vrijdag 18 december 2015

Lezing De HEER/ JHWH en zijn genade-jaar - 1

Gehouden op maandag 7 december 2015
Groot Seminarie De Tiltenberg

In het kader van de opening van het Jaar der Barmhartigheid. Op het hoogfeest van Maria Onbevlekte Ontvangenis is de heilige Deur van de Sint Pieterskerk te Rome ontsloten en aldus een begin gemaakt gemaakt met de viering van het Jubeljaar oftewel Heilig Jaar. 

Deel 1 de deur

“Deuren die opengaan” doet mij als gebruiker van de Nederlandse taal denken aan uitdrukkingen als: ‘met de deur in huis vallen’ of ‘voor een dichte deur staan’ wat zoveel betekent als: zonder plichtplegingen bij iemand binnenkomen of zonder omwegen iets ter sprake brengen, en:  niemand thuis treffen, je neus stoten. Of nog een ander gezegde: ‘met iemand niet door één deur kunnen gaan’, wat duidt op een kloof te groot om nog te overbruggen.  Maar meer roept “deuren die opengaan” bij mij het instituut op van de ‘Open Deur’  – aan de ouderen onder u welbekend – dat eertijds aan de Heilige Weg gevestigd was, niet zo ver van het Begijnhof in Amsterdam. De Heilige Weg werd in 1345 aangelegd om de toestromende pelgrims op een veilige manier naar de Kalverstraat te leiden waar zich het Mirakel van Amsterdam had afgespeeld. Niet zonder reden dus streken de Missionarissen van de H. Familie daar in 1944 neer met de veelzeggende term ‘Open Deur’ om christelijke zending te bedrijven, zeker, maar vooral toch om geloofsinformatie te verstrekken aan niet-katholieken. In 1987 bij de reconstructie van het terrein dat zich van de Heilige Weg uitstrekte tot aan de Munt waardoor onder andere het zwembad verdween en ook het eeuwenoude toegangspoortje van het Rasphuis, verhuisde de ‘Open Deur’ naar het Houten Huys op het Begijnhof alwaar het voor zover mij bekend nog steeds een eendere functie vervult.
Maar zoals u allen zult weten, is het begrip  ‘open deur’ een door en door bijbelse term, en u mag van mij dan ook verwachten dat ik zal trachten u de Schriftuurlijke achtergronden van deze deuren enigszins toe te lichten. Wanneer de apostel der heidenen de christenen in Korinte een brief schrijft vanuit Efeze in Klein-Azië, heeft hij het over “de deur die hier wijd openstaat voor mijn werk” (1 Korintiërs 16,9). En hij bevestigt dat nog eens in zijn tweede brief waarin hij zich gelukkig prijst over “de deur die de Heer voor mij geopend heeft” (2 Korintiërs 2,12), daarmee bedoelend dat de mensen in Klein-Azië en Griekenland openstaan voor zijn verkondiging van het evangelie. Een derde maal komt het aan de orde in het boek Handelingen. Wanneer Paulus van zijn missiereis terugkomt in Antiochië,  lezen we: “Daar aangekomen, riepen zij de gemeente bijeen en gaven verslag van alles wat God met hen gedaan had, en dat Hij ook voor de heidenen een deur des geloofs had geopend” (Handelingen 14,27).Dat woordje ook duidt erop dat het evangelie niet exclusief voorbehouden is aan zijn Joodse volksgenoten maar behalve voor hen ook bereikbaar zal zijn voor de niet-Joden. Het is in zijn brief aan de gelovigen te Kolosse dat hij het de vierde en laatste keer over de open deur heeft. In de gevangenis gezeten, waarschijnlijk te Efeze, vraagt hij hen te bidden dat “God een deur moge openen voor onze prediking om het geheim van Christus waarvoor ik boeien draag, te verkondigen; moge ik het juiste woord vinden om het kenbaar te maken” (Kolossenzen 4,3-4).

Dr. A. Jaakke pr.