woensdag 13 november 2019

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Hebdomada XXXII per annum Feria V Ecclesia viva est corpus Christi. De levende Kerk is het lichaam van Christus.


Ad Officium lectionis




Lectio altera

Ex Homilía auctóris sæculi secúndi
(Cap. 13, 2 — 14, 5: Funk 1, 159-163)

Tweede lezing
Uit de homilie van een Schrijver uit de tweede eeuw
(Cap. 13, 2 — 14, 5: Funk 1, 159-163)

De levende Kerk is het lichaam van Christus
De Heer zegt ook: Ten stelligste wordt mijn Naam gelasterd onder alle heidenen, en elders: Wee degene, om wie mijn Naam gelasterd wordt. Maar waarom wordt die gelasterd? Omdat wij niet doen, wat wij zeggen. Want als de heiden Gods woorden uit onze mond verfnemen, zijn ze vol bewondering als over iets wat goed en groots is, maar daarna zien ze onze werken, die onze woorden onwaardig zijn en komen tot lastering,  zeggend dat het alles maar een fabeltje was en een dwaling.
Zij horen bij voorbeeld van ons, wat God zegt: Het is niet zo bijzonder als gij hen bemint, die ook u beminnen; maar het is bijzonder mooi, als gij uw vijanden bemint en hen die u haten. Als zij dat horen, bewonderen zij de sublieme grootheid ervan, maar als zij dan zien, dat wij niet alleen hen niet beminnen die ons haten maar zelfs niet degenen, die ons wel beminnen, lachen zij ons uit en lasteren zij de Naam.
Als wij dus, broeders, de Wil van God onze Vader volbrengen, zullen wij deel uitmaken van de eerste geestelijke Kerk, die voor de zon en de maan geschapen werd, maar als wij de Wil van de Heer niet volbrengen, zullen wij tot die gemeenschap behoren, waarvan de Schrift zegt:  Mijn huis is tot een rovershol gemaakt. Laten we daarom liever tot de Kerk van het leven behoren, om gered te worden.

Ik denk toch, dat gij goed weet, dat de levende Kerk het lichaam van Christus is. Want de Schrift zegt: God maakte de mens man en vrouw, de man is Christus, de vrouw de Kerk. Zowel de Schrift als de Apostelen zeggen, dat de Kerk tenslotte niet iets is van deze tijd, maar vanaf het begin. Want zij was geestelijk zoals ook onze Jezus; maar zij werd zichtbaar in de laatste dagen, om van ons geredden te maken.
De Kerk nu, die geestelijk is, verscheen in het vlees van Christus, ons tonend dat als iemand van ons haar in het vlees bewaart en niet bederft, haar ook in de Heilige Geest zal ontvangen, want dit vlees is een beeld van de geest. Niemand dus, die het beeld verderft, zal het origineel vervangen. Dat wil dus zeggen, dat de Kerk vlees is en Christus geest, volgt hieruit dat die het vlees schendt de Kerk schendt. Zo iemand zal derhalve geen deel aan de geest hebben, die Christus is. Zulk een leven en onbederfelijkheid kan dit vlees ontvangen met de hulp van de Heilige Geest, en niemand kan verhalen of zeggen wat de Heer bereid heeft voor zijn uitverkorenen.