zaterdag 8 augustus 2020

Collectegebed 19e zondag door het jaar - Door de Heilige Geest mogen wij U onze Vader noemen


Rembrandt Harmensz. van Rijn [1606-1669],
De verloren zoon (1668)
Missale Romanum 1970
Omnipotens sempiterne Deus, quem [docente Spiritu Sancto – toevoeging MR2002]
paterno nomine invocare præsumimus,
perfice in cordibus nostris spiritum adoptionis filiorum,
ut promissam hereditatem ingredi mereamur.

Altaarmissaal 1979
Almachtige, eeuwige God, U mogen wij onze Vader noemen.
Help ons als uw kinderen te leven
om eens het erfdeel te mogen ontvangen dat gij hebt beloofd.
Letterlijke vertaling

Almachtige eeuwige God,
die wij durven aanroepen met de naam ‘Vader’ [omdat de heilige Geest ons dit leert],
breng in onze harten de gezindheid tot stand die eigen is aan kinderen die aangenomen zijn, opdat wij het verdienen om het beloofde erfdeel  te aanvaarden.

L i t u r g i s c h e  a n t e c e d e n t e n
Het collectegebed van de 19e zondag per annum - door het jaar - of  “Openingsgebed”, kwam niet voor in de edities van het Missale Romanum vóór de Novus Ordo van 1970. Het heeft zijn wortels in het Sacramentarium van Bergamo (9e-eeuws manuscript in de Bibliotheek van S. Alessandro in Colonna in Bergamo) en is dus een oude tekst.
Het collectegebed van het Missale Romanum 2002  bevat een variant in de tekst ten opzichte van die van het MR 1970. In het MR 2002 is de ablativus absolutus “docente Spiritu Sancto” in de relatieve bijzin beginnend met quem ingelast.
S t r u c t u u r
1.      Omnipotens sempiterne Deus,
2.     Quem [docente spiritu sancto] paterno nomine invocare præsumimus,
3.     perfice in cordibus nostris spiritum adoptionis filiorum,
4.     ut promissam hereditatem ingredi mereamur.

1.      De oratie opent met een drievoudige vocativus waarmee God met twee bij uitstek goddelijke hoedanigheden wordt aangesproken: almachtig en eeuwig.
2.     Quem…præsumimus: relatieve bijzin die een toelichting geeft op het antecedent Deus
De aanvulling van de ablativus absolutus  [docente spiritu sancto in de editie 2002 van het Romeins Missaal benadrukt dat wij  niets op eigen kracht kunnen. We hebben de onderrichting (docente; participium praesentis activi< docere) van de Heilige Geest nodig. Door gebruik te maken van een tegenwoordig deelwoord wordt benadrukt dat de Heilige Geest nu, op het moment zelf van deze bede actief werkzaam is. Dat is wat de Heilige Geest is: actief present.
Paterno nomine staat in de ablativus singularis en drukt uit met welke naam de Heer wordt aangeroepen om te hulp te komen.
3.     hoofdzin in de imperatief en eigenlijke bede:
Perfice …spiritum adoptionis filiorum breng in onze harten de gezindheid tot stand die eigen is aan kinderen die aangenomen zijn;
Spiritum is hier als “gezindheid” vertaald (Wek de gezindheid van Jezus      Christus in             ons hart – Eucharistische Gebed V)): het besef moet nog groeien om ten volle te             kunnen begrijpen wat het inhoudt opgenomen te zijn als kinderen van de Vader.
               Filiorum: hier eerder vertaald als “van kinderen” dan “van zonen” volgens de                letterlijke betekenis. Afhankelijk van de context kunnen mannelijke                meervoudsvormen ook het vrouwelijke aspect bevatten, ofschoon het substantief hier                in het mannelijk staat.
4.     finale of consecutieve bijzin: zodat/opdat wij het verdienen om het beloofde erfdeel  te aanvaarden/binnen te gaan. Ut kan zowel ‘opdat’ als ‘zodat’ betekenen. Beide varianten zijn mogelijk.

B e k n o p t   v o c a b u l a r i u m
Paternus, a, um is een adjectief, een bijvoeglijk naamwoord, “vaderlijk”. Letterlijk  vertaald zou paternum nomenvaderlijke naam” zijn. Bij vertalingen van het Latijn naar het Nederlands moeten soms de adjectieven apart geplaatst worden en anders worden uitgedrukt, zoals we dat bijvoorbeeld moeten doen met de Latijnse term voor “zondag”: dies dominica of “Heer-lijke dag” welke term vertaald wordt met “Dag van de Heer”. Een zelfde combinatie kwamen we tegen in het collectegebed van de 15e zondag door het jaar: christiana professio dat men zou kunnen vertalen als “christelijk geloof”, maar in de context toch de betekenis heeft van “het belijden van Christus”. Eenzelfde probleem is te vinden in de Latijnse benaming van het Onze Vader: oratio dominica  met de letterlijke betekenis “het Heer-lijke gebed“ maar vertaald wordt met Gebed des Heren.
In het Nederlands is dus paternum nomen “de naam van de Vader”.
Cf. “Moederlijke zorg” of “de zorg van moeder”: beide vertaalmogelijkheden drukken de essentie van de bijvoeglijke bepaling uit en beide zijn juist. Voor welke variant gekozen wordt hangt af van de smaak van de vertaler.
Adiectiva (bijvoeglijke naamwoorden) en adverbia (bijwoorden) hebben meerdere vertaalmogelijkheden. Het enige doel van een adiectivum is om meer informatie te verschaffen bij een substantivum, het enige doel van een adverbium is om meer informatie te geven bij een verbum.
Invoco/ invocare – Onze woordenboeken vermelden de betekenissen “aanroepen, inroepen, smeken”, speciaal als getuigen of als helper. Er zit dus een element van aandrang, dringende noodzaak en nederigheid in het woord.
Praesumo geeft ons het de Nederlandse term en concept van “presumptie”. De grondbetekenis is “vooraf nemen, eerst nemen of van te voren . Het bijwoord en bijvoeglijk naamwoord prae – het voorvoegsel van prae-sumo betekent “voor, in aanwezigheid van, ten overstaan van, vooruit”.
In meer overdrachtelijke zin kan het betekenen “anticiperen”, in de zin van “zich vooraf een voorstelling maken” of met een morele nuance “veronderstellen, vooronderstellen, presumeren, houden voor, beschouwen als, aannemen als”. Er is zelfs een interessante betekenis “zich voornemen, vermoeden, zich verstouten, wagen, durven”, tegelijk met “vertrouwen, vertrouwen op, vol vertrouwen zijn, overtuigd zijn”. In de letterlijke vertaling is gekozen voor de betekenis “durven”: wij durven God als “Vader” aanroepen,  niet omdat we stoutmoedig of hoogmoedig zouden zijn, maar omdat de Geest ons daartoe aanzet.
C o m m e n t a a r
Tijdens de Heilige Mis durven wij als Kerk met vertrouwen aannemen dat door de woorden, de handelingen en de intenties van de gewijde priester het brood en de wijn worden geconsacreerd en dat deze wezenlijk veranderen in het Lichaam en het Bloed van de Tweede Persoon van de Drievuldigheid. We doen dit omdat Jezus ons gebood dit te doen, maar het is evenzeer een aangrijpende en troostende handeling. De priester legt de handen op echt heilige zaken, de heiligste zaken die er kunnen zijn: Christus’ Lichaam, Bloed, Ziel en Godheid. Wat kan er huiveringwekkender zijn?
Twee verzen van de grote Sacramentssequentie  Lauda Sion van Sint Thomas van Aquino (+1274) herinneren ons aan wat er op het spel staat is wanneer wij tot het Heilig Sacrament naderen voor de H.Communie:
Sub diversis speciebus,
Signis tantum, et non rebus,
Latent eximiæ.
Caro cibus, sanguis potus:
Manet tamen Christus totus
Sub utraque specie.

Onder tweeërlei gedaanten,
die slechts tekens zijn, geen wezen,
schuilt verheven werkelijkheid.
Vlees is spijs en bloed is drank,
maar onder iedere gedaante
blijft de Christus ongedeeld.

Sumunt boni, sumunt mali:
Sorte tamen inæquali,
Vitæ vel interitus.
Mors est malis, vita bonis:
Vide paris sumptionis
Quam sit dispar exitus.

Goeden eten, bozen eten:
maar hun lot is zeer verschillend:
leven of verdoemenis.
Dood en bozen, goeden ‘t leven:
beiden nuttigen hetzelfde,
maar bemerkt met welk verschil.
Het laatste deel herhaalt: “Mors est malis, vita bonis: / vide paris sumptionis / quam sit dispar  exitus.”
Eeuwige dood voor de bozen als zij de Communie onwaardig ontvangen. Eeuwig leven voor de goeden als zij de Communie goed ontvangen.
Zie hoe ongelijk  de verschillende bevindingen van dezelfde handeling van de Heilige Communie kan zijn.
Het is goed om bij de voorbereiding en tijdens de H.Mis te overdenken: ben ik in de juiste gesteldheid om de belofte van Christus en de Kerk, namelijk  zijn werkelijk Lichaam en Bloed te ontvangen? Durf ik de H. Communie te ontvangen?  Wanneer was mijn laatste goede biecht?
Onmiddellijk na het Eucharistische Gebed maar vóór het onbevreesd ontvangen van de Heilige Communie durven we (audemus) bidden met de woorden die dezelfde Zoon ons heeft geleerd. Bij de opwekking tot Gebed des Heren zegt de priester in het Latijn, "Aangespoord door een gebod van de Heer en door zijn goddelijk woord onderricht, durven (audemus) wij zeggen, “Pater noster.. onze Vader...”. Audeo is "wagen, aandurven", en hiermee een synoniem van praesumo. Jezus leerde ons God te zien als Vader op een volkomen nieuwe  manier. Christus bracht een revolutie teweeg in ons gebed. In onze kleinheid durven wij nu onze ogen op te heffen en het wagen te spreken tot God op een nieuwe wijze. We komen tot Hem als kinderen van een nieuw "kindschap".
Bij de bespreking van het collectegebed van de 3e zondag van Pasen kwam het begrip adoptio aan de orde dat betekent “iemand als zijn kind aannemen”. We vinden dit concept bij Sint Paulus: adoptionem filiorum Dei of “aanneming tot kinderen van God” in de Latijnse Vulgaat van Hieronymus  (cf. Rom 8,23; Gal 4,5; Eph 1,5).
We naderen God niet als bange slaven, maar zijn nu in staat de H. Communie met eerbiedig vertrouwen te ontvangen mits wij goed zijn voorbereid. God heeft zijn aandeel daarin.
Hij komt tot ons niet als een verre, onbekende God, maar als een Vader.
Wat God doet voor ons, is niet koud of onpersoonlijk. Het is een daad van liefde. Zelfs als God de Zoon ons zijn geboden geeft, beoogt Hij niet ons schrik aan te jagen of ons te verlammen. Dit was wel het effect bij sommigen die toen zij Christus’ onderricht hoorden over zijn vlees, Hem verlieten omdat hetgeen zij gehoord hadden te hard was (cf Jo 6). We hoeven geen angst te hebben, wel ontzag, eerbied en huiver.
Laten we, aangespoord en geïnstrueerd door God Zelf die ons onderricht met zijn goddelijke geboden goed voor ogen houden wie onze Vader is en wie wij, op grond van wie Hij is.
Wij zijn kinderen van een liefdevolle Vader. Hij staat op de uitkijk om ons vanuit zijn vaderlijk Hart naar zich toe te trekken.  Paus Johannes-Paulus II schreef bij de voorbereiding van de Kerk op het Derde Millennium-Jubileum:
"Als God op zoek gaat naar de mens, geschapen naar zijn eigen beeld en gelijkenis, doet Hij dit omdat Hij hem eeuwig bemint in het Woord, en wenst hem in Christus te verheffen tot de waardigheid van een aangenomen zoon" (Tertio millennio adveniente 6).
Als kinderen door God aangenomen bezitten wij waardigheid.
De  aanneming tot kinderen, door de Heilige Geest bewerkt, is niet een vage, vrijblijvende geste. Het is de vervulling van een eeuwige liefde en verlangen. Dit is een primaire en fundamentele dimensie van alles wat we als Katholieke Christenen zijn. Het is misschien wel om deze reden dat de Catechismus van de Katholieke Kerk op dit punt zo duidelijk spreekt over dit punt in de eerste alinea.
We weten echter door goddelijke Openbaring en het voortdurende onderricht van de Katholieke Kerk dat we bij het Doopsel méér zijn dan gerechtvaardigd: we zijn geheiligd. Gods genade is ons gegeven, ingestort in ons wezen zodat we echt zonen en dochters van de almachtige God worden, radicaal innerlijk veranderd, als ledematen van Christus’ eigen Mystieke Lichaam. Dus, wij delen ook in Christus’ kindschap/zoonschap. Het is bijna alsof God zijn eigen DNA van heiligheid in ons heeft uitgestort om ons tot de zijnen te maken op een wijze die veel verder gaat dan bij een wettelijke adoptie zou kunnen worden verwezenlijkt.  Deze transformatie verandert wie we zijn  onder onze individualiteit of waardigheid als persoon weg te nemen. We zijn de zijnen en allen één in Christus, en toch blijven wij onszelf. We zijn één geworden  in een nieuwe structuur van communio, inderdaad een nieuwe familie.
Door onze acties die in strijd zijn met deze waardigheid kunnen we deze aardse dimensie van onze bovennatuurlijke familie, onze Kerk, verstoren.
Wat is het een mysterie dat God, die over ons de machtige transformerende genaden, die we allemaal kennen en zeggen lief te hebben,  uitstort,  de vrijheid in onze handen laat om Hem af te wijzen en Zijn gaven te bagatelliseren of om Hem in alle vrijheid met hart en ziel lief te hebben en zijn H.Wil te volgen. Deze vrijheid, op zichzelf een gave, kan alleen maar  een geschenk zijn van de Vader aan de geliefde kinderen.