag helpen nieuwe mensen te worden"

Stof zijt gij....

De veertigdagentijd begint, tijd van vasten, gebed en caritas. Tijd van bezinning, omkeer en een nieuw begin. Het askruisje ontvangen we als een teken dat we beseffen dat we vergankelijke mensen zijn, dat we ons niet groter moeten maken dan we zijn, dat we genadebrood eten...

“Zo spreekt God de Heer: Keert tot mij terug, van ganser harte, met vasten, met geween en met rouwklacht. Scheurt uw hart en niet uw kleren, keert terug tot de Heer uw God, want genadig is Hij en barmhartig, lankmoedig en vol liefde...” (Joel, 2, 12vv.)

Er zijn momenten in ons leven dat God ons heel nabij is en andere momenten dat we ons niet zo door Hem gedragen voelen. Als je in vreugde en vrede bent, als je Onze Lieve Heer dicht bij je weet, als je je dankbaar voelt om alles wat Hij je heeft gegeven, om de weg waarop Hij je heeft geleid, dat Hij je heeft bewaard voor bepaalde moeilijkheden, als dat in je overheerst, dan zal er niet zo gauw een kwaad woord over je lippen komen, dan zullen er vredevolle en vreugdevolle gedachten en woorden uit je hart komen, omdat je hart daar vol van is. Je bent immers zelf in vrede en vreugde, wat zóu er dan anders uit je kunnen komen dan wat daaraan beantwoordt? En als je er zo aan toe bent, doe je ook niet zo gauw zonde.

Terwijl op een ander moment als je zelf agressieve gevoelens hebt naar anderen toe, als je te veel bent meegegaan in wereldse dingen, te weinig in de sfeer van God, om zo te zeggen, hebt geleefd, of als je negatief en mopperig bent, als je te gestresst bent, als je te hard gewerkt hebt en eigenlijk alles waardoor je die innerlijke ruimte, vrijheid en vrede wat kwijtraakt, alles waardoor je minder vanuit je gebed hebt geleefd - als bij­voor­beeld het gebed meer een formaliteit werd, een opgezegd iets, dan iets van je hart en ziel – dan is Hij – Onze Heer – niet zó bij je aanwezig als op die momenten van vrede en vreugde (een vrede en vreugde die overigens niets te maken hebben met de vraag of het je allemaal voor de wind gaat of niet: je kunt vervuld zijn van vrede en vreugde, terwijl je lijdt, omdat je weet en ervaart: Híj is er, Hij is bij mij).

Als je Hem op die manier wat kwijtraakt, Hij je niet zo levendig voor ogen staat, je hart niet zo vol is van Hem, je in beslag genomen wordt door je gevoelens, dan kom je gemakkelijker tot zonde, terwijl je als je in vreugde en vrede bent, je bijna automatisch tot goede daden en goede woorden komt. In die vreugde en vrede, met Hem in je hart, kun je ook de goede beslissingen nemen, terwijl je maar het beste niets kunt veranderen, als je in een dipje bent, het niet zo ziet zitten, of kwaad bent of angstig, of hoe dan ook verwijderd van God.

Nu is het niet altijd zo gemakkelijk om die vrede en vreugde weer terug te krijgen als je die kwijt bent geraakt. Er zijn zaken waar je je erg veel zorgen over maakt, dingen die je in beslag nemen en je hebt geen knop die je om kunt zetten; je kunt inderdaad goed zeggen dat je dan meer moet bidden, maar het bidden gaat dan juist moeilijker. Jezus geeft vandaag in het evangelie in zekere zin een antwoord op die vragen. De mensen kwamen Jezus vragen waarom Zijn leerlingen niet vasten, terwijl de leerlingen van Johannes en de Farizeeën wél een vastendag hielden.

De Farizeeën hadden als supervromen de gewoonte aangenomen om twee dagen per week te vasten, terwijl voor de Joden in het algemeen alleen de Grote Verzoendag, een Joodse gedenkdag, als vastendag was voorgeschreven naast vastendagen die werden gehouden in bijzondere omstandigheden, in dagen van bijzondere nood. De leerlingen van Johannes hadden zich daar bij aangesloten, bij die praktijk van de Farizeeën. We zien dat ook in onze tijd wel dat mensen uit devotie extra wekelijkse vastendagen houden, soms op basis van bood­schappen op verschijnings­plaatsen.

En van ons allen wordt vanaf de komende Aswoensdag ook wel weer iets extra’s verwacht. Jezus keurt dat niet af, maar Hij zegt dat het niet gepast is voor Zijn leerlingen voor de tijd dat Hij met hen rondtrok, omdat zij nu Hem, de Bruidegom, in hun midden hebben. Het vasten past niet bij de vreugde de Heer, de Bruidegom van het nieuwe verbond, bij zich te hebben, zoals wij ook niet vasten op Pasen of op zondag, want dat is de dag van de Heer en van de vreugde om Zijn verrijzenis. Maar wanneer de Bruidegom is weggenomen, dan zullen ze vasten. Dat is een eerste antwoord op onze vraag: wat moet je doen als die bruidegom ver weg lijkt, je Zijn genadevolle aanwezigheid niet meer ervaart, als je meer wereldlijk dreigt te gaan denken en leven?

Het is goed om jezelf dan iets te ontzeggen, te vasten, want je moet los komen van de gerichtheid op je eigen ik. Dat kan heel goed op gebied van voedsel en drank, maar dat kan ook goed zijn een stukje zelfverloochening, jezelf iets ontzeggen op ander gebied bij­voor­beeld door er voor anderen te zijn, vooral voor mensen die het moeilijk hebben, ziek zijn of alleenof in het algemeen iets goeds te doen, tijd te geven en hartelijke aandacht aan een ander. Bezoek een zieke, luister naar haar of zijn verhaal en je wordt bevrijd van een heleboel onlust­ge­voe­lens. Zo treedt je uit jezelf en ontmoet je Christus in de minsten der zijnen.

Het tweede antwoord dat Jezus geeft is dat over de verstellap van ongekrompen stof die op een oud kleed wordt gezet of jonge wijn die in oude zakken wordt gedaan: dat past niet bij elkaar en daardoor krijg je ongelukken: er komen scheuren in het kleed en die zakken barsten open en de wijn gaat verloren. Jezus wil hiermee zeggen dat de vroomheid aangepast moet zijn. In zijn tijd betekende het dat er geen vermenging moest komen van het nieuwe wat Jezus bracht met de oude Joodse gebruiken, voor ons betekent het echter ook dat je geestelijk leven aangepast moet zijn aan de plaats waar je staat en dat het er in je geestelijk leven, in je gebedsleven niet zozeer om gaat bepaalde gebeden te doen, een werk “af” te hebben, naar God te zoeken met heel je hart.

Als het bidden niet zo gaat en je vol onrust en onvrede bent, is het antwoord niet dat je maar een dertigdaagse retraite moet doen, hoe goed dat ook is. Dat werkt als een nieuwe lap op een oud kleed. Eerst moet je de vrede hervinden en Gods te­gen­woor­digheid. Een auto heeft een remweg, heeft tijd en een afstand nodig om tot stilstand te komen, zo’n remweg hebben wij ook nodig om weer tot verdieping te komen, dus is de vraag: wat kan mij helpen om de onrust, de onvrede tot stilstand te brengen, Gods stem weer te horen en in vreugde en vrede te zijn? Vandaag begint de veertigdagentijd. Laten we bidden dat God ons mag helpen nieuwe mensen te worden, om de dingen los te laten die we los moeten laten om te kunnen leven in de vrede die Hij ons door Zijn lijden, sterven en verrijzen heeft gebracht.