maandag 14 juni 2021

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Ad Officium lectionis Hebdomada XI per annum feria III Sanctificetur nomen tuum. Uw Naam worde geheiligd





Lectio altera

Ex Tractátu sancti Cypriáni epíscopi et mártyris
De domínica oratióne
 (Nn. 11-12: CSEL 3, 274-275)

Tweede lezing

Uit het tractaat over het ‘Onze Vader’ van de H. Cyprianus, bisschop-martelaar
(Nn. 11-12: CSEL 3, 274-275)
Uw Naam worde geheiligd

Hoe groot toch is ’s Heren barmhartigheid; wat een overvloed van welwillendheid en goedheid jegens ons, nu Hij wil, dat wij zo voor Gods aanschijn zullen bidden, dat wij de Heer Vader mogen noemen en dat, zoals Christus Gods Zoon is, ook wij kinderen Gods genoemd mogen worden. Niemand onder ons zou het gewaagd hebben die naam in ons gebed te gebruiken, als Hij zelf ons niet had toegestaan zo te bidden. Daarom, zeer geliefde broeders, moeten wij bedenken en weten, dat, als wij God onze Vader noemen, wij ook als Gods kinderen moeten handelen; en zoals wij ons erover verheugen, dat God onze Vader is, zo moet ook Hij zich over ons kunnen verheugen.

Laten wij ons gedragen als tempels van God, zodat de Heer altijd in ons kan wonen. Laat ons handelen niet in tegenspraak zijn met de geest om, nu wij geestelijk en hemels zijn geworden, ook alleen maar geestelijk en hemels te denken en te handelen, omdat God de Heer zelf ook gezegd heeft: Zij, die Mij verheerlijken, zal Ik verheerlijken, en zij die Mij verachten, worden veracht. Ook de zalige Apostel Paulus stelt in zijn Brief: Gij zijt niet van uzelf, want gij zijt tegen een grote prijs gekocht – Verheerlijkt en draagt God in uw lichaam.

Hierna zeggen wij: Uw Naam worde geheiligd: daarmee wensen wij God niet toe, dat Hij worde geheiligd door onze gebeden, maar wij vragen van de Heer, dat zijn Naam in ons worde geheiligd. Immers, door wie zou God geheiligd moeten worden, die Zelf heiligt? Maar omdat Hij zegt: Weest heilig, omdat ook Ik heilig ben, daarom bidden en smeken wij, dat wij, die in het Doopsel geheiligd werden mogen volharden in wat wij zijn begonnen. En dat vragen wij iedere dag. Want voor ons is dagelijkse heiliging nodig, opdat wij, die dagelijks misdoen, onze fouten door een voortdurende heiliging zouden uitzuiveren.

Wat nu die heiliging is, die God ons in zijn genade schenkt, dat zegt ons de Apostel: Noch hoerenlopers, noch afgodendienaars, noch echtbrekers, noch schandjongens, noch knapenschenders, noch dieven, noch geldgierigen, noch dronkaards, noch lasteraars, noch oplichters – zullen het koninkrijk Gods erven. En sommigen van u zijn dat wel geweest, maar nu hebt gij u rein gewassen; gij zijt geheiligd, gij zijt gerechtvaardigd in de Naam van de Heer Jezus Christus en door de Geest van onze God. Hij zegt, dat wij geheiligd zijn in de Naam van de Heer Jezus Christus en in de Geest van onze God. Wij bidden, dat deze heiliging in ons blijve, en omdat onze Heer en Rechter de door Hem genezen en levend-gemaakte lamme aanspoort om niet meer te zondigen, opdat hem niets ergers overkomt, bidden wij Hem voortdurend met dit gebed, en smeken wij dit dag en nacht, dat deze heiliging en leven-making, die ons door Gods genade wordt geschonken, door zijn bescherming voor ons behouden blijft.