donderdag 31 december 2015

Salve Sancta Parens II

Introitus - Salve Santa Parens I

Liturgie Horarum "Kerstmis: geboortedag van de Heer, geboortedag van de vrede"


Uit een preek van de heilige paus Leo de Grote († 461)

Te allen tijde kan de geboorte van onze Heer en Verlosser uit de Moedermaagd het voorwerp zijn van gelovige overweging. Elke dag kunnen wij ons hart verheffen om onze Schepper hulde te brengen, als wij tot Hem zuchten en smeken, als wij Hem jubelend loven, als wij het offer opdragen. Daarbij kunnen wij telkens weer de ogen van het geloof richten op de waarheid dat de Zoon van God, die als God van eeuwigheid geboren is uit de Vader, eveneens geboren is als mens. Toch is er geen enkele dag die ons méér herinnert aan deze geboorte dan de dag van heden.
Ook het daglicht, dat als nieuw gaat schijnen, doet ons denken aan de stralende luister van dit wonderbaar mysterie. Niet alleen herinneren wij het ons, maar het is alsof voor onze ogen opnieuw de engel Gabriël met de verbaasde Maria spreekt en zij van de heilige Geest ontvangt overeenkomstig haar uitzonderlijk geloof in de uitzonderlijke belofte.
Heden is immers de Schepper van de wereld geboren uit de Maagd. Hij die alle wezens heeft geschapen, is zoon geworden van zijn eigen schepsel. Heden is het Woord van God verschenen, bekleed met een lichaam. Wat nooit voor gewone ogen zichtbaar was, is zelfs tastbaar geworden voor mensenhanden. Heden hebben herders vernomen van engelen dat de Verlosser ter wereld is gekomen met lichaam en ziel, zoals wij. Heden is aan hen die over de kudden van de Heer zijn aangesteld, het voorbeeld van de verkondiging op voorhand gegeven. Want ook wij moeten met de hemelse heerschaar zeggen: ‘Eer aan God in den hoge en vrede op aarde aan de mensen die Hij liefheeft’ (Lc. 2, 14).
De geboortedag van de Heer is de geboortedag van de vrede. De Apostel zegt immers: ‘Hij is onze vrede, Hij die twee werelden één gemaakt heeft’ (Ef. 2, 14). Want, of wij nu jood waren of heiden, ‘door Hem hebben wij in één Geest toegang tot de Vader’ (Ef. 2, 18). Hij heeft, op de vooravond van zijn vrijwillig gekozen sterfdag, zijn leerlingen vooral op dit punt onderricht, toen Hij zei: ‘Vrede laat Ik u na, mijn vrede geef Ik u’ (Joh. 14, 27a). En opdat het bijzondere van zijn vrede niet achter deze algemene term verborgen zou blijven, voegde Hij hieraan toe: ‘Niet zoals de wereld die geeft, geef Ik hem u’ (Joh. 14, 27b). Dit wil zeggen: de wereld heeft haar eigen vormen van vriendschap en weet velen eensgezind te maken door een verkeerde liefde. De vrede echter die van boven komt en naar boven voert, vereist dat wij geen gemene zaak maken met hen die de wereld liefhebben, maar ons teweer stellen tegen al wat ons hindert. Zo zullen wij de gevaarlijke genoegens achter ons laten om op te gaan tot de ware vreugden, volgens het woord van de Heer: ‘Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn’ (Mt. 6, 21). Dit betekent: als gij de dingen van beneden lief hebt, zult ge diep wegzinken, maar als gij lief hebt wat boven is, zult ge het hoogste bereiken. Mogen wij daarheen, allen één van wil en gevoelens, eensgezind in geloof, hoop en liefde, geleid en gebracht worden door de Geest van vrede. ‘Allen immers die zich laten leiden door Gods Geest, zijn werkelijk kinderen van God’ (Rom. 8, 14).

31 december - Zevende dag Kerstoctaaf St. Silvester


In het jaar 314 tot bisschop van Rome gewijd, stond Silvester onder de regering van Constantijn de Grote aan het hoofd van de kerk, in een tijd dat het schisma van de Donatisten en de ketterij van de Arianen veel onheil stichtten. Hij stierf in 335 en werd in de catacombe van Priscilla aan de Via Salaria bijgezet.

Heer, help uw volk dat vertrouwt op de voorspraak van de heilige paus Silvester. Wij bidden U: laat ons onder uw leiding door dit leven gaan, totdat wij voor altijd gelukkig zijn bij U. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen.
Amen.

Introitus: Dum medium silentium

woensdag 30 december 2015

30 december Dum medium silentium…



Dum medium silentium…

Intredezang Misformulier (Boek Wijsheid 18,14-15)
Dum medium silentium tenerent omnia, et nox in suo cursumedium iter haberet, omnipotens sermo tuus, Domine, de cælis a regalibus sedibus venit.

Terwijl een diepe stilte de wereld omsloot en de nacht reeds half verstreken was, kwam uw almachtig Woord, Heer uit de hemel en daalde van zijn koningstroon af.

De Vader zond dit Woord op het einde der tijden. Hij wilde niet langer spreken door een profeet, noch wilde Hij dat hetgeen Hij bedekt meedeelde maar vaag begrepen zou worden, maar het was zijn plan dat zijn Woord zichtbaar zou verschijnen, opdat de wereld, door het Woord zelf te zien, zou worden gered. Wij weten dat dit Woord uit de Maagd een lichaam heeft aangenomen en de oude mens door de nieuwe ontvangenis in zich heeft opgenomen. Wij weten dat dit Woord mens geworden is uit onze stoffelijkheid; want als deze niet uit dezelfde mensheid was voortgekomen zou Hij ons tevergeefs bevolen hebben, Hem als onze Meester na te volgen.
Uit het Traktaat ”De weerlegging van alle ketterijen” van de H.Hippolytus, priester

De woorden van de introïtus van vandaag, zijn de woorden waarmee de auteur van het Boek van de Wijsheid Gods komst, zijn verschijnen en ingrijpen in de paasnacht van het Israëlitische volk schildert. De liturgie van vandaag en van de kersttijd past deze tekst toe op de Menswording van de Logos, die zijn koninklijke troon verlaat om ons te verlossen uit het Egypte van de zonde.
Woorden en melodie zijn van een verheven plechtigheid. Zij geven de geluidloze stilte weer die bij het mysterie past. God komt in deze wereld. Daarom moet de mens zwijgen. Maar niet alleen elk verstorend geluid moet zwijgen, maar ook elk gebed vanuit persoonlijke bekommernis en zorg, het aardse denken. De Logos van God is aanwezig, het Woord van de Vader vervult het heelal. Zijn oneindige boodschap  klinkt door tot de grenzen van de aarde – wij zwijgen en luisteren.             

dinsdag 29 december 2015

Liturgia Horarum 29 december Lezing van de dag


H. Bernardus:

In de Volheid van de tijd, kwam ook de volheid van de Godheid

Verschenen zijn de goedheid en de mensenliefde van God onze Heiland. Dank aan God, door wie onze troost zo overvloedig is in dit pelgrimsoord, in deze ballingschap, in deze ellende.
Voordat zijn menslievendheid verscheen, bleef zijn goedheid verborgen; toch was deze er al te voren, want ook de barmhartigheid Gods is van eeuwigheid.

Maar hoe kon die zo grote barmhartigheid erkend worden? Ze werd beloofd maar nog niet ondervonden; vandaar dat er door velen niet in werd geloofd. Immers, God sprak vele malen en op velerlei wijzen door de profeten, zeggend: Ik heb gedachten van vrede en niet van droefheid. Maar wat antwoordde de mens, die de droefheid gevoelde maar de vrede niet kende? Tot hoelang zegt ge nog: Vrede, vrede, en er is geen vrede? Daarom weenden de engelen des vredes bitter, zeggend: Heer, wie heeft onze prediking gehoord? Laten de mensen dan nu geloven en wel door het zelf te zien, want Uw getuigenissen zijn bovenmate geloofwaardig. Immers om zelfs niet voor het vertroebelde nog verborgen te blijven, sloeg Hij zijn tent op in de zon.

Ziehier de vrede, niet beloofd maar overgezonden, niet uitgesteld maar gegeven, niet voorspeld maar aangeboden. God de Vader zond als het ware een geldbeurs vol genade naar de aarde; een beurs, zeg ik, die opengescheurd moest worden in lijden om onze kostbare prijs, die erin verborgen zat, uit te storten; een beurs nu, die wel klein was maar boordevol. Want een Kind is ons gegeven, maar waarin de gehele volheid van de Godheid woont. Toen immers de volheid van de tijd gekomen was, kwam ook de volheid van de Godheid. Hij kwam in het vlees om zich zo aan de mensen te tonen, dat bij de verschijning van zijn eigen mensheid zijn goedheid zou worden erkend. Want waar de Mensheid van God zich openbaart, kan zijn menslievendheid niet langer verborgen blijven. Want waarin kon Hij beter zijn goedheid doen uitkomen dan door mijn vlees aan te nemen? Het mijne, zeg ik, niet het vlees van Adam voor zijn val.
Wat openbaart zozeer zijn barmhartigheid dan dat Hij de ellende zelf op zich neemt? Wat is zo vol liefde dan dat het woord Gods om ons tot iets nietigs (verdord gras) geworden is? Heer wat is de mens, dat Gij acht op hem slaat? of waarom stelt Gij zoveel belang in hem? Daarom moet de mens bedenken hoeveel zorg God voor hem heeft; daaruit kan hij opmaken, hoe hij over God moet denken of wat hij voor Hem moet gevoelen. Vraag God niet, o mens, waarom Gij dit of dat moet lijden, maar vraag Hem, wat Hijzelf voor u heeft geleden. Wat ge waard zijt in zijn ogen moogt ge opmaken uit datgene wat Hij voor u geworden is, zodat uit zijn Menswording zijn goedheid voor u moge blijken. Want naarmate Hij zich geringer heeft gemaakt in zijn Menswording des te groter toonde Hij zich in zijn goedheid; en naarmate Hij voor mij geringer is geworden, des te dierbaarder is Hij mij. Verschenen zijn, zegt de Apostel, de goedheid en de mensenliefde van God, onze Zaligmaker. Zeer openlijk en duidelijk hebben Gods goedheid en menslievendheid zich geopenbaard en Hij gaf ons een machtig teken van die goedheid door aan de mensheid de naam van God te laten toevoegen.

(Sermo 1 in Epiphania Domini, 1-2: PL 133, 141-143)

vrijdag 25 december 2015

Venite adoremus - Komt laten wij aanbidden


Gloria in excelsis Deo

Of the Father's Love Begotten - liedtekst uit 5e eeuw

Jezus malusieńki - Pools Kerstlied



Vertaling:
Baby Jesus is crying
In the cold He is weeping,
For the winter frosts are biting
Thro’ the hay which enfolds Him,
For the winter frosts are biting
Round His head as He’s lying.

No soft down for His head,
Only hay for His bed,
Tho’ His mother hugs and holds Him,
And the shepherds adore Him,
Yet the winter frosts are biting
As wise men by star are led.

donderdag 24 december 2015

Adeste fideles

Zalig Kerstfeest!


Quæ maior gratia Dei
nobis potuit illucescere,
quam ut,
habens unigenitum Filium,
faceret eum
hominis Filium,
atque ita vicissim
hominis filium
faceret Dei filium?
S. Augustinus

Welke grotere genade kon God voor ons doen oplichten dan dat Hij, die een Enige Zoon bezat, Hem tot zoon der mensen maakte, en aldus wederkerig het mensen-kind tot kind van God maakte?

H. Augustinus

Zalig Kerstfeest!


Kanunnikessen van het H. Graf

Priorij Thabor

Introitus - Dominus dixit ad me

O Come, O Come Emmanuel

Liturgia Horarum – Getijdengebed 24 december Sint Augustinus:




De Waarheid ontspruit aan de aarde en de gerechtigheid zag neer uit de hemel
Ontwaak, o mens: voor u is God mens geworden. Sta op, gij die slaapt, en verrijs uit de doden, en Christus zal u verlichten. Voor u, zeg ik, is God mens geworden.
Voor eeuwig zoudt ge dood zijn geweest, als Hij niet in de tijd geboren was. Nooit zoudt ge van het vlees van de zonden bevrijdt zijn, als Hij niet de gelijkheid met het vlees van de zonden had aangenomen. Een eeuwige ellende had u gevangen gehouden, als niet deze barmhartigheid was geschied. Ge zoudt niet herleefd zijn, als Hij zich niet verenigd had met uw dood. Ge zoudt bezweken zijn, als Hij niet had geholpen. Ge zoudt zijn omgekomen, als Hij niet gekomen was.
Laten we blij de komst vieren van ons heil en onze verlossing. Laten we de feestdag vieren, waarop de grote en eeuwige dag uit zijn grote en eeuwige dag kwam in deze onze zo korte en tijdelijke dag.
Deze Is onze gerechtigheid, onze heiliging en onze verlossing geworden: opdat, zoals er geschreven staat: Hij die roemt, roeme op de Heer.
De waarheid dus is uit de aarde ontsproten, Christus, die gezegd heeft: Ik ben de waarheid; die uit de Maagd geboren is.
En de gerechtigheid zag neer uit de hemel: omdat de mens, die in Hem gelooft, die geboren is, niet uit zichzelf maar door God is gerechtvaardigd.
De waarheid is uit de aarde ontsproten, omdat het Woord is vleesgeworden. En de gerechtigheid zag neer uit de hemel:  omdat elke goede gave, elk volmaakt geschenk van boven neerdaalt.
De waarheid is uit de aarde ontsproten, vlees uit Maria. En de gerechtigheid zag neer uit de hemel: omdat de mens niets kan ontvangen dan wat hem vanuit de hemel gegeven is.
Laten wij, nu we gerechtvaardigd zijn door het geloof, de vrede bewaren met God: omdat de gerechtigheid en de vrede elkaar hebben omhelsd. Door onze Heer Jezus Christus: omdat de Waarheid uit de aarde is ontsproten. Door Wie wij ook toegang gekregen hebben tot die genade, waarin wij vast zijn komen te staan: door Hem ook roemen wij in de hoop op de heerlijkheid Gods.  Hij zegt niet ‘op onze heerlijkheid’ maar ‘op de heerlijkheid Gods’: omdat de gerechtigheid niet uit ons voortkomt maar uit de hemel neerzag. Aldus wie roemt, roeme niet op zichzelf maar op de Heer.
Vandaar dat voor de Heer, die uit de Maagd geboren is, de lofzang van het engelenkoor weerklonk: Eer aan God in den hoge en op aarde vrede aan de mensen van goede wil.
Vanwaar is er op aarde vrede tenzij omdat de waarheid uit de aarde is ontsproten,  dat is omdat Christus in het vlees is geboren. En Hij is onze vrede, Hij die van de twee werelden er een gemaakt heeft: opdat we mensen zouden zijn van goede wil, liefdevol verenigd door de band van de eenheid.
Laten we ons dus in deze genade verheugen, opdat onze glorie gelegen zijn in het getuigenis van ons geweten: waar we niet op onszelf roemen, maar op de Heer. Vandaar toch is gezegd: Gij zijt mijn roem, die mijn hoofd verheft. Want welke grotere genade kon God voor ons oden oplichten dan dat Hij, die een Enige Zoon bezat, Hem tot zoon der mensen maakte en aldus wederkerig het mensenkind tot kind van God maakte?
Zoek de verdienste, zoek de oorzaak, zoek de gerechtigheid; en kijk of gij iets anders vindt dan genade.
(Sermo 185: PL 38, 997-999)

In Nativitate Domini




Ipse  est in humilitate nostra,
qui est in maiestate divina,
verus homo et verus Deus:
sempiternus in suis
temporalis in nostris;
unum cum Patre in substantia,
quæ numquam fuit minor Patre,
unum cum matre in corpore
quod creavit.
S. Leonis Magni, Sermo 25, 3 (PL 54, 209C)

Hij is [geboren] in onze nederige staat
Die is in goddelijke Majesteit,
waarlijk Mens en waarlijk God,
eeuwig in het zijne
tijdelijk in het onze;
één met de Vader in natuur,
die nooit minder was dan [die van] de Vader,
één met de Moeder naar het lichaam,
dat Hij in het leven riep.

24 december Martyrologium Romanum Anno a creatione mundi…



Anno a creatione mundi…

Na de Lauden vindt in sommige kapittels en kloosters de aankondiging van het kerstfeest met een bijzondere plechtigheid plaats. Ook in onze priorij begeven zich de cantrix die het Martyrologium draagt en twee kaarsendraagsters naar de lezenaar en zingt daar de lezing uit het Martyrologium op een eigen indrukwekkende toon, terwijl de aanwezigen blijven staan. Wanneer de naam “Bethlehem” weerklinkt, knielen allen op de grond tot aan het eind van de aankondiging.

ANNUNTIATIO NATIVITATIS DOMINI NOSTRI IESU CHRISTI.

OCTAVO KALENDAS IANUARII. LUNA DECIMA QUINTA.

              Anno a creatione mundi, quando in principio Deus creavit cælum et terram, quinquies millesimo centesimo nonagesimo nono; a diluvio autem, anno bis millesimo nongentesimo quinquagesimo septimo; a nativitate Abrahæ, anno bis millesimo quintodecimo; a Moyes et egressu populi Israel de Ægypto, anno millesimo quingentesimo decimo; ab unctione David in regem, anno millesimo trigesimo secundo; Hebdomada sexagesima quinta, iuxta Danielis prophetiam; Olympiade centesima nonagesima quarta; ab urbe Roma condita, anno septingentesimo quinquagesima secundo; anno Imperii Octaviani Augusti quadragesimo secundo, toto Orbe in pace composito, sexta mundi ætate, Iesus Christus, æternus Deus æternique Patris Filius, mundum volens adventu suo piissimo consecrare, de Spiritu Sancto conceptus, novemque post conceptionem decursis mensibus (hic vox elevatur et omnes genua flectunt), in Bethlehem Iudæ nascitur ex Maria Virgine factus Homo: NATIVITAS DOMINI NOSTRI IESU CHRISTI SECUNDUM CARNEM.

              In het jaar vijf duizend honderd negen en negentig na de schepping der wereld, toen God in het begin hemel en aarde schiep; het jaar twee duizend negen honderd zeven en vijftig na de zondvloed; twee duizend en vijftien jaar na de geboorte van Abraham; het jaar vijftien honderd en tien na Mozes en de Uittocht van het volk Israël uit Egypte; het duizend en twee en dertigste na David’s zalving tot koning; in de vijf en zestigste week van Daniël’s voorspelling; de honderd vier en negentigste Olympiade; het zeven honderd twee en vijftigste jaar na de stichting van de stad Rome; het twee en veertigste jaar van de keizerlijke regering van Octavianus Augustus, terwijl de gehele wereld in vrede was; in het zesde tijdvak der wereld, wordt Jezus Christus die van eeuwigheid God en Zoon van de eeuwige Vaders was, om de wereld door Zijn allergoedertierenste komst te heiligen, nadat Hij van de Heilige Geest ontvangen was en negen maanden na zijn ontvangenis verlopen waren, te Bethlehem van Juda uit de maagd Maria als Mens geboren: DE GEBOORTE VAN ONZE HEER JEZUS CHRISTUS NAAR HET VLEES.