dinsdag 6 april 2021

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Feria IV infra octavam Paschæ Christus auctor resurrectionis et vitæ. Christus de Bewerker van verrijzenis en leven.


Ad Officium lectionis


Lectio altera

Ex Homilía pascháli Auctóris antíqui
(Sermo 35, 6-9: PL 17 [ed. 1879], 696-697)



Tweede lezing

Uit een Paashomilie van een oude auteur
(Sermo 35, 6-9: PL 17 [ed. 1879], 696-697)
Christus de Bewerker van verrijzenis en leven
Het geluk overdenkend van het hersteld heil, roept Paulus uit: Zoals door Adam de dood in deze wereld is gekomen, zo is door Christus het heil voor de wereld hersteld; en elders: De eerste mens was van de aarde, de tweede van de hemel, hemels.
En eraan toevoegend zegt hij: zoals wij het beeld hebben gedragen van de aardse, dit is van de oude mens in zonde, zo moeten wij het beeld dragen van de hemelse, dit is: laten wij in Christus het heil van de aangenomen, de verloste, de herstelde en gezuiverde mens bezitten, want dezelfde Apostel zegt: Het begin is Christus, dit is de Bewerker van verrijzenis en leven. Vervolgens zij, die Christus toebehoren, dit is die naar het beeld van zijn zuiverheid leven, zullen zeker zijn aangaande de hoop op hun verrijzenis en met Hem de glorie van de hemelse belofte bezitten, zoals de Heer zelf in het Evangelie zegt: Wie Mij volgt zal niet omkomen, maar zal van de dood naar het leven overgaan.
Zo is het lijden van de Verlosser het heil voor het menselijk leven. Want daarom wilde Hij voor ons sterven, opdat wij, in Hem gelovend, eeuwig zouden leven. Hij wilde voor een tijd worden, wat wij zijn, opdat wij, nu wij zijn belofte kregen voor de eeuwigheid, voor altijd met Hem zouden leven.
Dat, zeg ik, is die genade van de hemelse mysteries, die gave van het Pascha, het begeerde feest van het jaar, het begin van de komende dingen.
Hier worden door de geboorte uit het levend water kinderen geschonken aan de Kerk, herboren in de eenvoud van kinderen, met het geschrei van een onschuldig geweten. Hier brengen zuivere vaders en ook reine moeders een jong en ontelbaar kroost voort door het geloof.
Hier onder de boom van het geloof en vanuit de schoot van de bron der onschuld straalt het feestelijk kaarslicht. Hier wordt men geheiligd door de gave van de hemelse verdienste en wordt men gevoed door het verheven mysterie van een geestelijke genadebron.
Hier, in de schoot van de Heilige Kerk, wordt de broederlijke liefde gevoed van het ene volk, terwijl zij het Goddelijk Wezen in drie Personen aanbidden en met de Profeet het jaarlijks feest uit de psalm meevieren: dit is de dag, die de Heer heeft gemaakt: laten wij juichen en ons daarin verheugen.
Welke dag, zeg ik? Die natuurlijk, die de Oorsprong van het leven schonk, de ontsteking van het licht, de Bewerker van het licht, dit is de Heer Jezus Christus zelf, die van zichzelf getuigde: Ik ben de dag; die overdag wandelt, struikelt niet, dit is wie Christus in alles volgt, zal langs zijn voetstappen bij de troon van het eeuwig licht aankomen; zoals Hij zelf, nog in het lichaam, voor ons tot de Vader bad: Vader, Ik wil, dat, waar Ik ben, ook dezen zullen zijn, die in Mij hebben geloofd; opdat, zoals Gij in Mij en ik in U, ook dezen in Ons mogen blijven.