zaterdag 9 oktober 2021

28e zondag door het jaar Commentaar bij het Collectegebed De voorkomendheid van God


Missale Romanum - 1970
Tua nos, quæsumus, Domine, gratia semper et præveniat et sequatur,
ac bonis operibus iugiter præstet esse intentos.
Nederlands Altaarmissaal – 1979
Heer wij bidden U: laat uw genade ons altijd voorafgaan en begeleiden,
zodat wij er voortdurend op bedacht zijn het goede te doen.
Werkvertaling
Moge uw genade, [zo] bidden wij U, Heer, [ons] altijd voorafgaan en volgen,
en ook geven dat wij ons voortdurend toeleggen op goede werken.
C o m m e n t a a r

Als we van iemand zeggen dat hij of zij zeer voorkomend is, betekent dat een groot compliment. Personen die voorkomend (*) zijn, hebben een bijzonder gevoelige opmerkzaamheid voor de behoeften en wezen van hun medemensen. Ze merken op wat de ander nodig heeft en helpen hem op voorkomende wijze.
Het collectegebed van deze zondag schrijft God toe dat Hij ons met zijn genade vooraf gaat en volgt.
Een ander kerkelijk gebed dat vóór conferenties en bijeenkomsten graag wordt gebruikt (Gotteslob 520,2), preciseert de voorkomendheid van God nog iets meer: God laat uw genade aan ons handelen vooraf gaan en wil het begeleiden,  opdat ons denken en doen bij U mogen beginnen en door U worden voltooid”.

Wat gebeurt eigenlijk in het diepst van ons hart wanneer wij goede gedachten hebben, welwillend zijn en tenslotte goed handelen? Zijn wij dat eenvoudig zelf en alleen? Speelt daar niet ook een ander mee? Meestal is de oorsprong van ons denken, willen en handelen voor ons zelf duister. Bij tijd en wijle echter hebben we duidelijk de indruk: deze gedachte is mij ‘ingegeven’ en die impuls heb ik niet van mijzelf. Op die momenten kunnen we ons bewust worden dat God met zijn genade ons vooraf gaat, ons vóór is, wat veel vaker gebeurt dan wij normaliter merken. Zijn genade is zo direct dat wij deze amper herkennen, ofschoon wij toch van deze genade leven. Overigens zien we meestal slechts achteraf dat het de genade van God is die ons de impuls tot het goede gaf
.
Uit ervaring kennen we echter ook het tegendeel. Uit ons innerlijk kunnen slechte gedachten, verkeerde wensen en kwaadaardige impulsen opduiken. Paulus spreekt in deze context van de macht van de zonde, die in de wereld is en elke mens belast (Rom 7, 7-25). Ook Jezus zie dat zeer realistisch: “Want uit het binnenste, uit het hart van de mensen, komen boze gedachten, ontucht, diefstal, moord, echtbreuk, hebzucht, kwaadaardigheid, bedrog, losbandigheid, afgunst, godslastering, trots, lichtzinnigheid” (Mk 7, 21-22). In de Catechismus wordt deze menselijke ervaring als door de erfzonde gegeven neiging tot het kwaad geduid, waarvan geen enkel mens vrij is.

Geen enkel mens? Toch wel, één mens, afgezien van Jezus Zelf, is nooit door de gevolgen van deze oerschuld beroerd: Maria, de Moeder van Jezus. Aan haar wordt op heel bijzondere wijze duidelijk, hoe voorkomend genade kan zijn. Want God heeft haar met het oog op de verlossende dood van Christus reeds vanaf het eerste ogenblik van haar bestaan voor elke zonde bewaard, voorkomend in de meest ware zin van het woord.
De voorkomende God werkt echter niet alleen in Maria. Zeer zeker deed zij dat bij haar op unieke wijze.  Op een andere wijze geldt zij dat voor alle mensen. Zij was en is werkzaam door heel de geschiedenis van de mensen heen, teruggaand tot “Adam en Eva” en voorwaarts tot de laatste mens die op de “jongste dag” wordt geboren. Dit algemene aspect heeft de genade met de last van de erfzonde gemeen: “Al zijn door de fout van die éne allen gestorven, Gods genade, zijn gift bestaande in de genade van de ene mens Jezus Christus , is nog veel overvloediger over allen neergedaald (Rom 5, 15).
Het is troostvol te mogen geloven dat Gods genade op deze algemene wijze voorkomend is en alle mensen geldt: vanaf de neanderthaler tot de mensen van nu en ook de komende generaties. Alle mensen worden beroerd en aangesproken, ook wanneer ij nog niet van het Evangelie hebben gehoord en de Verlosser nog niet kennen. Of en hoe zich Gods voorkomende genade in concurrentie met de macht van de zonde doorzet, is een andere vraag waarover iedere mens zelf mede beslist.
Al onze goede initiatieven komen van God. Als wij de intentie hebben deze te aanvaarden en met Hem samen te werken, zal Hij ze voltooien. Zijn genade gaat ons vooraf en volgt ons. Onze goede werken hebben verdienste voor de hemel, omdat God deze inspireert, bezielt en voltooit door ons, zijn dienaren die zich dit bewust zijn, wel-willen en Hem beminnen.
We vragen zijn hulp, zodat we – zwak door onze gevallen natuur als we zijn – altijd gericht mogen zijn op het doen van goede werken, die bezield door het geloof en geïnspireerd door Gods genade, ons op de weg naar de hemel zullen helpen en ook onze naaste goed te doen.
(*) Voorkomendheid: 1) Beleefdheid 2) Dienst 3) Egards 4) Galanterie 5) Gedienstigheid 6) Minzaamheid 7) Oplettendheid 8) Tegemoetkomendheid 9) Vriendelijkheid 10) Oprechte aandacht voor anderen.