donderdag 16 januari 2020

H. Antonius Abt over de hoofddeugden van de monnik III

Abt Antonius over de hoofddeugden van de monnik III: 


Verder sprak abt Antonius: Van de naaste hangen af leven en dood.
Want als we onze broeder winnen, winnen we God,
maar als we onze broeder ergeren, zondigen we jegens Christus.
Tenslotte, de deugd waarop het ‘innerlijk bouwwerk’ gefundeerd is: de broederliefde. Abt Johannes de Kleine zei: “Het is onmogelijk een huis van boven naar beneden te bouwen, maar men moet het van de grondslagen uit optrekken … De grondslag is de evennaaste, die moet u winnen. En die grondslag moet er eerst zijn. Daarvan hangen immers alle geboden van Christus af” (1). Abt Johannes de Eunuch getuigt: “Onze Vader, abt Antonius, heeft gezegd: nooit heb ik mijn voordeel gesteld boven het geestelijk nut van mijn broeder” (2). En bij alle asceten had hij [Antonius] deze ‘wederzijdse liefde’ ontmoet (Leven 4).
De anderen plaatsen ons voor steeds nieuwe situaties die onze inventiviteit opwekken. Het zijn concrete mensen die op ons pad komen, elk met hun persoonlijk mysterie: de liefde is realistisch! Onze verhouding tot de anderen is het enige en onbetwistbaar criterium van onze liefde tot God.
In de parabel van het laatste oordeel bij Mattheus (25, 31-46 “Al wat gij gedaan hebt voor een van deze geringsten van mijn broederts hebt gij voor Mij gedaan”) wordt de naaste geïdentificeerd met Christus. We horen er ook een echo in van de Eerste Brief van de H. Johannes: “Wij weten dat wij zijn overgegaan van de dood naar het leven, omdat wij onze broeder liefhebben…Als wij elkaar liefhebben, blijft God ook in ons en is zijn liefde in ons volkomen.. Wie zijn broeder die hij ziet, niet liefheeft, kan God niet liefhebben die hij niet heeft gezien” (1 Jo 3,14; 4, 12.20).
We kennen het gezegde van abt Apollos: “Hebt u uw broeder gezien, dan hebt u de Heer uw God gezien” (3). Door zijn Menswording is God ons nabij gekomen, hij is de barmhartige Samaritaan (4) die zich de naaste heeft getoond van de mens (Lucas 10, 36) en Hij is het die onze liefde verwacht in ieder mens die wij ontmoeten.
Nederigheid, onderscheiding, liefde – deze drie fundamentele deugden moeten samengaan. “Waartoe dient de liefde, waar hoogmoed is?” (5). Toen men eens een grijsaard vroeg hoe men God moet vinden, gaf hij dit pertinente antwoord: “Ik zeg het u, velen hebben hun vlees gekweld zonder onderscheidingsvermogen en zij gingen met lege handen heen, niets bezittend. Onze mond riekt van het vasten, de Schriften kennen wij van buiten en Davbid hebben wij voltooid (6), maar wat God van ons vraagt, bezitten wij niet: de liefde en de nederigheid (7).

(1)    Vaderspreuken [VS] I, Johannes de Kleine, 39 (354) p. 202
(2)   VS I, Johannes de Eunuch 2 (402), p. 220
(3)   VS I, Apollos 3 (151), p. 88
(4)   De meeste Kerkvaders zoals  o.a. Origines, Ambrosius, en  Augustinus verklaren zo de parabel bij Lucas 10, 30-37
(5)   VS I, Elias 3 (261), p. 160
(6)   Het gehele psalterium kennen wij van buiten.

(7)   VS III, nr. 222, p. 130