donderdag 7 oktober 2021

Jan van Abroek - onze stichter. Over de Orde en de kloosters van het H. Graf 1

Een opstel uit 1931 van zuster M. Henrica Fieten CRSS (Turnhout)

Jan van Abroek en zijn werk

Jan van Abroek, is de stichter van de kanunnikessen-kloosters van het H. Graf; we noemen hem zelfs eerbiedwaardig en beschouwen hem, omwille van zijn werk, als een grote persoonlijkheid.
Zijn naam ‘van Abroek’ wijst op de geboorteplaats en zegt ons meer dan het dorpje Beek, bij Bree in de Limburgse Kempen, dat gewoonlijk als zijn geboorteplaats wordt opgegeven in de historische documenten over de Orde.
Jan van Abroek werd geboren rond 1440, ontving het lager onderwijs in de school van Bree deed zijn humaniora in het beroemde Fratershuis te ’s Hertogenbosch en volgde de leergangen van filosofie en theologie aan de universiteit van Keulen. In de 15e eeuw bestonden er immers nog geen seminaries en moesten degenen die zich voorbereidden op het priesterschap bovengenoemde studies volgen aan de hogescholen van Leuven of elders. Volgens een overlevering in de Orde bewaard, studeerde Jan van Abroek te Keulen.
Op zekere dag van het jaar 1465, na zijn studies te hebben voltooid en zijn zuster Clementia in het klooster te Roermond bezocht te hebben, bracht hij ook een bezoek aan St. Odiliënberg, en zag daar de prachtige kerk, met kloosterpanden, vervallen en verlaten. In een oude kronijk lezen we hoe de vrome student zeer getroffen was toen hij het Huis Gods “ijdel en ledig” vond. Deuren en vensters waren weggedragen of gesloten. Het vee zocht een schuilplaats in de kloosterpanden; vogels van allerlei soort nestelden in de hoeken en spleten, zodat het “ser te jammeren was ofte beklagen”.
Onder aandrang van de genade besloot Jan van Abroek een einde te maken aan deze toestand, de gebouwen tot Gods eer te herstellen en er zo mogelijk kloosterlingen te doen komen, die opnieuw de eredienst zouden waarnemen, de parochie bedienen, en verder de gehele streek in de geest der eerste missionarissen, nl. de HH. Wiro, Plechelmus en Otgerus opleiden tot een hogere beschaving en verdieping van het christelijk leven.
Om zijn plan, of liever Gods plan, te kunnen uitwerken, moest Jan van Abroek op verdere inlichtingen uit. Hij vernam van het Kapittel van Roermond dat volgens een oude schikking, de kerk en het klooster van St. Odiliënberg behoorden aan het klooster van het H. Graf te Denckendorf, in het bidsom Constanz, daar gesticht  door kanunniken van het H. Graf te Jeruzalem rond de jaren 1130-1140. Volgens de schikking moest het verlaten klooster dienen voor de stichting van een klooster van het H. Graf.
Na zijn bezoek in Roermond besloot Jan van Abroek tot intrede in de Orde van het H. Graf. Zijn opleiding zocht hij in het klooster “Henegouw” onder Wimmertingen bij Hasselt, dat eveneens onder Denckendorf stond. Na zijn noviciaat en priesterwijding keerde hij, vergezeld van een medebroeder, naar St. Odiliënberg terug, en begon moedig  en vertrouwvol met het herstel der gebouwen en de inrichting van het klooster. Zij leefden er “in duchtden enden in goeden discipline”. Nieuwe leden boden zich aan, ook kregen zij giften en hulp voor de herstelling van de kerk en klooster, en zo ontstond in het jaar 1467 te St. Odiliënberg die merkwaardige priorij welke nieuw leven zou brengen in de oude Orde, en wier geest vooral zou opbloeien in een nieuwe twijg: de vrouwelijk tak der Sepulcrienen.
Jan van Abroek als hersteller van het oude, vervallen klooster was de eerste prior te St. Odiliënberg. “De godsdienst werd er eerlich gedaan”. De getijden dag en nacht gezongen of gelezen volgens de regels der orde. Een eerste bloei was er te bespeuren in het geestelijke en het tijdelijke. De jonge prior zorgde ervoor dat de leken die hij aannam tot het priesterschap werden verheven.


 J.A. van der Drift, Kerk van Sint Odiliënberg, 1858.
Bij de restauratie onder pastoor Willem van Basel 1680-1686 kon slechts één van
 de twee torens heropgebouwd worden.
De ijver van de vurige prior bepaalde zich echter niet tot het klooster van St. Odiliënberg alleen. Met de goedkeuring van paus Innocentius VIII en na de verheffing tot vicaris-generaal en later tot aartsprior en algemeen overste van de Orde van het H. Graf in de Nederlanden, zou hij als hervormer optreden, en nieuw leven brengen in de volgende stichtingen vanuit Jeruzalem:
Henegouw bij Hasselt, Culemborg (Utrecht) 1492, Bierbeek bij Leuven, Oetsloven bij Looz (België) en Aken. Aangespoord door de pauselijke volmacht sticht hij de kanunnikenkloosters van Kinrooi (B) in 1474, La Xhavée bij Luik in 1486, Udhem bij Kleef (Dld) 1501, Hoogcruts onder Slenaken in 1495, Venlo (Trancedron) in 1497, Kirchain (Dld) 1502 en Arnemuiden (Zuid-Beveland) 1509.


 Handtekening: Frater Jo Aabrock humilis prior monte Sancte Odilie
Over het algemeen hadden deze kanunnikenkloosters weinig voorspoed. De 16e, q7e en 18e eeuw waren tijden van strooptochten en oorlogen. De kloosters  in Zuid-Holland en Zeeland gingen verloren in de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). Hoogcruts werd door de hertog van Parma in brand gestoken, het klooster van Sint Odiliënberg werd geplunderd en half in de as gelegd, de laatste prior gevangen genomen. Zodat het op het einde der 18e eeuw jammerlijk genoeg, voorgoed gedaan was met de mannelijke tak van de Orde.
Niettegenstaande verdrukking en vervolging werkten sommige der nieuwe stichtingen, en vooral het klooster van Hoogcruts allerprachtigst. Dit klooster kon bogen op een [Latijnse] kostschool van eerste rang; en van de kanunniken zelf werden er sommigen naar de Hogeschool van Leuven gezonden om academische graden te verwerven. Ongelukkig werd het door de Franse overheersing afgeschaft en verkocht in het jaar 1797.
(Bovenstaand artikel enigszins aangepast)
Het voormalige kanunnikenklooster Hoogruts is recent gerestaureerd door de inspanningen van restauratie-architect Karl Pesch-Konopka (Stadsherstel  en Stichting Het Limburgse Landschap. Zie de link Hoogcruts en klik op de foto’s. Of kijk onder Karl Pesch, Ruine Hoogcruts enz. Wordt vriend of ambassadeur van Hoogcruts!