zaterdag 8 januari 2022

Oratio Post Communionem – Gebed na de Communie (Postcommunio) Zondag na 6 januari Laat ons, gevoed door Uw heilige gaven, naar U luisteren om Uw kinderen te zijn.


DOOP VAN DE HEER
Feest


Het Laatste Avondmaal.
Mozaïek in de S. Apollinare Nuovo, Ravenna (vóór 529)

Laat ons, gevoed door Uw heilige gaven, naar U luisteren om Uw kinderen te zijn.

I n l e i d i n g
Dat wij met de heilige gaven zijn gevoed – zoals de openingsregel van de postcommunio van dit feest, tegelijk de 1e zondag door het jaar, luidt -  heeft uiteraard allereerst betrekking op de Heilige Communie.
Onder heilige gaven kan men echter ook de ‘Tafel van het woord’ verstaan, aangezien de Woorddienst waarvoor Vaticanum II uitdrukkelijk aandacht heeft gevraagd, nauw verbonden is met de Eucharistische Dienst.
Bij de Gedaanteverandering van Jezus op de Berg Thabor voegt de stem van de Vader bij de proclamatie van Jezus, als Zoon van God, de oproep: “Luistert naar Hem” (Mc 9, 7 en parallelplaatsen). Dit woord van de Vader is zeker betrokken bij de reactie van de oratie.
In de Nederlandse vertaling is het gebed gesplitst in twee afzonderlijke zinnen. De Latijnse oratie bestaat uit een volzin.
De tweede zin luidt: Laat ons altijd luisteren naar uw Eniggeborene
om uw kinderen te worden genoemd en het ook werkelijk te zijn.
Deze zin wekt de suggestie dat het luisteren een zelfstandige voorwaarde is om kind van God te zijn. De oorspronkelijk tekst stelt het gevoed zijn door de heilige gaven voor op en vermeldt het luisteren in relatieve, dus afhankelijke bijzin. Dat is logisch want het is een postcommunio, dat wil zeggen een gebed na het nuttigen van de H. Communie.
Niet voor het eerst blijkt hier het gebrekkig karakter van (sommige) Nederlandse vertalingen van Latijnse liturgische teksten.
Zoals Jezus bij zijn Doopsel in de Jordaan en op de Thaborberg Zoon van God wordt genoemd, zo zal dat ook voor de gelovigen gelden, en zoals Jezus niet alleen maar zo werd genoemd, maar het ook werkelijk was, zo zal het ook bij ons zijn. Dat drukt de oratie op de best mogelijke manier uit met de woorden: “ut [. . . ] filii tui vere nominemur et simus”, “om uw kinderen te worden genoemd en het ook werkelijk te zijn”. Het hoeft geen betoog dat bij het bidden om het Kindschap Gods aan het sacrament van het Doopsel wordt gedacht. De Postcommunio richt zich primair op (vandaar de naam van deze oratie)  en de participatie van de gelovigen leidt er toe en moet het effect hebben dat het Trinitaire leven – het deelhebben aan het leven van de Goddelijke Drieënheid – dat bij het Doopsel als beginsel werd ontvangen, waarlijk tot verwerkelijking en voltooiing komt: ‘filii tui vere simus’.

T e k s t
Missale Romanum [MR] 1970
Sacro munere satiati,
clementiam tuam, Domine, suppliciter exoramus,
ut, Unigenitum tuum fideliter audientes,
filii tui vere nominemur et simus.

Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie 1979
Heer, wij zijn met uw heilige gaven gevoed
en doen een beroep op uw goedheid;
Laat ons altijd luisteren naar uw eniggeboren
om uw kinderen te worden genoemd en het ook werkelijk te zijn.

Werkvertaling
Door uw heilige gave verzadigd,
doen wij smekend een beroep op uw mildheid,
opdat wij, die met geloof naar uw Eniggeboren Zoon luisteren,
uw kinderen worden genoemd en het ook waarlijk zijn.

L i t u r g i s c h e  a n t e c e d e n t e n
De tekst van MR 1970 is een nieuwe compositie, gebaseerd op 1 Joh 3, 1, welk fragment ook in het collectegebed van het misformulier van de H. Hieronymnus Aemiliani (20 juli) is vervat (MR 1962):
Deus misericordiarum Pater,
per merita et intercessione Hieronymi,
quem orphanis adiutorem et patrem voluisti:
concede; ut spiritum adoptionis quo filii tui nominamur et sumus,
fideliter custodiamus.

B i j b e l s e  c o n t e x t
Ex 33, 18-19
[Moyses] ait: Ostende mihi gloriam tuam. Respondit [Dominus]: Ego ostendam omne bonum tibi, et vocabo in nomine Domini coram te; et miserebor cui voluero, et clemens ero in quem mihi placuerit.
Toen vroeg Mozes: Laat mij toch uw heerlijkheid zien. Hij gaf ten antwoord: Ik zal in al mijn luister aan u voorbijgaan en in uw bijzijn de naam Jahwe uitroepen. Want Ik schenk genade aan wie Ik wil en barmhartigheid aan wie Ik wil.
Mt 3, 17
Et ecce vox de caelis, dicens: “Hic est Filius meus dilectus, in quo mihi complacui”.
En een stem uit de hemel sprak: Dit is mijn Zoon, mijn veelgeliefde, in wie Ik welbehagen heb.
Mt 17,5
Adhuc eo loquente, ecce nubes lucida obumbravit eos. Et ecce vox de nube, dicens: His est Filius meus dilectus, in quo mihi bene complacui: ipsum audite.
Nog was hij [Petrus] niet uitgesproken of een lichtende wolk overschaduwde hen en uit die wolk klonk een stem: Dit is mijn Zoon, de Welbeminde, in wie Ik mijn behagen heb gesteld; luistert naar Hem.
Lc 3, 22
Factum est autem, cum baptizaretur omnis populus, et Iesu baptizato et orante, apertum et caelum; et descendit Spiritus Sanctus corporali specie sicut columba in ipsum, et vox de caelo facta est: “Tu es Filius meus dilectus; in te complacui mihi”.
Terwijl al het volk zich liet dopen, en Jezus na zijn Doop in gebed was, geschiedde het dat de hemel openging en de heilige Geest, in lichamelijke gedaante als een duif, over Hem nederdaalde, en een stem uit de hemel sprak: Gij zijt mijn Zoon, de welbeminde, in U heb Ik mijn behagen gesteld.
Rom 8, 15
Non enim accepistis spiritum servitutis iterum in timore, sed accepistis spiritum adoptionis filiorum, in quo clamamus: Abba [Pater].
De geest die gij ontvangen hebt, is er niet een van slaafsheid, die u opnieuw vrees zou aanjagen. Gij hebt een geest van kindschap ontvangen, die ons doet uitroepen: Abba, Vader!
Eph 1, 3. 5-6
Benedictus Deus et Pater Domini Iesu Christi … qui praedestinavit nos in adoptionem filiorum per Iesum Christum in ipsum, secundum propositum voluntatis suae, in laudem gloriae gratiae suae, in qua gratificavit nos in dilecto Filio suo.
Gezegend is God, de Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons in de hemelen in Christus heeft gezegend met elke geestelijke zegen. In liefde heeft Hij ons voorbestemd zijn kinderen te worden door Jezus Christus, naar het welbehagen van zijn wil, tot lof van de heerlijkheid zijner genade.
2 Pt 1, 17
Accipiens enim a Deo Patre honorem et gloriam, voce delapsa ad eum huiusmodi a magnifica gloria: Hic est Filius meus dilectus, in quo mihi complacui: ipsum audite.
Want Hij heeft van God de Vader eer en verheerlijking ontvangen, toen door de verheven Majesteit dit woord tot Hem gericht werd: “Deze is mijn geliefde Zoon in wie Ik mijn welbehagen heb”.
1 Io 3, 1
Videte qualem caritatem dedit nobis Pater, ut filii Dei nominemur et simus.
Ziet, welk een liefde de Vader ons heeft gegeven, dat wij kinderen van God genoemd worden; en het ook zijn!
G e t u i g e n i s s e n  v a n  d e  V a d e r s
Prosper van Aquitanië  in Expositio psalmi 135 (PL 51, 388)
Qui ergo sunt filii Dei, et per adoptionis sacramentum divinæ sunt consortes naturæ, habent huius nominis donum: quia uni Dei serviunt, uni Domino voluntaria subiectione famulantur.
Zij, die echter kinderen van God zijn en door het sacrament van de aanneming [tot kinderen van God] delen in de goddelijke natuur, bezitten de gave van deze naam: dat zij één God dienen, aan één Heer in vrijwillige onderwerping dienstbaar zijn.

Chromatius van Aquilea in Homilia 18, 3 (ed. Lemarié, RB 73 (1962) 196:
Quia ergo vos, filii competentes, per gratiam Dei renasci beatis in innocentia, deposita omni vetustate  peccati, nativitatis vestræ gratiam integram et illibatam servare debetis, ut vere filii Dei dici vel esse possitis, et digni haberi introitu regni cælestis.
Daarom dus moeten  jullie, kinderen [competentes] die om opname in de geloofsgemeenschap van de Kerk verzoeken,  door de genade Gods tot gelukzaligheid in onschuld worden herboren, moeten jullie na de oude erfenis van de zonde te hebben afgelegd, de zuivere en ongerepte genade van jullie [weder] geboorte bewaren, opdat jullie waarlijk kinderen van God kunnen worden genoemd of liever nog het (ook) zijn, en waardig worden beschouwd het Rijk der hemelen binnen te gaan.

Noot: competentes zijn in de oude Kerk de catechumenen die de eerste fase van de voorbereiding op het H. Doopsel hebben voltooid en vervolgens om opname in de Kerk vragen.
S t r u c t u u r a n a l y s e  e n  s t i j l f i g u r e n
1. Sacro munere satiati,
2. clementiam tuam, Domine, suppliciter exoramus,
3a. ut,
4. Unigenitum tuum fideliter audientes,
3b. filii tui vere nominemur et simus.

De oratie bestaat uit één enkele doorlopende zin die samengesteld is uit een hoofdzin (regel 2) in de indicativus waarmee God, in feite zijn mildheid / goedheid, hier en nu smekend wordt toegebeden. De openingsfrase “sacro munere satiati” (r. 1) is een bijstelling die nadere informatie geeft over het subject in de 1e persoon pluralis van het prædicaat exoramus.
In het tweede deel van de zin, een finale of consecutieve bijzin, ingeleid door het voegwoord ut (3a en 3b), vinden we de eigenlijke bede in de coniunctivusvorm uitgedrukt: “ut  [Unigenitum tuum fideliter audientes], filii tui vere nominemur et simus, op-/zodat wij werkelijk uw kinderen worden genoemd en het ook zijn.
Deze bijzin wordt onderbroken door de tussenzin “Unigenitum . . .  audientes”, eveneens een bijstelling, hier de nominativusvorm van het participium præsentis van audire bij het subject dat is opgesloten in de prædicaten “nominemur” en “simus”.

Suppliciter (r. 2), fideliter (r. 4)  en vere (r. 3b) zijn bijwoordelijke bepalingen die zowel de prædicaten exoramus, nominemur en simus als het participium praesentis audientes nader illustreren.

De bijwoordelijke bepaling ‘vere’ (r. 3b) kan zowel ‘nominemur’ als ‘simus’ illustreren, als effect van de bereidheid tot luisteren naar Jezus Christus, ook al suggereert de plaatsing van ‘vere’  slechts een relatie met ‘nominemur’. De passieve vorm benadrukt het belang van hoe anderen ons zien, hoe wij als kinderen van de Vader geloofwaardig op anderen overkomen,  niet alleen in naam maar ook in woord en daad trouw zijn aan Hem. Het predicaat simus drukt meer de verantwoordelijkheid uit die wij zelf dragen; zijn wij het daadwerkelijk waardig om Zijn kinderen te zijn. Ook al heeft ‘vere’ op beide prædicaten betrekking, in sterkere mate hoort dit bijwoord bij ‘simus’.

S t i j l f i g u r e n
Gewone congruentieuitgangen in clementiam tuam, Unigenitum tuum en filii tui.
Eindrijm bij suppliciter en fideliter, bijwoorden die de gesteltenis van de bidder uitdrukken.
Antithese van Unigenitum tuum en filii tui. (Uw Eniggeboren Zoon – uw zonen)
Eindrijm bij exoramus en simus

Door haar ritmisch en klankrijke (a, i en u) verloop leent de oratie zich uitstekend om te worden gezongen. Mooi is ook dat in de openingsregel het participium perfecti passivi ‘satiati’ en in regel 4 het participium præsentis ‘audientes’ is gebruikt, het eerste als passieve gesteldheid, het tweede als actieve gesteltenis van de bidder.
K l e i n  v o c a b u l a r i  u m
Munus, -eris, neutrum, (offer) gave - met als varianten oblatum, sacrificium, donum - is de meest voorkomende naam voor het object van de eucharistische dienst. Afhankelijk van de context kan munus verwijzen naar een officiële dienst of een rituele act, naar de offergaven– inclusief materiële giften voor het offer of ook naar het eigenlijke offer. Verder verwijst het begrip munus, met name in de postcommunio-gebeden naar Gods gave aan ons: de H. Communie zelf, of de daarmee ontvangen genade. Gewoonlijk duidt het begrip munus in de postcommuniogebeden voeding, voedsel, gevoed worden aan, en wel op overvloedige wijze:
“Divini muneris largitate satiati”, “door de overvloed van de goddelijke Gave verzadigd” (postcomm. zaterdag na Passiezondag MR 1962) Munus is het voedsel waardoor het bovennatuurlijke leven wordt gevoed, gesterkt en groeit, het brengt nieuw leven als de geestelijke vitaliteit verflauwt, het schenkt de noodzakelijke steun in tijdelijke zaken om met meer vertrouwen het eeuwige te blijven zoeken, het is een genieting die van werelds genot aftrekt, het is een gave waarover we mogen jubelen. Al deze interpretaties geven aan dat de H. Eucharistie voedsel is. Het is en levende expressie van de doctrine dat de geconsacreerde materie, de munera, het sacramentele teken zijn van het Lichaam en Bloed van Christus, genuttigd voor het leven van de ziel.
Satiare, 1, heeft de betekenissen van verzadigen, bevredigen, stillen. Het adverbium satis betekent 1.toereikend, voldoende, genoeg 2. tamelijk, nogal 3. zeer vrij, en in de comparativus (vergrotende trap) beter, voordeliger. Zoals bovenstaande verwijzing “Divi muneris largitate satiati” aangeeft, heeft dit begrip in de liturgie betrekking op de uitwerking van de H. Communie.
In het Nederlands en in sommige dialecten kennen we het begrip “zat zijn” met diverse betekenissen.
Sacer, -sara, sacrum, - heilig, gewijd. Merk op dat munus in de postcommunio van deze zondag en op een aantal andere plaatsen wordt beschreven als sacrum. (Vgl. de antifoon O sacrum convivium). Ook de dikwijls gebruikte kwalificaties cæleste  (hemels) of tantum (zo groot) op andere plaatsen duiden een bepaald sacraal element aan.
Clementia. Voor betekenis, gebruik en functie  van deze voor God gebezigde eigenschap zie de bespreking van de Postcommunio van de 3e zondag van de Advent in deze reeks.
C o m m e n t a a r
Op de Berg Thabor waar de Transfiguratie van Jezus plaatsvond bekrachtigde de eeuwige Vader het getuigenis dat Hij over Jezus, God de Zoon, bij diens Doop had gegeven. Dit maakt tegelijk duidelijk dat de aanneming tot kind van God met het Doopsel begint en met onze verheerlijking in het hiernamaals wordt voltooid.
God heeft ons zijn Eniggeboren Zoon tot Leraar gegeven en omdat Hij ons beveelt naar Hem te luisteren zal Hij ons ook de Heilige Geest schenken om steeds dieper in zijn leer door te dringen, deze in geloof en met het verstand te begrijpen en, wat het belangrijkste is, deze in daden om te zetten. Als ouders tegen hun kinderen zeggen “je moet luisteren”, is dat geen vrijblijvende uitnodiging om de oren open te zetten, maar moeten er daden volgen!
In zijn boven reeds genoemd beknopt bericht over de Doop zelf van Christus noemt de Evangelist Lucas nog een ander aspect in 3, 21: “Terwijl al het volk zich liet dopen, en Jezus na zijn Doop in gebed was, geschiedde het dat de hemel openging en de Heilige Geest. . . “
Waarom was Jezus in gebed?
Hij wilde ons tonen dat het gebed het instrument is dat de hemel voor ons opent, de volheid van genade van de Heilige Geest tot ons leidt, ons hart toegankelijk maakt voor de Wil van de Vader en ons de vriendschap met God schenkt.
Het gebed bezielt de toewijding van al onze intenties en daad, en brengt bovendien het ontvangen van de Sacramenten op een hoger niveau. De beoefening van het gebed brengt de gelovigen er toe de kostbare gaven die zij hebben ontvangen te behoeden en te bewaren, met name de H. Communie,  en voorts naar die genade te verlangen die nodig is om in leven te blijven.
Waarom zijn de wonderen die de genade bewerkt tegenwoordig zo zeldzaam geworden? Waarom zijn er nog zo weinig praktiserende christenen? Het antwoord luidt: slechts weinig christenen bidden… De praktijk van het bidden is tegenwoordig dikwijls in allerlei opzichten verstard en gereduceerd. Men neemt genoegen met de voordelen van het Doopsel, zonder toeleg op de plichten die met dit sacrament zijn verbonden. Men laat zich, zonder het te beseffen, van de schatten van het gebed beroven, in plaats van tot het gebed, dat de trouwe hoeder is van alle genade, zijn toevlucht te nemen.
Laten we ons inspireren door Christus die gedurende zijn leven dikwijls in gebed was, vragen we om de liefde om het gebed te beoefenen, vragen we steeds opnieuw hoe te leren bidden, omdat God zoveel genaden met het gebed heeft verbonden.