zondag 7 november 2021

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Dominica XXXII per annum Christus servare voluit pereuntia.Christus wilde redden wat verloren liep.


  Ad Officium lectionis

  
Lectio altera

Incipit Homilía auctóris sæculi secúndi
(Cap 1, 1 — 2, 7: Funk 1, 145-149)

Tweede lezing

Begin van de Homilie van een Schrijver uit de tweede eeuw
(Cap 1, 1 — 2, 7: Funk 1, 145-149)

Christus wilde redden wat verloren liep

Broeders, wij moeten zo over Jezus Christus denken als over onze God, als over onze Rechter van levenden en doden. Ook moeten we niet gering denken over ons heil. Want als wij gering over Hem denken, verwachten wij ook weinig van Hem te ontvangen. Al wie dit alles als een onbeduidend iets aanhoren, zondigen wij, en wij zondigen ook, als wij niet weten vanwaar wij geroepen zijn en voor Wie en voor welke plaats en hoeveel Jezus Christus voor ons heeft moeten lijden.

Want welke beloning of welke Hem waardige vrucht, die Hij ons zelf gegeven heeft, zullen wij aan Hem geven? Hoe grote weldaden hebben wij in waarheid niet aan Hem te danken? Hij schonk ons immers het licht; als een Vader heeft Hij ons als zijn kinderen geroepen, en ons behouden toen wij verloren dreigden te lopen. Hoe kunnen wij Hem dan danken of welke beloning als vergelding kunnen wij Hem geven ter genoegdoening voor hetgeen wij van Hem ontvingen? Wij, die zwak waren van geest, die steen en hout aanbaden, die goud en zilver en koper, werken van mensen aanbaden; terwijl heel ons leven niets anders was dan de dood. Toen wij dan omgeven waren door donkerte en ons zicht vol was met die duisternis, kregen wij door zijn Wil het gezicht weer terug, om die nevel rondom ons te verdrijven.

Want Hij had medelijden met ons en innerlijk bewogen redde Hij ons, toen Hij in ons veel dwaling en ondergang zag, en wij geen enkele hoop hadden op redding dan alleen op die van Hem kwam. Want Hij riep ons, die niet waren, en wilde dat wij uit het niet tot bestaan zouden komen.

Verheug u, onvruchtbare, die niet baart, barst los in gejubel, gij die geen barensnood kent. Want talrijker zijn de kinderen van de verlatene dan die der gehuwde. Wat de profeet zei: Verheug u, onvruchtbare, die niet baart, dat heeft op ons betrekking; want onvruchtbaar was onze Kerk voordat haar kinderen werden geschonken. Maar wat hij zegt: Roep luid, gij die geen barensnood kent,  betekent dit: laten wij luid hardop onze gebeden tot God richten, niet als verzwakten (zoals zij die baren). Maar wat hij zegt: Want talrijker zijn de kinderen van de verlatene dan die der gehuwde, betekent: want ons volk scheen verlaten en van God beroofd, maar nu wij geloven, zijn wij in de meerderheid, vergeleken met hen, die meenden God te bezitten.

Nog een andere schriftuurplaats zegt: Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen, maar om zondaars te roepen. Dit wil zeggen, dat Hij moest redden, die dreigden om te komen. Want groot en bewonderenswaardig is dit: ondersteunen, niet wat staat, maar wat dreigt te vallen. Zo wilde Christus redden, wat verloren zou gaan, en Hij heeft er inderdaad velen gered, toen Hij kwam en ons riep, die verloren dreigden te lopen