maandag 21 februari 2022

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Die 22 februarii Cathedræ S. Petri, Apostoli Ecclesia Christi in Petri fidei firmitate consurgit. Op de hechtheid van het geloof van Petrus rijst de kerk van Christus op.

Ad Officium lectionis


Lectio altera
Ex Sermónibus sancti Leónis Magni papæ
(Sermo 4 de Natali ipsius, 2-3: PL 54, 149-151)
Ecclesia Christi in Petri fidei firmitate consurgit
De toto mundo unus Petrus elígitur, qui et universárum géntium vocatióni, et ómnibus Apóstolis cunctísque Ecclésiæ pátribus præponátur: ut, quamvis in pópulo Dei multi sacerdótes sint multíque pastóres, omnes tamen próprie regat Petrus, quos principáliter regit et Christus. Magnum et mirábile, dilectíssimi, huic viro consórtium poténtiæ suæ tríbuit divína dignátio; et, si quid cum eo commúne céteris dedit quidquid áliis non negávit.
Omnes dénique Apóstolos Dóminus quid de se hómines opinéntur intérrogat; et támdiu sermo respondéntium commúnis est, quámdiu humánæ ignorántiæ ambigúitas explicátur.
At ubi quid hábeat sensus discipulórum exígitur, primus est in Dómini confessióne, qui primus est in apostólica dignitáte. Qui cum dixísset: Tu es Christus, Fílius Dei vivi, respóndit ei Iesus: Beátus es, Simon Bar-Iona, quia caro et sanguis non revelávit tibi, sed Pater meus qui in cælis est; id est, ídeo beátus es, quia te Pater meus dócuit, nec terréna opínio te feféllit, sed inspirátio cæléstis instrúxit; et non caro nec sanguis, sed ille me tibi, cuius sum unigénitus Fílius, indicávit.
Et ego, inquit, dico tibi: hoc est, sicut Pater meus tibi manifestávit divinitátem meam, ita et ego tibi notam fácio excelléntiam tuam: Quia tu es Petrus: id est, cum ego sim inviolábilis petra, ego lapis anguláris, qui fácio utráque unum, ego fundaméntum præter quod nemo potest áliud pónere; tamen tu quoque petra es, quia mea virtúte solidáris, ut quæ mihi potestáte sunt própria, sint tibi mecum participatióne commúnia.
Et super hanc petram ædificábo Ecclésiam meam, et portæ ínferi non prævalébunt advérsus eam. Super hanc, inquit, fortitúdinem ætérnum éxstruam templum, et Ecclésiæ meæ cælo inserénda sublímitas in huius fídei firmitáte consúrget.
Hanc confessiónem portæ ínferi non tenébunt, mortis víncula non ligábunt: vox enim ista vox vitæ est. Et sicut confessóres suos in cæléstia próvehit, ita negatóres ad inférna demérgit.
Propter quod dícitur beatíssimo Petro: Tibi dabo claves regni cælórum. Et quæcúmque ligáveris super terram, erunt ligáta et in cælis; et quæcúmque sólveris super terram, erunt solúta et in cælis.
Transívit quidem étiam in álios Apóstolos ius potestátis istíus, et ad omnes Ecclésiæ príncipes decréti huius constitútio commeávit; sed non frustra uni commendátur, quod ómnibus intimétur. Petro enim ídeo hoc singuláriter créditur, quia cunctis Ecclésiæ
Tweede lezing

Uit een preek van de heilige paus Leo de Grote († 461)

Op de hechtheid van het geloof van Petrus rijst de kerk van Christus op.

Uit heel de wereld wordt alleen Petrus gekozen om aangesteld te worden over de roeping van alle volkeren, over alle apostelen en over alle vaders van de Kerk: ofschoon er onder het volk van God vele priesters zijn en vele herders, worden aldus allen eigenlijk door Petrus geleid, terwijl Christus hun opperste leider is. Het is iets groots en wonderlijks, zeer geliefden, dat God deze mens, Petrus, wil laten delen in zijn macht. Als Hij de overige kerkleiders iets met Petrus gemeenschappelijk laat bezitten, geeft Hij slechts via de persoon van Petrus wat Hij anderen niet wil weigeren.

Tenslotte ondervraagt de Heer alle apostelen, wat de mensen van Hem denken. Hun gezamenlijk antwoord gaat niet verder dan het noemen van de onzekere meningen van de mensen.

Maar zodra naar de mening van de apostelen zelf gevraagd wordt, is Petrus in het belijden van de Heer de eerste, zoals hij ook de eerste is in de apostolische waardigheid. Toen Petrus gezegd had: ‘Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God’, antwoordde Jezus hem: ‘Zalig zijt gij, Simon, zoon van Jona, want niet vlees en bloed hebben u dit geopenbaard, maar mijn Vader die in de hemel is’ (Mt. 16, 16-17). Dat wil zeggen: daarom zijt gij zalig omdat mijn Vader u onderwezen heeft en een aardse mening u niet heeft misleid, maar een hemelse ingeving u heeft onderricht. Niet vlees en bloed hebben Mij aan u geopenbaard, maar Hij wiens eniggeboren Zoon Ik ben.

En Hij vervolgde: ‘Op mijn beurt zeg Ik u’, dat wil zeggen: zoals mijn Vader u mijn godheid heeft geopenbaard, zo maak Ik u ook uw hoge plaats bekend: ‘Gij zijt Petrus’, dat is: ofschoon Ik de onwrikbare rots ben, de ‘hoeksteen die de twee werelden één maakt’ (Ef. 2, 20 en 14), het fundament waarbuiten niemand een ander kan leggen, toch zijt ook gij een rots, want gij wordt bevestigd door mijn kracht, zodat wat Mij eigen is door mijn macht, voor u gemeenschappelijk is met Mij, want gij hebt er deel aan.

‘En op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen, en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen’ (Mt. 16, 18). Hij zegt: op een sterke rots zal Ik de eeuwige tempel bouwen, en op de hechtheid van dit geloof zal mijn Kerk hoog oprijzen om eens in de hemel te worden opgenomen.

De poorten der hel zullen deze belijdenis niet overweldigen, en de kluisters van de dood zullen haar niet boeien, want dit woord is een woord van leven. En zoals dit woord zijn belijders omhoog naar de hemel voert, zo stort het zijn loochenaars omlaag in het rijk van de dood.

Daarom wordt tot de zaliggeprezen Petrus gezegd: ‘Ik zal u de sleutels geven van het rijk der hemelen. En wat gij zult binden op aarde, zal ook in de hemel gebonden zijn en wat gij zult ontbinden op aarde, zal ook in de hemel ontbonden zijn’ (Mt. 16, 19).


Zeker, ook op de andere apostelen is deze rechtsmacht overgegaan, en voor alle leiders van de Kerk is dit besluit van kracht geworden; maar het is niet zonder reden dat aan één enkele persoon wordt toevertrouwd wat aan allen kenbaar wordt gemaakt. Want hierom wordt dit aan Petrus afzonderlijk toevertrouwd, omdat Petrus ten voorbeeld wordt gesteld voor alle leiders van de Kerk.