zaterdag 9 april 2022

Collectegebed Palmzondag “Zijn lijden ter harte nemen en deelhebben aan Zijn verrijzenis”


I n l e i d i n g

We gaan de Goede Week binnen, de Heilige Week - Hebdomada Sancta -  volgens de liturgie van de Kerk. De dagen van deze Heilige Week worden ‘heilig’ genoemd, het zijn immers gezegende dagen waarin de barmhartigheid van God zich nog meer opent voor de mensen. De Goede Week vormt het hoogtepunt van de vieringen van heel de liturgische cyclus en tegelijkertijd is zij de eindstreep waarop heel de praktijk en de beleving van de veertigdagentijd zich hebben gericht. Als het ware   samengebald ontrolt zich deze dagen de historische heilsgeschiedenis, vooral in de liturgische vieringen, die de mysteries van lijden, sterven, verlossing en verrijzenis actueel, altijd nieuw en levendig present stellen en niet louter als herinnering in de geest oproepen.
De essentie van de Goede Week is haar sacramentele karakter, culminerend in de Sacramenten van Doopsel en Eucharistie tijdens de Paaswake. Het is niet ongerijmd dat hier en daar, vooral in de Zuid-Europese landen, accenten worden gelegd op historische verbeelding en processies. Palmzondag is het perfecte portaal met de viering van de triomfantelijke intocht van Jezus in Jeruzalem en van de lijdende Christus in zijn week van lijden en sterven.
Op de dagen tussen Palmzondag en Witte Donderdag klinkt reeds de droeve toon van de tragedie die nadert en van de dood die op handen is. De zalving van Jezus (maandag), de overlevering (dinsdag) en het verraad van Judas (woensdag) voeren ten volle naar het “Triduum Sacrum” waarvan elke viering een eigen intense onderdompeling in het Paasmysterie van onze verlossing betekent.
Het Paastriduum (triduum van [spatium] tijdsruimte van trium dierum) - de laatste drie dagen vóór Pasen) omvatte vroeger verplichte liturgische dagen waarop de mensen, vrijgesteld van slafelijk werk aan de liturgische vieringen die toen ’s morgens werden gehouden, konden deelnemen. In de 17e eeuw verviel deze verplichting onder invloed van de veranderende maatschappelijke en religieuze omstandigheden. Dit bracht mee dat de gelovigen het zicht op deze mooie liturgische plechtigheden verloren en deze over het algemeen nog slechts bekend waren bij priesters en religieuzen in de kloosters.
In 1951 begon paus Pius XII, teneinde een grotere bekendheid te geven aan Het Paastriduum, met de restauratie van de liturgische plechtigheden en verordende dat de Paasvigilie in de avond diende te worden gevierd. In 1953 volgde de permissie dat op sommige dagen de H. Mis ‘avonds kon worden gevierd. Een nieuwe Ordo voor de Goede Week verscheen in 1955 en werd praktisch ingevoerd op 25 maart 1956. Toen kreeg ook de Zondag van de Goede Week de naam van “Tweede Passiezondag”, of Palmzondag. Van het koorgebed dienden Metten en Lauden (De zogenaamde “Tenebræ” – “Donkere Metten” ‘s morgens worden gezongen. De H. Mis van Witte Donderdag mocht niet eerder worden gevierd dan vanaf 17.00u en niet later dan 20.00u. Het argument was de deelname van de gelovigen aan al deze belangrijke liturgische vieringen te vergemakkelijken.
De voornaamste ceremonies van de Mis van Palmzondag zijn de wijding van de palmtakken (of olijftakken op andere plaatsen in de wereld, zoals in Rome) en een processie rond de kerk met plechtige intrede in de kerk. In het huidige Missale Romanum roept een interessante rubriek aangaande de processie de oude christelijke tijden op:
“Op een geschikte tijd komt men bijeen (vindt de “collecte” = verzameling plaats (fit collecta) in een bijkerk, kapel of op een andere geschikte plaats buiten de kerk waar men in processie naar toe zal gaan.”
Hier is ons woord “collecta” gebruikt als term voor een verzameling van mensen.
De rubrieken zijn dus nuttig om het begrip “actieve deelname” te begrijpen:
“De priester richt zich tot de gelovigen om de betekenis van het feest uit te leggen waarmee de gelovigen worden uitgenodigd tot actieve en bewuste deelname (actuose et conscie participandam) aan de viering van deze dag”.
De woorden actief en bewust zijn zeer belangrijk.  Wanneer het Tweede Vaticaanse Concilie de term actuosa participatio of “actieve deelname gebruikt, bedoelde het voornamelijk inwendige deelname, de betrokkenheid van verstand, hart en wil. De concilievaders doelden niet primair op uitwendige deelname. Uitwendige deelname is immers het natuurlijke effect van inwendige deelname: wij proberen uitwendig uit te drukken wat wij inwendig ervaren. Hoewel de twee bewegingen elkaar beïnvloeden, heeft inwendige participatie logischerwijs prioriteit omdat deze verreweg belangrijker is.
Wanneer de priester bij het altaar is aangekomen bewierookt hij het en zegt onmiddellijk ter afsluiting van de processie het collectegebed.
T e k s t
Missale Romanum 1970
Omnipotens sempiterne Deus,
qui humano generi, ad imitandum humilitatis exemplum, Salvatorem nostrum carnem sumere, et crucem subire fecisti,
concede propitius,
ut et patientiæ ipsius habere documenta et resurrectionis consortia mereamur.

Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie 1979
Almachtige eeuwige God,
om aan de mensen een voorbeeld te geven van nederigheid hebt Gij gewild dat onze Verlosser mens werd zoals wij en de dood onderging aan het kruis.
Geef dat wij ter harte nemen wat zijn lijden ons te zeggen heeft en deel hebben aan zijn verrijzenis.

Werkvertaling
Almachtige eeuwige God,
[Gij] die ten behoeve van het menselijk geslacht onze Zaligmaker het vlees hebt laten aannemen en het kruis op Zich nemen, ter navolging van [Zijn] voorbeeld van nederigheid,
Verleen, genadig als Gij zijt,
dat wij zowel de voorbeelden van juist dat lijdzaam dulden als ook het deelgenootschap aan [Zijn] verrijzenis verdienen te bezitten.

L i t u r g i s c h e   a n t e c e d e n t e n

Bovenstaand collectegebed was opgenomen in oudere uitgaven van het Missale Romanum en daarvóór in het Sacramentarium Gelasianum (Vat. Reg. lat. 316 f. 329), 1e helft achtste eeuw. In het Gelasianum staat een extra dienstig et: Salvatorem nostrum et carnem sumere, et crucem subire. Wonderlijke alliteratie! De uitgever van het Gelasianum laat een komma achterwege, waardoor het fragment: qui humano generi ad imitandum… begrijpelijker wordt. Mogelijk heeft de tekst een vleugje van Sint Augustinus’ invloed meegekregen. In Brief 194.3 van Sint Augustinus komen de begrippen humilitatis en exemplum in een nauwe verbinding met documentum voor en in zijn Commentaar op Psalm 29 en 2.7 (Enarr. 29;2.7) staan de begrippen documentum en patientiæ in de nabijheid van exemplum. In de context van het Lijden zegt Augustinus: “Om die reden stond de Heer zelf, Rechter over levenden en doden, voor een menselijke rechter (Pilatus), om ons een uitgesproken les van nederigheid en geduld te geven (humilitatis et patientiæ documentum), niet als was Hij verslagen, maar om de soldaat een voorbeeld te geven hoe te strijden (pugnandi exemplum): …”
Afgezien van het collectegebed van de 1e zondag van de Vasten hebben alle collectegebeden van de Vastenzondagen in het herziene missaal van 1970 qui-zinnen en de collecta van de 3e zondag van de Vasten in hetzelfde missaal heeft hetzelfde aantal woorden als de collecta van Palmzondag (31).

S t r u c t u u r a n a l y s e

1.Omnipotens sempiterne Deus,
2.qui humano generi, ad imitandum humilitatis exemplum, Salvatorem nostrum carnem sumere, et crucem subire fecisti,
3.concede propitius,
4.ut et patientiæ ipsius habere documenta et resurrectionis consortia mereamur.

Ad 1
De oratie opent met een drievoudige anaklese waarbij in de gebruikte adiectieva voor God zijn almacht en eeuwigheid worden uitgedrukt.

Ad 2
Relatieve bijzin (r.2) die ongewoon uitvoerig is en die een goddelijke heilsdaad uitdrukt die voorvloeit uit zijn almacht. De terminologie vat de hymne samen van  Paulus’ Brief aan de Filippenzen 2,5-9.
De relatieve bijzin is complex en bevat de bijwoordelijke bepaling ad imitandum humilitatis exemplum; ad imitandum: een gerundium-constructie van het deponente verbum imitari en kan hier gezien het voorzetsel ad als een zelfstandig naamwoord worden vertaald: ter navolging van.. Humilitatis exemplum: kan worden gelezen als object van ad imitandum; humilitatis is een bijvoeglijke bepaling in de genitivusvorm die het substantivum exemplum nader preciseert (genitivus explicativus). In deze bijzin wordt het doel verwoord van de heilsdaad van r.2.
De relatieve bijzin bevat vervolgens twee infinitivusvormen sumere en subire, beide geregeerd door het predicaat fecisti; met de accusativusvorm Salvatorem nostrum vormen deze een dubbele a.c.i.-constructie (accusativus cum infinitivo).
Het subject van de goddelijke heilsdaad is “onze Verlosser” die ons het eerste voorbeeld van nederigheid heeft gegeven door Mens te worden en het tweede in het ondergaan van de onuitsprekelijk schandelijke dood aan het kruis – iets waartoe een Romeins burger nooit werd veroordeeld. Dit zijn feitelijke gebeurtenissen uitgedrukt in de indicativus-modus van het verbum fecisti (perfectumvorm van het verbum facere; doen, bewerkstelligen)
De prominente positie van de bijwoordelijke bepaling humano generi (congruerende adiectivus- en substantivusvormen in de dativus van voordeel, dativus commodi, accentueert twee feiten: 1. ten behoeve van het menselijk geslacht heeft de almachtige God onze Verlosser Mens laten worden en 2. de mensen moeten met de genade meewerken om in de vruchten van de verlossing te kunnen delen.

Ad 3 concede, verleen, schenk, sta…toe: gezegde in de imperativus, gebiedende wijs, gemilderd door de bijwoordelijke bepaling propitius, genadig, goedgunstig, genegen, in uw goedheid.

Ad 4
Finale/doelaanwijzende of consecutieve/gevolghebbende bijzin, klasssiek ingeleid door het voegwoord ut dat de coniunctivus van het gezegde mereamur oproept (wenskarakter): opdat/zodat wij [mogen] verdienen. Mereamur: 1e pers. meervoud van het deponens (werkwoord in het passivum met actieve betekenis) wordt gevolgd door de infinitivusvorm habere. Dit verbum heeft uitgebreide betekenissen. De gewone betekenis is “hebben”, maar dit werkwoord duidt ook concepten aan als “houden, vasthouden, vastpakken, aanzien voor, beschouwen, houden voor” alsook “een bepaalde gesteltenis, gewoonte, bijzonderheid of karakteristiek bezittend”. Habere heeft feitelijk hier een dubbele functie met twee objecten, documenta en consortia hetgeen in de Nederlandse versie van het collectegebed niet wordt gepreciseerd. Meer letterlijk zou de vertaling kunnen luiden: (…) verleen in Uw goedheid dat wij waardig mogen zijn zowel de lessen van zijn geduld te ontvangen alsook deel te hebben aan Zijn verrijzenis. Het delen in de Verrijzenis van Christus is het uiteindelijke doel van de lessen van Christus’ patientia.
Patientiæ ipsius: twee bijwoordelijke bepalingen waardoor het eerste object documenta nader wordt omschreven: genitivus explicativus. De bijvoeglijke bepaling resurrectionis bij het tweede object, de accusativusvorm consortia, is eveneens een genitivus explicativus.
De et..et constructie somt twee elementen op die niet aan elkaar ondergeschikt zijn, grammaticaal tenminste niet.

V o c a b u l a r i u m

De vocabulaire van het collectegebed van vandaag is nogal complex. We kunnen slechts enkele begrippen aanstippen.

De collecte geeft twee woorden voor “voorbeeld”: exemplumdocumenta. Deze woorden komen beide voor in talloze klassieke en patristische teksten. Onze nuttige toeverlaat Lewis & Short Dictionary meldt ons dat het substantief exemplum betekent: “voorbeeld ter navolging, monster, staal, proef(stuk), specimen, model, maatstaf, origineel, exempel” (letterlijk: van eximo, van emo: iets dat uit een menigte andere dingen van dezelfde soort is uitgekozen). Exemplum is een term uit de klassieke rhetorica, een begrip dat in de ontwikkeling van de christelijke doctrine gedurende het eerste millennium schering en inslag was.
Voor de kerkvaders, allen goed getraind in de rhetorica – hoe welkom is deze vaardigheid vandaag de dag niet ! – duidde exemplum op een reeks van begrippen inclusief de mens als beeld van God, Christus als Leraar, en de inhoud van goddelijk geïnspireerde verkondiging.  In de Griekse en Romeinse rhetorica en filosofie, kon een exemplum auctoritas, “autoriteit” hebben: de overtuigende kracht van een argument. Wanneer we de collecta van vandaag beluisteren met klassieke oren, is exemplum niet slechts een “voorbeeld” dat navolgenswaardig is, maar het wijst op een gebeurtenis in het verleden met zo’n grote gezaghebbende kracht dat degene die deze navolgt, transformeert. In het collectegebed horen we spreken over humilitatis exemplum, het gezagvolle model van nederigheid dat Christus is – Christus in actie, of beter Christus in zijn Passie, die omwille van ons Zijn lijden op Zich neemt. Het concept imitandum  is krachtig en nadrukkelijk, het breidt het begrip exemplum uit en versterkt het.
Dit wordt het fundamentele en gezaghebbend patroon van de christelijke ervaring: zelf-ontlediging in de Menswording en in de Passie die voert tot de Verrijzenis. Het begrip exemplum wordt later nog meer uitgebreid in de oratie met documenta. Documentum is dus een model voor navolging zoals exemplum maar heeft ook in sommige contexten de betekenis van “een proef”, dat is een concrete demonstratie dat hetgeen wordt beweerd waar is: een evidentie.
In dit geval is het een paradigma waarnaar wij ons eigen leven moeten vormen en modelleren. Maar dit patroon of model bezit zelf actueel de kracht om ons te modelleren. Christus transformeert, herschept ons, gedoopten, die zijn geschapen naar Zijn beeld en gelijkenis, naar zijn volmaakt exemplum en die Zijn exempla en documenta navolgen, Zijn woorden en daden.
Consortium (van con-sors… hetzelfde lot/doel, dezelfde bestemming met iets of iemand anders delend) betekent in klassieke zin “gemeenschap van goederen” en “gemeenschap, gezelschap, deelgenootschap”.
Patientia komt van patior, passum sum, “verdragen, ondergaan, lijden, verduren, dulden, gedogen”, en bevat alle connotaties alsook de betekenis van “geduld”. Hiervan is het woord passie afgeleid.
De ‘documenta’ werden eeuwen geleden aan de wereld gegeven, toen onze Heer leed en stierf op het kruis; bijgevolg hoeven we vandaag niet te bidden om te verkrijgen wat we reeds bezitten. Zo kan ‘Et patientiæ ipsius habere ducumenta’ dienen als achtergrond of contrast met betrekking tot het tweede zinsdeel ‘et resurrectionis ipsius habere consortia mereamur’. We vragen dat ‘we mogen verdienen deel te hebben aan Zijn verrijzenis’ zoals wij de lessen van Zijn geduld bezitten’, of anders gezegd ‘dat wij mogen verdienen de leesen van Zijn geduld zo te bezitten als deel te mogen hebben aan Zijn Verrijzenis.
Merk tenslotte op dat nostrum hoort bij Salvatorem en niet bij carnem: caro, carnis is vrouwelijk en de vorm had dan moeten zijn nostram carnem.
In de volheid van de tijd heeft de Tweede Persoon van de H. Drieëenheid, God de Zoon, het eeuwige Woord, door Wie al het zichtbare en onzichtbare is gemaakt, door de wil van de Vader Zichzelf ontledigd van Zijn heerlijkheid en onze menselijke natuur aangenomen in een onverkorte vereniging met Zijn eigen Godheid. Hij kwam naar ons, zondaars, om ons te verlossen van onze zonden en ons duidelijk te maken wie wij zijn (cf Gaudium et spes 22).  Deze reddende zending begon met zelfontlediging (in het Grieks: kenosis).
Probeer een ogenblik de nederigheid van de Verlosser te doorgronden, die Zichzelf ontledigt van Zijn goddelijke majesteit, en Zich onderwerpt aan Zijn nederig en verborgen leven vóór zijn openbaar dienstwerk. Toen de tijd van Zijn leven en van Zijn zending voltooid waren, gaf Hij Zichzelf opnieuw over, ontledigde Hij zich opnieuw tot het uit handen geven van Zijn eigen leven toe. Elk moment van Jezus’ aardse leven, elk woord en elke daad, zijn doortrokken van nederigheid. Dit is ons volmaakt voorbeeld ter navolging, een voorbeeld zo volmaakt dat het de kracht heeft ons te transformeren.
Op de 2e zondag van de Vasten presenteert de Kerk ons in het Evangelie de Gedaanteverandering van de Heer Christus Jezus waarin we Christus niet alleen zien in zijn verheerlijkte staat maar ook de toekomst waartoe we zijn geroepen. Vandaag, vol ijver en zorg dat de les van de Goede Week niet te moeilijk moge zijn herinnert zij ons opnieuw aan de zege van de Verrijzenis.
Kom, nu de Goede Week begint en het Triduum Sacrum wordt gevierd, met nederige zelfontlediging naar de heilzame sacramenten. Maak plaats voor Christus.
Onder dank gedeeltelijk geput uit F. John Zuhlsdorf WDTPRS, J.Pascher, Die Orationen des Missale Romanum Papst Paul VI. en L.Pristas, The Collects of the Roman Missals