zondag 28 november 2021

Lectio divina linqua latina Feria II Hebdomadæ I Adventus Liturgia Horarum Ad Officium lectionis De Adventus tempore. De Adventstijd.



Lectio altera
E Lítteris pastorálibus sancti Cároli Borroméo epíscopi
(Acta Ecclesiæ Mediolanensis, t.2, Lugduni, 1683, 916-917)
De Adventus tempore
Ecce, dilectíssimi, tempus illud ádeo celebrátum, et sollémne tempus, ut ait Spíritus Sanctus, acceptábile, dies salútis, pacis et reconciliatiónis, tempus quod, ut tot olim votis et suspíriis eníxius ab antíquis patriárchis et prophétis ardentíssime concupítum, cum effúsa lætítia a iusto Simeóne tandem visum, et semper ab Ecclésia sollémniter ádeo celebrátum, sic a nobis debet pia mente, láudibus, et grátiis ætérno Patri, pro exhíbita in hoc mystério misericórdia, in perpétuum habéndis péragi; hoc nempe Unigéniti sui advéntu ex imménso in nos peccatóres amóre illum misit, qui a dǽmonis tyránnide et império nos vindicáret, ad cælum invitáret, in cæléstia penetrália nos introdúceret, veritátem ipsam nobis exhibéret, in morum rectitúdine nos institúeret, virtútum sémina communicáret, grátiæ suæ thesáuris locupletáret, nos dénique in fílio suos et vitæ ætérnæ herédes ascísceret.
  Hoc équidem mystérium dum ánnuum ab Ecclésia recólitur, monémur ut tantæ caritátis nobis exhíbitæ memória in perpétuum renovétur; nos item édocet Christi advéntum non iis modo qui Salvatóris illíus ævo vivébant profuísse, sed eius virtútem nobis ómnibus adhuc communicándam, si sanctæ fídei et sacramentórum ópera grátiam, quam nobis ille proméruit, excípere et iuxta eam vitæ nostræ mores sub eius obœdiéntia dirígere velímus.
  A nobis adhuc éxpetit Ecclésia, ut intellegámus quod, ut semel in carne venit in mundum, sic subláto ex parte nostra óbice, quálibet hora et moménto ad nos íterum veníre parátus sit, nostris in ánimis cum gratiárum abundántia spiritáliter habitatúrus.
  Hinc Ecclésia, ut mater piíssima salutísque nostræ studiosíssima, ex témporis huius occasióne hymnis, cánticis aliísque Spíritus Sancti vócibus ritibúsque nos édocet, quo pacto tantum benefícium grato ánimo excipiámus, eiúsque fructu ditémur, et ídeo ad Christi Dómini advéntum mens nostra non minóri apparátu, ac si adhuc ventúrus esset in mundum, disponátur; nec divérso ab eo tam verbis quam exémplis véteris Testaménti, patres, eos ut imitémur, nos edocuérunt.

De Adventstijd
Hier is nu, zeer geliefden, die zo gevierde en plechtige tijd aangebroken, zoals de Heilige Geest zegt: die aangename tijd, dag van heil, vrede en verzoening. Zoals naar deze tijd vroeger met aandrang onder zuchten en gebeden door de oude patriarchen en profeten allervurigst werd verlangd, naar welke met een bovenmatige vreugde door de rechtvaardige Simeon werd uitgezien en altijd door de Kerk zo plechtig werd gevierd – zo moet die tijd nu in een vrome geest, met lof en dank aan de eeuwige Vader, voor altijd worden gevierd voor zijn betoonde barmhartigheid in dit mysterie; want gedreven door zijn onmetelijke liefde tot ons, zondaars, heeft Hij door deze komst van zijn Eniggeborene Hèm gezonden die ons zou opeisen uit de tyrannie en de heerschappij van de satan, die ons zou uitnodigen tot de hemel en ons in het hemelheiligdom zou binnenleiden, die ons  de waarheid zélf zou openbaren, ons op de weg van de deugd zou plaatsen, ons het zaad van de deugden zou schenken, ons met de met de schatten van zijn genade zou verrijken en die ons tenslotte als zijn kinderen en erfgenamen zou maken van het eeuwig leven.
Terwijl nu ieder jaar dit mysterie door de Kerk wordt herdacht, worden  wij ertoe aangemaand de gedachtenis  aan een zo grote liefde, ons bewezen,  voor altijd te hernieuwen; het mysterie leert ons ook, dat Christus’ komst niet alleen voor degenen van nut was, die in de tijd van de Verlosser leefden, maar dat de kracht ervan ons allen nú kan worden meegedeeld, als wij door het heilig geloof en de sacramenten de genade, die Hij voor ons heeft verdiend, willen ontvangen en volgens die genade onze levenswijze willen inrichten volgens de gehoorzaamheid aan haar.
Van ons verlangt de Kerk verder: in te zien, dat, zoals Hij eenmaal in het vlees in de wereld is verschenen, Hij ook aldus  elk uur en elk moment bereid is opnieuw tot ons te komen, als wij van onze kant het beletsel daartoe wegnemen, en dat Hij met een overvloed van genaden op geestelijke wijze in onze zielen zal komen wonen.
Vandaar dat de Kerk, als een allerliefdevolste moeder en ten hoogste bedacht op ons heil, bij gelegenheid van deze tijd met hymnen, gezangen en andere woorden van de Heilige Geest en met ceremonieën ons onderricht, hoe wij zulk een weldaad met een dankbaar hart kunnen ontvangen, met de vrucht ervan verrijkt kunnen worden, en onze geest aldus niet minder bereid wordt gemaakt tot de komst van Christus, de Heer, dan wanneer hij nog op aarde moest komen; en niet anders hebben de Vader in het Oude Testament zowel door hun woord als door hun voorbeeld ons geleerd hen na te volgen.