dinsdag 8 juni 2021

De goede gesteltenis bij het gebed

Dingen of bezigheden die we dagelijks verrichten lopen het risico hun waarde te verliezen. “Quotidiana vilescunt” zegt de Latijnse uitdrukking: hetgeen we dagelijks zien of doen, achten we niet. Het is een algemeen bekende ervaring en deze gaat ook niet aan ons voorbij.
Dat het gebed, het koorgebed en het persoonlijk gebed, daardoor gevaar kunnen lopen is evident. De verleiding is aanwezig, bijvoorbeeld bij het Angelus, de tafelgebeden of het Rozenhoedje, de woorden automatisch uit te spreken als hadden ze geen betekenis. Maar ook voor het gebed geldt de aansporing van Christus waakzaam te zijn.
Wil het gebed leven in ons, dan moeten we in gebed leven. Dat wil zeggen voor zover het van ons afhangt, proberen, als we ons tot God wenden, ons bewust te zijn van de woorden die we uitspreken. Dat betekent ons krachtig toeleggen in eenheid met Christus te leven opdat we ons sterker bewust worden onze wil naar zijn Wil te richten. Dat bewerkt vrijheid en vrede. Het refrein van de Preces in de Lauden van gisteren (vrijdag, hebd II): ‘In tua voluntate pax nostra’, in het doen van uw wil ligt onze vrede, bevestigt dit. Het helpt om onze geest en gedachten op het Hart van Jezus te richten, opdat ieder woord dat wij in het gebed uitspreken ook in zijn Waarheid in ons leven gestalte krijgt.
God wil geen lege gebeden, maar verlangt dat wij met het hart bidden en niet tot degenen behoren die mechanisch ‘nabidden’ zonder te weten wat ze zeggen. Christus navolgen is Hem trouw zijn, ons van al het wereldse af wenden, zwijgen, naar zijn woorden luisteren en in daden omzetten. Hoeden wij ons er dus voor te menen dat we Christus volgen maar Hem door onze werken en daden verraden. Lege gebeden leveren niets op, het gaat er om in eenheid met Christus innerlijk en waarachtig alles te doorleven, ook als consequentie wat Hij heeft geleden, en aldus voor de zonden van de wereld en voor de eigen zonden te kunnen offeren.
De Algemene Inleiding op het getijdengebed spreekt weliswaar niet over de voorbereiding op het bidden van de getijden, maar de in 1977 door de Congregatie voor de goddelijke Eredienst goedgekeurde Thesaurus Liturgiæ Horarum Monasticæ wijst wel uitdrukkelijk op de wenselijkheid van een geestelijke voorbereiding op het getijdengebed: De overgang van werk, verschillende bezigheden en uiteenlopende innerlijke gesteltenissen naar de eenheid die de liturgische viering veronderstelt (en ook bewerkt), is slechts mogelijk naarmate de geest zich bewust en resoluut vrijmaakt van deze veelzijdigheid om tot een vooral innerlijke eenheid te komen. Een snelle en energieke inspanning tot innerlijke zuivering is dus nodig, alsook een inspanning om echt tot stilte te komen die alleen maar gebroken mag worden door onze stem die zich bij de stem van Jezus voegt, die als Middellaar tussen God en de mensen voor ons, met ons en in ons bidt.
Het is een goed kloosterlijk gebruik dat de liturgische vieringen van H.Mis en koorgebed worden voorbereid door een bepaald tussenstadium te creëren tussen het gebed en de uiteenlopende bezigheden van de dag. Dat kan door enkele minuten stilte vóór het begin van het officie, door in de ‘statio’ bijeen te komen enkele minuten voordat men kerk of kapel binnengaat. Het is duidelijk dat we ons onthouden elkaar in de statio onnodig aan te spreken om elkaar de gelegenheid te geven tot serieuze voorbereiding.
Zowel in het Breviarium Romanum volgens Trente, alsook in Liturgia Horarum volgens Vaticanum II wordt een facultatief gebed aanbevolen dat voorafgaand aan het Officie gezegd kan worden, met name wanneer het Officie alleen wordt gebeden. “Aperi, Domine, os meum ad benedicendum Nomen sanctum tuum; munda quoque cor meum ab omnibus vanis, perversis et alienis cogitationibus; intellectum illumina, affectum inflamma, ut digne, attente ac devote hoc Officium recitare valeam, et exaudiri merear ante conspectum divinae Maiestatis tuae. Per Christum Dominum nostrum. Amen”.
Heer, open mijn mond om uw heilige Naam te loven; zuiver ook mijn hart van alle ijdele, verkeerde en vreemde gedachten; verlicht mijn verstand, ontvlam mijn gemoed, opdat ik waardig, oplettend en godvruchtig dit Officie kan bidden, en verhoord mag worden voor het aanschijn van uw goddelijke Majesteit. Door Christus onze Heer.
De tekst als voorschrift voor de priesters gaat terug tot de 12e eeuw en werd sinds Trente voorgeschreven voor allen die verplicht waren het brevier te bidden.
Vóór het begin van het Officie raadt de Kerk aan, dit gebed “waardig, met aandacht en met godsvrucht” te bidden, aldus paus Pius XII in zijn encycliek Mediator Dei et hominum (20 nov. 1947), de magna charta van de liturgievernieuwing in de vorige eeuw, voorafgaand aan Vaticanum II.
Het voorbereidend gebed “Aperi..” werd op uitdrukkelijke wens van paus Paulus VI gehandhaafd bij het begin van het privé reciteren van het getijdengebed. (vgl. Bugnini, Die Liturgiereform, 555, voetnoot 11)
De tekst werd in de uitgave van Liturgia Horarum afgedrukt op een apart los inlegblad onder de titel: Textus Communes I). De Nederlandse uitgave van het Getijdenboek heeft dit gebed echter niet opgenomen.
Het is een goede gewoonte het gebed “Aperi…” privé vóór het begin van het morgenofficie te bidden als een voornemen voor heel de dag. Vóór de afzonderlijke canonieke uren bidt men in de statio of terwijl men het koor betreedt: “Domine, in unione illius divinæ intentionis, qua ipse in terris laudes Deo persolvisti, has tibi Horas (vel hanc tibi Horam) persolvo”.
Heer, in vereniging met die goddelijke mening, waarmee Gij zelf God op aarde lof hebt gebracht, breng ik U de lof van deze Uren (of van dit Uur). '

Kerkvaders, geestelijke schrijvers, heiligen en predikanten hebben veel geschreven en gezegd over het gebed alsmede over de juiste gesteltenis daarbij. Zo geeft de H. Cyprianus in zijn tractaat over het Onze Vader ons morgen in de lectio altera enkele behartenswaardige aanwijzingen:
“Wanneer wij bidden, staan we voor Gods aangezicht. Daarom moeten we proberen rustig en eerbiedig te spreken en ook in onze houding God te behagen. Wie het aan ontzag ontbreekt, bidt druk, luid en snel; wie eerbied heeft, kalm en bescheiden. (…)
Ook wanneer wij als broeders en zusters samenkomen om met Gods priester het goddelijk offer te vieren, behoren wij ons eerbiedig en bescheiden te gedragen en niet te bidden met een ordeloze of galmende woordenstroom. (…)
God luistert niet naar onze woorden maar naar ons hart. Men behoeft Hem niet luid toe te spreken, want Hij ziet en doorgrondt onze gedachten”.
Rondkijken mag al helemaal niet voorkomen.
Zoveel mogelijk geconcentreerd en bewust van de betekenis van de gewijde teksten deze uitspreken…
We kunnen niet alle liturgische teksten onmiddellijk begrijpen en verstaan. Dat hoeft ook niet, maar we moeten er wel op blijven studeren, buiten het Officie. Stap voor stap, nu eens een antifoon, een hymne, een oratie, de korte lezingen, verzen, psalmen, de inleidingen bij de heiligenfeesten.
Zorgen we er ook voor onze stem te voegen naar die van de anderen en ook het tempo van zingen en reciteren, zodat ons gebed één stem kan zijn met die van Christus.