maandag 17 mei 2021

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Hebdomada VII Temporis Paschalis feria III Spiritus Sancti operationes De werkingen van de Heilige Geest


Ad Officium lectionis


Lectio altera

Ex Tractátu sancti Basilíi Magni epíscopi De Spíritu Sancto
(Cap. 9, 22-23: PG 32, 107-110)

Tweede lezing

Uit het Tractaat over de Heilig Geest van de H. Basilius de Grote, bisschop
(Cap. 9, 22-23: PG 32, 107-110)

De werkingen van de Heilige Geest

Als men de benamingen voor de H. Geest heeft gehoord, wie verheft dan niet zijn geest tot de verhevenste gedachten over diens natuur?  Hij immers wordt de Geest Gods genoemd en de Geest der waarheid, die van de Vader voortkomt; de goede Geest, de hoogste Geest, de Heilige Geest is zijn eigenlijke en bijzondere naam.
Alles, wat heiliging nodig heeft, keert zich tot Hem. Alles wat deugdzaam leeft, verlangt naar Hem, door wiens aanblazing zij a.h.w. worden besproeid en geholpen, om tot hun eigen en natuurlijke doel te geraken.

De Geest is de bron van de heiliging, het verstandelijk licht. Aan ieder geestelijk wezen geeft Hij  uit Zichzelf een zekere verlichting  om de waarheid te kleren kennen.
Van nature is Hij ontoegankelijk, maar door zijn eigen welwillendheid kan hij gevat worden. Alles vervult Hij met zijn macht, maar alleen aan die het waardig zijn, kan Hij zich meedelen. Aan hen deelt Hij zijn kracht niet in dezelfde mate uit,  maar deze verleent Hij naarmate er geloof aanwezig is.

Enkelvoudig is hij van wezen, verscheiden in zijn vermogens. Hij is bij ieder wezen geheel aanwezig en ook geheel overal. Hij verdeelt zich zo, dat Hijzelf niet minder wordt. Aan Hem hebben allen zó deel, dat hijzelf onaangetast blijft, evenals bij een zonnestraal, waarvan de weldadigheid er schijnbaar voor één wezen is, dat ervan geniet en toch wellicht die straal aarde en zee en vermengt zich met het licht.

Zo ook de Heilige Geest, Hij is bij eenieder van hen, die er bevattelijk voor zijn, alsof Hij dit is voor hen alleen, terwijl hij tegelijk aan allen zijn toereikende en volle genade schenkt. Alles wat deel aan Hem heeft, geniet van Hem voor zover dit van nature mogelijk is, niet voorzover Hij kan.
Door Hem worden de harten omhoog gericht, worden de zwakken aan de hand geleid, worden de gevorderden vervolmaakt. Voor hen, die van alle smet gezuiverd zijn, begint Hij op te lichten, Door de gemeenschap die zij met hem hebben, maakt Hij hen geestelijk.

En zoals heldere en doorzichtige voorwerpen, als zij worden bestraald, zelf bovenmate schitterend worden en nog een glans naar buiten uitstralen, zo worden ook de zielen, die de Geest in zich dragen en door de Geest verlicht worden, zelf geestelijk en brengen de genade over op anderen.
Vandaar de kennis van toekomstige dingen, het inzicht in mysteries, het begrijpen van het verborgene, de verscheidenheid in gaven, hemelse gesprekken en de reidans met de engelen. Vandaar ook een nooit eindigende vreugde, vandaar de volharding in de liefde Gods, vandaar de gelijkenis met God en het meest verhevene dat men maar verlangen kan, vandaar dat ge wordt als god.