zaterdag 15 januari 2022

Collectegebed TWEEDE ZONDAG “PER ANNUM” (DOOR HET JAAR) Geef ons uw vrede in deze tijd.


Geef ons uw vrede in deze tijd

I n l e i d i n g
Afgelopen maandag na het feest van het Doopsel van de Heer zijn wij de liturgische tijd binnengegaan die Ordinarium wordt genoemd, waarmee wij overgaan tot de gewone orde, de “orde van de dag”. Het Feest van het Doopsel van de Heer vormt het scharnier tussen de Kersttijd en de Tijd door het jaar. Dit feest sluit immers de Kersttijd af en staat tevens op de 1e Zondag “per annum”.
In de traditionele kalender van de Buitengewone vorm, is dit de “Tijd door het jaar”, die de periode beslaat na Epiphanie en na Pinksteren. Deze terminologie, de “Tempus per annum”, bleef ook bewaard in de kalender van de Novus Ordo. De Tempus per annum omvat de sacrale cyclus van de Vasten- en Paastijd en beslaat de periode vanaf de Aanbidding van het hemelse en koninklijke Kind door de aardse koningen tot aan het Feest van Christus Koning, die als Rechter zal komen om het kaf van het koren te scheiden en de uitverkorenen zal binnenleiden in zijn Rijk van vrede en gerechtigheid zonder einde.   

T e k s t
Missale Romanum 1970
Omnipotens sempiterne Deus,
qui cælestia simul et terrena moderaris,
supplicationes populi tui clementer exaudi,
et pacem tuam nostris concede temporibus   

Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie 1979
Almachtige eeuwige God,
hemel en aarde worden door U geleid;
verhoor welwillend het gebed van uw volk
en geef ons uw vrede in deze tijd.         

Werkvertaling
Almachtige, eeuwige God,
die de hemelse en aardse dingen gelijkelijk bestuurt,
verhoor genadig de smeekbeden van uw volk
en schenk uw vrede aan onze tijd / in deze tijd.

L i t u r g i s c h e  a n t e c e d e n t e n
In het præconciliaire Romeinse Missaal is deze oratie als collecte opgenomen in het misformulier van de 2e zondag na Driekoningen en heeft na de liturgiehervorming van Vaticanum II in het Proprium de Tempore nagenoeg dezelfde liturgische plaats behouden.
Naast de vermelding in het Sacramentarium Hadrianum dat teruggaat op het Gregorianum komt deze collecte in diverse liturgische tradities voor. 1)

S t r u c t u u r a n a l y s e  e n  s t i j l v o r m e n
1. Omnipotens sempiterne Deus,
2. qui cælestia simul et terrena moderaris,
3. supplicationes populi tui clementer exaudi,
4. et pacem tuam nostris concede temporibus.

De vloeiend lopende en melodieuze oratie waarin de a-klank meteen opvalt, bestaat uit één enkele hoofdzin waarin God wordt aangesproken (r.1), een van zijn goddelijke hoedanigheden wordt gememoreerd (r.2) en die een dubbele bede bevat, aan elkaar gekoppeld door het nevenschikkende voegwoord et (r.3-4).

Ad 1
Het collectegebed opent met een drievoudige vocativusvorm: God wordt als de Almachtige en Eeuwige aangesproken, hoedanigheden waarmee Hij absoluut boven heel de schepping staat.

Ad 2
Relatieve bijzin beginnend met het reflexivum qui dat hoort bij het gezegde moderaris, Gij die bestuurt, = 2e pers. enkelvoud indicativus præsentis omdat het verbum een feitelijkheid weergeeft: een goddelijke actuele hoedanigheid. Moderaris van het deponens moderari : 1. Matigen, beteugelen, beperken 2. Leiden, regeren, besturen (vgl. het “Nederlandse” woord moderator). Cælestia simul et terrena / het hemelse en het aardse: dubbel object van het verbum moderaris in de accusativus; beide begrippen zijn meervoudsvormen van het neutrum van de adiectivusvormen caelestis,-is, hemels, en terrenum,-i, aards, zelfstandig gebruikt: het hemelse en het aardse / de hemelse en aardse dingen. Simul, tegelijkertijd: bijwoordelijke bepaling de almacht van God onderstrepend. Cælestia et terrena hebben eindrijm.

Ad 3
Exaudi, verhoor: hoofdwerkwoord in de imperativus dat het object supplicationes populi tui bij zich heeft; populi tui, van uw volk, twee genitivusvormen, die de accusativus supplicationes nader preciseren. Clementer, bijwoordelijke bepaling, op milde wijze.

Ad 4
Concede, verleen, schenk: tweede hoofdwerkwoord in de imperativus dat als object pacem tuam in de accusativus bij zich heeft. Nostris…temporibus: bijwoordelijke bepaling in de dativus (dativus commodi, van voordeel) of in de ablativus (temporis, van tijd). Nostris concede temporibus is een hyberbaton.

I n h o u d
Het gebed wendt zich tot de "Almachtige en eeuwige God, die hemel en aarde bestuurt". De term "almachtig" is de oorspronkelijke vertaling van de Griekse term Pantokrator (Albeheerser), “die het universum in zijn hand draagt” en zo uitsluitend een voor God gereserveerde aanspreektitel is. (Zie commentaar bij het collectegebed van de eerste zondag van de Advent)
De oratie richt zich tot God de Vader, zoals de meeste oraties van de misformulieren en in het brevier, uitgezonderd de oratie van 24 december 2) en de oratie van Sacramentsdag. 3)
(Een derde uitzondering, maar dan van een andere categorie, vormt het slotgebed van de Completen van woensdag : Doine Iesu Christe, qui iugum suave...)
Omdat God de Pantokrator is en als zodanig over hemel en aarde heerst, kan Hij ook de vrede  bewerken en de elkaar bestrijdende machten van de wereld tot rust brengen. Dat is hetgeen het volk van Gods goedheid in dit gebed wil afsmeken.
Historisch gezien is deze oratie mogelijk afkomstig uit de onrustige tijden van de volksverhuizing. 4)

De begrippen cælestia et terrena, hier gebruikt als object van Gods bestuur, verwijzen allereerst naar de schepping zelf: “In het begin schiep God hemel en aarde” (Gen 1,1). In deze eerste woorden van de Schrift worden drie zaken gesteld: de eeuwige God heeft alles wat buiten Hem bestaat een begin gegeven. Hij alleen is de Schepper (het werkwoord “scheppen” - bara in het Hebreeuws - heeft als onderwerp altijd God). Het geheel van wat bestaat (uitgedrukt in de formulering hemel en aarde of zoals hier cælestia et terrena is van Hem afhankelijk die er het zijn aan geeft (vgl. KKK nr. 290).
Het bijwoord simul dat het werkwoord moderaris nader kwalificeert en versterkt, en daarmee de almacht van God sterker tot uitdrukking brengt, is in de Nederlandse vertaling achterwege gelaten.

Zoals eerder gezegd is de collecte een bede om vrede, maar heeft met de hoofdthema’s van de H. Mis van de 2e zondag na Driekoningen en de 2e zondag door het jaar (de huldiging en de aanbidding van de op aarde verschenen God in de Introitus Omnis terra met de Jubilatepsalm (Psalm 65, een Paaslied) geen enkel verband.
We smeken de almachtige en eeuwige God, die over al het geschapene beschikt, om vrede bij onze tijdelijke zaken, hier en nu, in deze tijd, niet later in de hemel. We verlangen niet naar een of andere vrede. We verlangen de vrede die komt van Hem.
Christus zegt: “Vrede laat Ik u; mijn vrede geef Ik u: niet zoals de wereld die geeft, geef Ik hem u. Laat uw hart niet verontrust of kleinmoedig worden” (Jo 14,27). Christenen hebben vertrouwen. Christus zal ons zijn vrede geven. Hij heeft het gezegd. Maar Hij wil ons geen vrede opdringen.
De tijdelijke vrede die de wereld presenteert en de vrede die God schenkt zijn verschillend, ofschoon deze harmonisch kunnen samengaan als de tijdelijke vrede onderschikt wordt gemaakt aan de hemelse vrede. De goederen van deze wereld zijn broos en gaan voorbij en lopen altijd het risico verloren te gaan. De hemelse goederen zijn duurzaam en betrouwbaar. Geen enkel eindig, voorbijgaand geschapen ding of persoon kan voorzien in blijvende vreugde of eeuwige vrede: ze gaan verloren door diefstal, slijtage, tijd en dood. Onze weelde, familie, gezondheid, ons voorkomen en onze reputatie kunnen in een oogwenk verloren gaan.
Een schepsel de plaats van God geven is roekeloze afgoderij en een zonde. Bemin God bovenal. Maken we Zijn wil tot de onze. In de persoon van Piccarda zegt Dante in zijn Divina Commedia: “In Zijn wil ligt onze vrede. Deze is die Zee waarheen alle dingen zich bewegen, zowel hetgeen Hij schiep als hetgeen de natuur ontwikkelt”(Par 3.85).
God kende ieder van ons, toen er nog geen tijd was en vóór de schepping van het zichtbare en het onzichtbare heelal. Hij riep ons ten leven op een vastgesteld moment in Zijn eeuwig plan. Hij geeft ons allen een taak en geeft ook de talenten en de genaden deze te volbrengen. Als wij met Hem samenwerken, onderwerpen wij onze wil aan de Zijne, maken wij Zijn plan voor ons tot het onze en stelt Hij ons in staat het naar behoren uit te voeren. God kent onze behoeften en verlangens beter dan wij.
Wenden we ons in vertrouwen tot Hem in ons gebed. Vragen wij Hem om de genaden en ook de vrede die Hij alleen kan geven.
Zonde verstoort Zijn vrede. De vrede kan worden teruggevonden door het Sacrament van de Biecht.
Vragen we God ons te zegenen in dit nieuwe jaar. Laten we Hem vooral hulp vragen voor hen die lijden. Vragen wij Hem om Zijn genaden Zijn vrede met gebogen knieën en het voorhoofd naar de grond als het mogelijk is, lichaam én wil gebogen in gebed en smekingen.

K l e i n   v o c a b u l a r i u m
Exaudi - dikwijls vragen wij wanneer wij bidden in het Latijn dat God aandacht mag schenken door te willen aanhoren wat wij Hem voorleggen. Exaudio betekent “luisteren naar” in de zin van “duidelijk horen” . De imperativusvorm exaudi heeft een meer aandringend karakter dan het eenvoudige audi. Denk aan het begin van bijvoorbeeld de Litanie van alle Heiligen : Christe, audi nos…Christe exaudi nos…” meestal vertaald als “Christus, hoor ons…Christus, verhoor ons.” Het begrip “verhoren” sluit ook de verwachting of de wens in dat hetgeen wordt gevraagd ook ingewilligd, vervuld moge worden.
Supplicatio - voor de oude Romeinen was een supplicatio een plechtige religieuze ceremonie om te danken voor een overwinning of een gebed wanneer gevaar dreigde. Het is verwant met supplex, een adiectief voor de houding van een bedelaar, of van gebogen knieën of van een prostratie (lichaamshouding waarbij men met het gelaat en gestrekt lichaam languit op de grond gaat liggen, zoals bijvoorbeeld de neomisten of priestercandidaten bij het begin van het Wijdingsceremonieel of de celebranten bij het begin van de Herdenking van Christus’ Lijden en Sterven op Goede Vrijdag en ook wel de religieuzen bij het begin van het Professieceremonieel. (Zie het commentaar bij het collectegebed van de 10e zondag door het jaar).
Tempus betekent onmiskenbaar “tijd’. Het concept “tempus” betekent ook “de bepaalde of vastgestelde tijd, de actuele tijd, een gunstige gelegenheid”. Tempus geeft ons “temporele”, dat zijn tijdelijke, wereldse of aardse dingen, materiële dingen, tegenover sacrale, eeuwige of geestelijke goederen. Betekenissen van het meervoud tempora: slapen (zijkanten van het hoofd), tijden, of stand van zaken.
Noten:

1) Zie nr. 3909 in Moeller, Clément en Coppieters >t Wallant, CORPUS ORATIONUM, Brepols Turnhout 1995, Tomus VI, p. 93.

2) Festina, quæsumus, ne tardaveris, Domine Iesu... (Haast U, bidden wij, talm niet, Heer Jezus...)

3) Deus, qui nobis sub sacramento mirabili passionis tui memoriam reliquisti ... God [Heer Jezus Christus] die ons in dit wonderbaar sacrament de gedachtenis hebt nagelaten van uw lijden en sterven...

4) Het begrip volksverhuizing is moeilijk exact te definiëren. Vanaf de prehistorie hebben grote groepen mensen herhaaldelijk hun woonplaatsen verlaten om elders nieuwe te zoeken. Na 500 v. Chr. kwam de grootste bedreiging uit de Euraziatische steppen: Skythische, Turkse, Mongoolse en andere nomaden waren te allen tijde gereed de vruchtbare, rijke landbouwgebieden te plunderen, zeker als hun eigen weidegronden tekort schoten. Zo=n aanval bracht vele andere gevestigde volkeren in beweging en kon soms tientallen jaren lang de landbouwrijken destabiliseren.Meer speciaal bedoelt men met de volksverhuizing de Grote Volksverhuizing aan het einde van de oude geschiedenis. Deze werd in beweging gezet door de Hunnen, die in 375 in de Zuid-Russische Laagvlakte verschenen, in de daarop volgende jaren verder trokken naar Hongarije en ook aanvallen deden op Gallië en Italië. Dit bracht de meeste Germaanse stammen in beweging, die reeds lange tijd voordien ervaren hadden dat de grenzen van het Romeinse Rijk niet meer ondoordringbaar waren. Goten, Vandalen, Sueven, Bourgondiërs, Angelen, Saksen en andere stammen vestigden kort na 400 zelfstandige koninkrijken binnen dit rijk. In de 6e eeuw volgde een tweede fase, samenhangend met de komst van de Avaren ca. 550, die o.a. resulteerde in de verovering van Italië door de Longobarden (568). Als laatste fase zou men de invallen van de Noormannen 800-1000 kunnen aanmerken.