vrijdag 23 augustus 2019

24 augustus Getijdengebed Op het feest van de H. Bartholomeus, apostel "Als ze de verrijzenis niet hadden gezien, zouden ze zoiets nooit hebben aangedurfd"

Liturgia Horarum – Getijdengebed
Op het feest van de H. Bartholomeus, apostel

H. Johannes Chrysostomus (Guldenmond), bisschop
Lezing uit de Homilieën op de Eerste Brief aan de Korinthiërs van de

Het zwakke van God is sterker dan de mensen

Door middel van ongeletterden heeft het kruis zijn kracht bewezen, ja zijn kracht bewezen aan heel de aarde; terwijl het kruis niet handelde over onbeduidende zaken, maar over God, de ware godsdienst, het evangelisch leven en het toekomstig oordeel, heeft het toch zelfs landlieden en ongeletterden allen tot filosofen gemaakt. Zie hoe het dwaze van God wijzer is dan de mensen, en hoe het zwakke sterker is.

Hoe dan sterker? Omdat het in heel de wereld is doorgedrongen en allen door zijn kracht overwon en omdat, terwijl ontelbaren de Naam van de Gekruiste trachtten uit te vagen, het tegenovergestelde gebeurde. De Naam bloeide op en groeide steeds meer aan. Maar zijn vijanden kwamen om en gingen hun ondergang tegemoet. En de levenden, die tegen de Gestorvene oorlog wilden voeren, vermochten niets. Daarom – als de Griek zegt, dat ik gestorven ben, toont hij wel zeer dwaas te zijn, wanneer ik, die door hem een dwaas wordt geacht, zal blijken wijzer te zijn dan de wijze; wanneer hij mij zwak noemt, toont hij zichzelf nog zwakker. Want wat door Gods genade tollenaars en vissers goed hebben kunnen volbrengen, dat hebben filosofen, alleenheersers, en om kort te zeggen, dat heeft die onnoemelijk grote wereld rondom zelfs niet kunnen vermoeden.

Dit overdenkend zei Paulus: Het zwakke van God is sterker dan alle mensen. Want daaruit blijkt duidelijk, wat de goddelijke prediking betekent. Vanwaar toch kon het in de geest opkomen bij die twaalf mannen om zulke grote dingen te ondernemen, terwijl zij zonder wetenschappelijke vorming waren en hun verblijf hadden op meren, rivieren en in de woestijn; en die misschien nooit in een stad of op een forum waren gekomen, om nu tegen heel een wereld slag te leveren? Want dat zij bang en kleinmoedig waren, toont hij, die over de apostelen geschreven heeft, wel aan, die hen niet ontzag en hun gebreken niet wilde goedpraten: wat toch wel het beste bewijs is voor de waarheid. Wat zegt hij dan over hen? Dat na de gevangenneming van Christus, na zijn ontelbare wonderen, de apostelen de vlucht namen en die ene, hun hoofd, Hem verloochende.

Hoe is het dan te verklaren, dat zij – die tijdens Christus’ leven niet tegen de aanvallen van de Joden bestand waren; toen Christus volgens uw mening na zijn dood en begrafenis niet verrezen zou zijn en Hij hun dus daarna niet had toegesproken en moed gegeven – zich tegen zo’n grote wereld teweer stelden? Hadden zij dan niet bij zichzelf moeten zeggen: ‘Wat is dat? Hij kan zichzelf niet redden, en Hij wil ons beschermen? Zal Hij, die zichzelf bij zijn leven niet kon helpen, ons nu helpen, terwijl Hij dood is? Hij zelf heeft bij zijn leven geen enkel volk aan zijn leer kunnen onderwerpen, en zullen wij dan, met zijn Naam op onze lippen, heel de wereld voor Hem winnen? Hoe zou het niet tegen het gezond verstand zijn, zoiets niet alleen te kunnen verwezenlijken, maar zelfs ook maar te bedenken?’ Daarom is het duidelijk dat als zij niet gezien hadden, dat Hij verrezen was en als zij niet zo’n groot bewijs van zijn macht zouden bezeten hebben, zij zo iets nooit hadden aangedurfd.

(Hom. 4, 3. 4: PG 61, 34-36)