zaterdag 5 juni 2021

Donderdag na Drievuldigheidszondag HOOGFEEST VAN HET HEILIG LICHAAM EN BLOED VAN CHRISTUS Sacramentsdag

Donderdag na Drievuldigheidszondag

HOOGFEEST VAN HET HEILIG LICHAAM EN BLOED VAN CHRISTUS
Sacramentsdag

Uit een preek van de Heilige Petrus Damianus

Jezus Christus:  Priester, Offer, Verlosser en Losprijs

Christus’ lichaam, door de allerzaligste Maagd ter wereld gebracht, op haar schoot gekoesterd, in doeken gewikkeld, met moederlijke zorg gevoed, is zonder de minste twijfel, hetzelfde lichaam, dat, in het sacrament van onze verlossing, ons van het altaar te eten gegeven wordt tegelijk met het te drinken geboden bloed. Dát houdt het katholieke geloof in en leert ons trouw de heilige Kerk.

Geen menselijk woord kan háár genoeg loven, in wie we weten, dat ‘de Middelaar tussen God en de mensen’ (1Tim 2,5) vlees werd. Geen menselijke tong kan háár naar waarde roemen, die, uit de schoot van haar onbevlekt lichaam, het voedsel voor onze ziel voortbracht, Hem, met name, die van Zichzelf getuigt: ‘Ik ben het levende brood uit de hemel neergedaald. Als iemand van dit brood eet, zal hij eeuwig leven.’ (Jo 6, 51-52) Werden we, wegens voedsel, uit een lusttuin gebannen, ook voedsel maakt ons opnieuw geschikt voor paradijsgenoegens. Eva gebruikte voedsel, waarom we tot een eeuwig vastenhonger gedoemd werden; Maria schonk ons voedsel als teerspijze voor de tocht naar het hemels gastmaal.

Ik bid u, veelgeliefde broeders, neem zelf de lijn van onze verlossing zorgvuldig in acht, en houd uw hart open voor wat de goddelijke barmhartigheid voor ons beschikt heeft:
door de duivel verleid, viel de mens in zonde, en werd de hele menselijke stamboom in de wortel bedorven. Maar de goede, barmhartige God wilde het schepsel, dat Hij ‘naar Zijn beeld en gelijkenis gemaakt had’, (Gen 1,26) niet helemaal ten onder zien gaan. Daar was een priester voor nodig, die, zelf vrij van elke onreinheid, anderen van zondevlekken zou reinigen; die, niet zelf door melaatsheid aangetast anderen van schuldsmetten schoon zou wassen, Omdat nu, onder de mensen niemand te vinden was, die de ondergang van het mensdom kon stuiten, nam de Schepper van het menselijke geslacht het menselijk vlees aan in de allerheiligste Maagd; werd Hij zonder zondigheid zelf mens, zonder zonde in de schoot van de Maagd ontvangen, en leefde Hij zondeloos in deze wereld. Deze werd, broeders, de priester zonder zonde en daarom waardig en in staat om door offer zonden van anderen weg te nemen.
Nu was het niet mogelijk zielen van mensen te heiligen met vlees van dieren; nee, redeloze slachtoffers reikten niet om schulden van redelijke wezens ter delgen. Daarom laat de Psalmist de persoon van de Zoon tot de Vader zeggen: ‘Slacht- en spijsoffers wilt U niet; brand- en zoenoffers eist U niet; daarom zeg Ik: ”Ik kom!” (Ps 39,7) Een redelijk slachtoffer behoorde dus voor het redelijk schepsel te boeten. Maar een zondig mens, onwaardig te offeren, kon evenmin zelf offer worden. Wat deed toen onze Priester? Omdat niets ter wereld onze losprijs kon worden, droeg onze Verlosser, als welriekendoffer, Zichzelf voor ons aan Zijn Vader op. Zo is Hij dan Priester en Offer, Verlosser en Losprijs geworden. Daarom schrijft terecht Paulus: ‘Zo’n hogepriester hadden we nodig: één, die heilig is, schuldeloos en onbesmet; gescheiden van de zondaars en verheven boven de hemelen; één, die niet nodig heeft, zoals hogepriesters, elke dag opnieuw eerst voor zijn eigen zonden offers op te dragen en daarna voor die van het volk: eens en voor altijd heeft onze Heer Jezus Christus Zichzelf geofferd.’ (Hebr 7, 26-27)
[Hom. XLV]