dinsdag 31 maart 2015

Ik heb Mij aan u gegeven, geeft gij u aan Mij


Dedi Me tibi, da te Mihi
Ik heb Mij aan u gegeven, geeft gij u aan Mij

Onder de naam Longinus ( van longa = lans) wordt in het Oosten voornamelijk de honderdman (centurio) vereerd, die terwijl hij de dood van de Heer aanschouwde en de tekens zag welke op dat uur plaats hadden, uitriep: “Waarlijk, deze mens was de Zoon van God”(Mc 15,39).
In het Westen echter wordt onder deze naam de soldaat vereerd, die “met een lans Jezus’zijde opende waarna er terstond water en bloed uit kwamen” (cf Jo 19,34).
Volgens de H. Gregorius van Nyssa [335-394] preekte Longinus het Evangelie in Cappadocië en zou daar ook gestorven zijn in de stad Cæsarea (Ep. XVII, 15).
Het “Calendarium Georgianum-Palæstiense“ uit de 10e eeuw getuigt van de eredienst van de H. Longinus in de Kerk van Jeruzalem.
In het Getijdenboek van Kuilenburg (Culemborg) (begin 16e eeuw) van de Reguliere Orde van het H.Graf staat het feest van de H. Longinus vermeld op 12 maart: de heiligen die een direct verband hadden met het lijden, Sterven, Begraven en Verrijzen van Christus zijn altijd vereerd in deze Orde.

Uit een homilie van de H. Bonaventura, bisschop
(Opuscula X. Vitis Mystica. Cap. 24 Opera Omnia 8, 188)

We moeten tot dat zeer nederig Hart van de allerhoogste Jezus gaan als het ware door de deur van de doorstoken zijde; waar zonder twijfel de onmetelijke schat van de meest begerenswaardige liefde verborgen ligt; daar wordt de godsvrucht gevoed; vandaar ook ontspringt de gave van tranen; daar worden de zachtmoedigheid en het geduld bij tegenslagen geleerd en medelijden bij kwellingen, daar wordt vooral een vermorzeld en vernederd hart gevonden.

Zulk een Hart verlangt naar uw omhelzingen, zulk een Hart kijkt uit naar u, opdat gij het omhelst; een bloedend Hoofd, waarin scherpe doornpunten steken, neigt zich naar u om u uit te nodigen tot een vredeskus, alsof het wil zeggen: Zie hoe vervormd Ik ben, hoe doorstoken, hoe geslacht, opdat Ik u kan leggen op mijn schouders; en opdat Ik u, mijn schaap, dat afgedwaald was, kan terugvoeren naar het paradijs van de hemelse weide.

Wil dan wederliefde schenken en medelijden hebben met Mijn wonden, en plaats Mij zo als gij Mij nu ziet, als een zegel op uw hart, als een zegel op uw armen, opdat gij in al de roerselen van uw hart, in al de werken van uw armen, zodanig aan Mij gelijk bevonden wordt, zoals gij Mij getekend ziet.

Ik had u gevormd naar het beeld van Mijn Godheid toen Ik u schiep; Ik ben gelijk geworden aan het beeld van uw nederige staat om u te herscheppen. Gij echter die het beeld van Mijn Godheid, bij uw schepping in uw ziel gedrukt, niet hebt bewaard, behoud tenminste het beeld van uw mensheid, het beeld dat Ik aannam bij uw herschepping; als gij het beeld niet vasthoudt zoals Ik u had geschapen, als gij niet begrijpt hoe grote talenten Ik u heb gegeven bij uw schepping, probeer dan tenminste te vatten hoeveel ellenden Ik bij het aannemen van uw mensheid wegens u heb aanvaard, bij het herscheppen van u, en hoe Ik u tot grotere geneugten vormde bij de omvorming tot de genade.
Immers daarom ben Ik mens geworden, zichtbaar, om door u gezien en bemind te worden, Ik die in Mijn Godheid onzichtbaar ben, en die onzichtbaar in zekere zin niet werd bemind.
Geef dus de prijs voor Mijn Menswording en Lijden, waarvoor Ik zowel Mens geworden ben als heb geleden. Ik heb Mij aan u gegeven, geef U aan Mij.

zondag 29 maart 2015

O crux benedicta - Ambrosiaanse ritus



Ambrosiaanse ritus:


De ambrosiaanse liturgie werd sinds vroegchristelijke tijden gevierd door de Kerk van Milaan. Haar naam wordt ontleend aan de heilige Ambrosius van Milaan (337-397), de beroemde bisschop  en vader van deze Kerk in de 4eeuw.

Uit het leven van de heilige Augustinus weten we dat deze door de preken van bisschip Ambrosius in Milaan zeer werd geboeid, aanvankelijk vooral door de vorm later ook door de inhoud.

In de paasnacht van 387 werd Augustinus samen met zijn zoon Adeodatus en zijn vriend Alypius door bisschop Ambrosius gedoopt.

De ambrosiaanse liturgie bestaat naast de Romeinse liturgie en wordt tot op de dag van vandaag gevierd. 

Zij omvat niet alleen eigen gebeden en eigen vieringen, maar ook een eigen muziektraditie. Tot deze laatste behoort de antifoon o Crux benedicta.

O Crux benedicta,
O gezegend Kruis,
quae sola fuisti digna,
dat alleen waardig is geweest
portare Regem coelorum et Dominum. 
de Koning en Heer der hemelen te dragen.

Alleluia.

Palmzondag Collectegebed - Maak plaats voor Christus!


Collectegebed Palmzondag

I n l e i d i n g
Met Palmzondag begint de Goede Week (Hebdomada sancta). Het Paastriduum (triduum van tres dies - de laatste drie dagen vóór Pasen) omvatte vroeger verplichte liturgische dagen waarop de mensen, vrijgesteld van slafelijk werk aan de liturgische vieringen die toen ’s morgens werden gehouden, konden deelnemen. In de 17e eeuw verviel deze verplichting onder invloed van de veranderende maatschappelijke en religieuze omstandigheden. Dit bracht mee dat de gelovigen het zicht op deze mooie liturgische plechtigheden verloren en deze over het algemeen nog slechts bekend waren bij priesters en religieuzen in de kloosters.
In 1951 begon paus Pius XII, teneinde een grotere bekendheid te geven aan het Paastriduum, met de restauratie van de liturgische plechtigheden en verordende dat de Paasvigilie in de avond diende te worden gevierd. In 1953 volgde de permissie dat op sommige dagen de H. Mis ‘s-avonds kon worden gevierd. Een nieuwe Ordo voor de Goede Week verscheen in 1955 en werd praktisch ingevoerd op 25 maart 1956. Toen kreeg ook de Zondag van de Goede Week de naam van “Tweede Passiezondag”, of Palmzondag. Van het koorgebed dienden Metten en Lauden (de zogenaamde “Tenebræ” – “Donkere Metten” ‘s morgens worden gezongen. De H. Mis van Witte Donderdag mocht niet eerder worden gevierd dan vanaf 17.00u en niet later dan 20.00u. Het argument was de deelname van de gelovigen aan al deze belangrijke liturgische vieringen te vergemakkelijken.
De voornaamste ceremonies van de Mis van Palmzondag zijn de wijding van de palmtakken (of olijftakken op andere plaatsen in de wereld, zoals in Rome) en een processie rond de kerk met plechtige intrede in de kerk. In het huidige Missale Romanum roept een interessante rubriek aangaande de processie de oude christelijke tijden op:
“Op een geschikte tijd komt men bijeen (vindt de “collecte” = verzameling plaats (collecta) in een bijkerk, kapel of op een andere geschikte plaats buiten de kerk waar men in processie naar toe zal gaan.” Hier is ons woord “collecta” gebruikt als term voor een verzameling van mensen.

De rubrieken zijn dus nuttig om het begrip “actieve deelname” te begrijpen:
“De priester richt zich tot de gelovigen om de betekenis van het feest uit te leggen waarmee de gelovigen worden uitgenodigd tot actieve en bewuste deelname (actuose et conscie participandam) aan de viering van deze dag”.
De woorden actief en bewust zijn zeer belangrijk.  Wanneer het Tweede Vaticaanse Concilie de term actuosa participatio of “actieve deelname gebruikt, bedoelde het voornamelijk inwendige deelname, de betrokkenheid van verstand, hart en wil. De concilievaders doelden niet primair op uitwendige deelname. Uitwendige deelname is immers het natuurlijke effect van inwendige deelname: wij proberen uitwendig uit te drukken wat wij inwendig ervaren. Hoewel de twee bewegingen elkaar beïnvloeden, heeft inwendige participatie logischerwijs prioriteit omdat deze verreweg belangrijker is.
Wanneer de priester bij het altaar is aangekomen bewierookt hij het en zegt onmiddellijk ter afsluiting van de processie het collectegebed.
C o l l e c t e g e b e d
Omnipotens sempiterne Deus, qui humano generi, ad imitandum humilitatis exemplum, Salvatorem nostrum carnem sumere, et crucem subire fecisti, concede propitius, ut et patientiæ ipsius habere documenta et resurrectionis consortia mereamur.

Almachtige eeuwige God, om aan de mensen een voorbeeld te geven van nederigheid hebt Gij gewild dat onze Verlosser mens werd zoals wij en de dood onderging aan het kruis. Geef dat wij ter harte nemen wat zijn lijden ons te zeggen heeft en deel hebben aan zijn verrijzenis.

L i t u r g i s c h e   a n t e c e d e n t e n   e n   v o c a b u l a r I u m

Bovenstaand collectegebed was opgenomen in oudere uitgaven van het Missale Romanum en daarvóór in het Sacramentarium Gelasianum (Vat. Reg. lat. 316 f. 329), 1e helft achtste eeuw. In het Gelasianum staat een extra dienstig et: Salvatorem nostrum et carnem sumere, et crucem subire. Wonderlijke alliteratie! De uitgever van het Gelasianum laat een komma achterwege, waardoor het fragment: qui humano generi ad imitandum… begrijpelijker wordt. Mogelijk heeft de tekst een vleugje van Sint Augustinus’ invloed meegekregen. In Brief 194.3 van Sint Augustinus komen de begrippen humilitatis en exemplum in een nauwe verbinding met documentum voor en in zijn Commentaar op Psalm 29 en 2.7 (Enarr. 29;2.7) staan de begrippen documentum en patientiæ in de nabijheid van exemplum. In de context van het Lijden zegt Augustinus: “Om die reden stond de Heer zelf, Rechter over levenden en doden, voor een menselijke rechter (Pilatus), om ons een uitgesproken les van nederigheid en geduld te geven (humilitatis et patientiæ documentum), niet als was Hij verslagen, maar om de soldaat een voorbeeld te geven hoe te strijden (pugnandi exemplum): …”

De vocabulaire van het collectegebed van vandaag is ongelooflijk complex. We kunnen nu maar enkele begrippen aanstippen.

De collecte geeft twee woorden voor “voorbeeld”: exemplumdocumenta. Deze woorden komen beide voor in talloze klassieke en patristische teksten. Onze nuttige toeverlaat Lewis & Short Dictionary meldt ons dat het substantief exemplum betekent: “voorbeeld ter navolging, monster, staal, proef(stuk), specimen, model, maatstaf, origineel, exempel” (letterlijk: van eximo, van emo: iets dat uit een menigte andere dingen van dezelfde soort is uitgekozen). Exemplum is een term uit de klassieke retorica (welsprekendheid), een begrip dat in de ontwikkeling van de christelijke doctrine gedurende het eerste millennium schering en inslag was.

Voor de kerkvaders, allen goed getraind in de rhetorica – hoe welkom is deze vaardigheid vandaag de dag niet! – duidde exemplum op een reeks van begrippen inclusief de mens als beeld van God, Christus als Leraar, en de inhoud van goddelijk geïnspireerde verkondiging.  In de Griekse en Romeinse rhetorica en filosofie, kon een exemplum auctoritas, “autoriteit” hebben: de overtuigende kracht van een argument. Wanneer we de collecta van vandaag beluisteren met klassieke oren, is exemplum niet slechts een “voorbeeld” dat navolgenswaardig is, maar het wijst op een gebeurtenis in het verleden met zo’n grote gezaghebbende kracht dat degene die deze navolgt, transformeert. In het collectegebed horen we spreken over humilitatis exemplum, het gezagvolle Model van nederigheid dat Christus is – Christus in actie, of beter Christus in zijn Passie, die omwille van ons Zijn lijden op Zich neemt.  
Dit voorbeeld wordt het fundamentele en gezaghebbend patroon van de christelijke ervaring: zelf-ontlediging in de Menswording en in de Passie die voert tot de Verrijzenis. Het begrip exemplum wordt later uitgebreid in de oratie met documenta. Documentum is dus een model voor navolging zoals exemplum maar heeft ook in sommige contexten ook de betekenis van “een proef”, dat is een concrete demonstratie dat hetgeen wordt beweerd waar is: een evidentie.
In dit geval is het een paradigma waarnaar wij ons eigen leven moeten vormen en modelleren. Maar dit patroon of model bezit zelf actueel de kracht om ons te modelleren. Christus transformeert, herschept ons, gedoopten, die zijn geschapen naar Zijn beeld en gelijkenis, naar zijn volmaakt exemplum en die Zijn exempla en documenta navolgen, Zijn woorden en daden.
In de volheid van de tijd heeft de Tweede Persoon van de H. Drieëenheid, God de Zoon, het eeuwige Woord, door Wie al het zichtbare en onzichtbare is gemaakt, door de wil van de Vader Zichzelf ontledigd van Zijn heerlijkheid en onze menselijke natuur aangenomen in een onverkorte vereniging met Zijn eigen Godheid. Hij kwam naar ons, zondaars, om ons te verlossen van onze zonden en ons duidelijk te maken wie wij zijn (cf Gaudium et spes 22).  Deze reddende zending begon met zelfontlediging (in het Grieks: kenosis).
Probeer een ogenblik de nederigheid van de Verlosser te doorgronden, die Zichzelf ontledigt van Zijn goddelijke majesteit, en Zich onderwerpt aan Zijn nederig en verborgen leven vóór zijn openbaar dienstwerk. Toen de tijd van Zijn leven en van Zijn zending voltooid was, gaf Hij Zichzelf opnieuw over, ontledigde Hij zich opnieuw tot het uit handen geven van Zijn eigen leven toe. Elk moment van Jezus’ aardse leven, elk woord en elke daad, zijn doortrokken van nederigheid. Dit is ons volmaakt voorbeeld ter navolging, een voorbeeld zo volmaakt dat het de kracht heeft ons te transformeren.
Kom, nu de Goede Week begint en het Triduum Sacrum wordt gevierd, met nederige zelfontlediging naar de heilzame sacramenten. Maak plaats voor Christus! 

(Onder dank ontleend aan F.Zuhlsdorf WDTPRS)

Naschrift: enkele opmerkingen over de tekst:
Consortium (van con-sors… hetzelfde lot/doel, dezelfde bestemming met iets of iemand anders delend) betekent in klassieke zin “gemeenschap van goederen” en “gemeenschap, gezelschap, deelgenootschap”.
Habere heeft uitgebreide betekenissen. De gewone betekenis is “hebben”, maar dit werkwoord duidt ook concepten aan als “houden, vasthouden, vastpakken, aanzien voor, beschouwen, houden voor” alsook “een bepaalde gesteltenis, gewoonte, bijzonderheid of karakteristiek bezittend”. Habere heeft feitelijk een dubbele functie met twee objecten, documenta en consortia hetgeen in de Nederlandse versie van het collectegebed niet wordt gepreciseerd. Meer letterlijk zou de vertaling kunnen luiden: (…) verleen in Uw goedheid dat wij waardig mogen zijn zowel de lessen van zijn geduld te ontvangen alsook deel te hebben aan Zijn verrijzenis.
Patientia komt van patior, “verdragen, ondergaan, lijden, verduren, dulden, gedogen”, en bevat alle connotaties alsook de betekenis van “geduld”. Hiervan is het woord Passie afgeleid.
Merk tenslotte op dat nostrum hoort bij Salvatorem en niet bij carnemcaro, carnis is vrouwelijk en de vorm had dan moeten zijn nostram carnem.

zaterdag 28 maart 2015

Dominica II Passionis seu in Palmis - Introitus

Saint Teresa of Avila - "A garden for the Lord"

Saint Teresa of Avila - A garden for the Lord

A beginner must look upon himself as making a garden, wherein our Lord may take His delight, but in a soil unfruitful, and abounding in weeds.

His Majesty roots up the weeds, and sets good plants in their place.

Let us take for granted that this is already done when a soul is determined to give itself to prayer, and has begun the practice of it.

We have then, as good gardeners, by the help of God to see that the plants grow, to water them carefully, that they may not die, but produce blossoms, which shall send forth much fragrance, refreshing to our Lord, so that He may come often for His pleasure into this garden, and delight Himself in the midst of these virtues.

woensdag 25 maart 2015

Ave Maria - Schubert (met tekst)



Ave Maria! Jungfrau mild,
Erhöre einer Jungfrau Flehen,
Aus diesem Felsen starr und wild
Soll mein Gebet zu dir hinwehen.
Wir schlafen sicher bis zum Morgen,
Ob Menschen noch so grausam sind.
O Jungfrau, sieh der Jungfrau Sorgen,
O Mutter, hör ein bittend Kind!
Ave Maria!

Ave Maria! Unbefleckt!
Wenn wir auf diesen Fels hinsinken
Zum Schlaf, und uns dein Schutz bedeckt
Wird weich der harte Fels uns dünken.
Du lächelst, Rosendüfte wehen
In dieser dumpfen Felsenkluft,
O Mutter, höre Kindes Flehen,
O Jungfrau, eine Jungfrau ruft!
Ave Maria!

Ave Maria! Reine gemacht!
Der Erde und der Luft Dämonen,
Von deines Auges Huld verjagt,
Sie können hier nicht bei uns wohnen,
Wir woll'n uns still dem Schicksal beugen,
Da uns dein heil'ger Trost anweht;
Der Jungfrau wolle hold dich neigen,
Dem Kind, das für den Vater fleht.
Ave Maria!

Responsorie "Missus est" - Gregoriaans



Responsorium Missus est

De woorden Missus est zijn ontleend aan de passage over de Annunciatie in het Evangelie van Lucas. De engel Gabriël werd van Godswege gezonden naar Nazareth, naar een maagd die verloofd was met Jozef, om haar de Blijde Boodschap te brengen. De maagd schrok, maar de engel zei haar: “Vrees niet, Maria, want gij hebt genade gevonden bij God. Gij zult zwanger worden en een zoon ter wereld brengen; Hij zal Zoon van de Allerhoogste worden genoemd en de Heer zal Hem de troon van zijn vader David geven en Hij in eeuwigheid heersen over het huis van Jakob.

De Schola Gregoriana van Milaan geeft een schitterende uitvoering onder leiding van Giovanni Vianini.

"The whole world awaits Mary's reply" - Saint Bernard


From a homily In Praise of the Virgin Mother by Saint Bernard, abbot
(Hom. 4:8-9; Opera omnia, Edit Cisterc 4. [1966], 53-54)
The whole world awaits Mary's reply

 You have heard, O Virgin, that you will conceive and bear a son; you have heard that it will not be by man but by the Holy Spirit. The angel awaits an answer; it is time for him to return to God who sent him. We too are waiting, O Lady, for your word of compassion; the sentence of condemnation weighs heavily upon us.
The price of our salvation is offered to you. We shall be set free at once if you consent. In the eternal Word of God we all came to be, and behold, we die. In your brief response we are to be remade in order to be recalled to life.
Tearful Adam with his sorrowing family begs this of you, O loving Virgin, in their exile from Paradise. Abraham begs it, David begs it. All the other holy patriarchs, your ancestors, ask it of you, as they dwell in the country of the shadow of death. This is what the whole earth waits for, prostrate at your feet. It is right in doing so, for on your word depends comfort for the wretched, ransom for the captive, freedom for the condemned, indeed, salvation for all the sons of Adam, the whole of your race.
Answer quickly, O Virgin. Reply in haste to the angel, or rather through the angel to the Lord. Answer with a word, receive the Word of God. Speak your own word, conceive the divine Word. Breathe a passing word, embrace the eternal Word.

 Why do you delay, why are you afraid? Believe, give praise, and receive. Let humility be bold, let modesty be confident. This is no time for virginal simplicity to forget prudence. In this matter alone, O prudent Virgin, do not fear to be presumptuous. Though modest silence is pleasing, dutiful speech is now more necessary. Open your heart to faith, O blessed Virgin, your lips to praise, your womb to the Creator. See, the desired of all nations is at your door, knocking to enter. If he should pass by because of your delay, in sorrow you would begin to seek him afresh, the One whom your soul loves. Arise, hasten, open. Arise in faith, hasten in devotion, open in praise and thanksgiving. Behold the handmaid of the Lord, she says, be it done to me according to your word. 

25 maart Maria Boodschap - "Hoe zal dat geschieden?"


“Hoe zal dat geschieden” vragen ook wij ons af met de woorden die de Maagd Maria tot de Engel richtte. En zij, de Moeder van Christus en van de Kerk, geeft ons het antwoord: door haar voorbeeld van totale beschikbaarheid voor de Wil van God – “mij geschiede naar uw woord” (Luk 1,38) – leert zij ons “Epiphanie” van de Heer te zijn, doordat wij ons hart openen voor de kracht van de genade en aan het woord van de Zoon Gods, die het licht van de wereld en het einddoel van de geschiedenis is, trouw te blijven”.

Paus Benedictus XVI, Preek in de Sint Pieter, 6.1.2006)

zaterdag 21 maart 2015

Collectegebed zondag 5 van de Veertigdagentijd Zijn liefde leeft en werkt in ons


Collectegebed zondag 5 van de Veertigdagentijd
Zijn liefde leeft en werkt in ons

Quæsumus, Domine, Deus noster, ut in illa caritate, qua Fílius tuus diligens mundum morti se tradidit, inveniamur ipsi, te opitulante, alacriter ambulantes.

Heer onze God, uit liefde tot de wereld heeft uw Zoon zich aan de dood overgeleverd. Wij bidden U: geef ons uw hulp om, naar zijn voorbeeld, blijmoedig een leven van liefde te leiden.

L i t u r g i s c h e  a n t e c e d e n t e n

Het collectegebed van vandaag kwam niet voor in de vorige edities van het Romeinse Missaal. Het is afkomstig uit het Liber Mozarabicus Sacramentorum, f.706. (De Mozarabische liturgie was ook de bron voor het collectegebed van de 2e zondag van de Veertigdagentijd en voor de Vastenhymne Attende Domine et miserere). De Mozarabische ritus die teruggaat tot op de 6e eeuw, is de tweede best gedocumenteerde Latijnse katholieke ritus voor wat betreft overgeleverde handschriften. In 1085 werd deze ritus afgeschaft behalve in een zestal parochies in Spanje. In 1500 werd een Mozarabisch Missaal uitgegeven waarin een aantal elementen uit de Romeinse ritus was opgenomen en dat vervolgens werd goedgekeurd door paus Julius II (+1513). Franciscus kardinaal Ximenez de Cisneros (+1517) richtte in Toledo een kapel en een college van 13 priesters op, wier taak het zou zijn de Mozarabische ritus te handhaven zelfs na de hervormingen van het Concilie van Trente en het opleggen van de Romeinse ritus. Een nieuwe editie van het Missale Hispano-Mozarabicum werd gepubliceerd in 1991; paus Johannes-Paulus II celebreerde de H.Mis volgens dit Missaal in de jaren 1992 en 2000.

De 5e zondag van de Veertigdagentijd werd traditioneel Passiezondag genoemd maar sinds de Novus Ordo draagt Palmzondag ook die naam, zodat de aanduiding 1e en 2e Passiezondag het onderscheid duidelijk moet maken. Met de 5e zondag begon de “Passietijd”. Deze zondag werd ook Iudica-zondag genoemd naar het beginwoord van de Introitus (Ps 42,1) en soms – maar niet in onze traditie – Repus, een afkorting van repositus (analoog begrip voor absconditus of “verborgen”) omdat vanaf deze liturgische dag tot het einde van de viering van de Passie van de Heer op Goede Vrijdag de kruisen en beelden in de kerken met paarse of rode doeken worden bedekt.  Het is als het ware een “reduceren” van de liturgie, de Kerk ondergaat een liturgische dood vóór het Paasfeest.
Het is een bijzondere gewaarwording, wanneer men vóór de 1e Vespers van deze zondag het koor betreedt en de kruisen met paarse doeken ziet bedekt en alle ornamenten uit kapel en kloostergangen zijn verwijderd nadat eerder bij het begin van de Vasten de muziek, de bloemen en het Alleluia reeds uit de liturgie waren verdwenen.
Na de Eucharistieviering in de avond van Witte Donderdag wordt het H.Sacrament naar een andere plaats overgebracht, het altaar wordt ontbloot, de klokken zwijgen vanaf het Gloria en de altaarschellen rinkelen niet langer maar worden vervangen door houten kleppers. Goede Vrijdag is een a-liturgische dag en bij het begin van de Paaswake zijn we zelfs beroofd van het licht! Deze liturgische dood van de Kerk geeft aan hoe Christus zichzelf van zijn heerlijkheid ontledigde om ons te verlossen van onze zonden en om ons te leren wie wij zijn. Als wij met hart en ziel ons kunnen invoegen in de liturgie van de Kerk waarin deze sacrale mysteries worden geactualiseerd en gevierd, delen we door onze actieve ontvankelijkheid in de verlossende mysteries van het Lijden, de Dood en de Verrijzenis van Christus maar heeft dit delen ook diep ernstige consequenties voor ons eigen leven en dood. De actieve ontvankelijkheid steunt op de genade van ons Doopsel en de gewone staat van genade.

I n h o u d
“Ambulate in dilectione, sicut et Christus dilexit nos et tradidit semetipsum pro nobis oblationem” -  Leid een leven van liefde naar het voorbeeld van Christus die ons heeft bemind en zich voor ons heeft overgeleverd als offergave (Ef 5,2).
Met deze aansporing en tegelijkertijd vermaning uit de Brief aan de Efeziërs hangt het collectegebed van deze zondag samen. Het “blijmoedig een leven van liefde leiden” in de Nederlandse vertaling is niets anders dan waarop de oratie doelt als zij zegt “ut in illa caritate…..inveniamur ipsi”, dat wij zelf in die liefde worden bevonden, dat is, dat wij zelf deze liefde beoefenen. “Die liefde” is de liefde “waarmee Christus ons heeft bemind en zich voor ons heeft overgegeven”, “die liefde waarmee de Zoon de wereld heeft bemind en zich aan de dood heeft overgeleverd”. Het gebed verklaart verder waarin deze liefde zich manifesteert: “te opitulante, alacriter ambulantes” – om met uw hulp blijmoedig een leven van liefde te leiden.
Het woord opitulante in de constructie van een ablativus absolutus trekt onmiddellijk de aandacht. Opitulari is een deponens, een deponent werkwoord (in passieve vorm met actieve betekenis), dat “bijstaan, hulp verlenen, helpen, te hulp komen” betekent.  Alacriter is het bijwoord van alacer, en betekent “levendig, fris, monter, geestdriftig, vurig”.  Afgeleid van alacer heeft het een element van blijheid, opgewektheid, vrolijkheid. Tradere betekent “overdragen, overhandigen, overgeven, overleveren”. Op het werkwoord quæsumus – in dit collectegebed prominent vooraan – komen we een andere keer terug.
Er zijn parallellen tussen de collectegebeden van de Veertigdagentijd en die van de Advent. We zien thema’s van beweging, van een pelgrimstocht. Wij gaan inderdaad op naar een groot feest van de Kerk, maar belangrijker is dat we ons definitief op weg begeven naar de mysteries welke de oraties voor ons actueel ontvouwen.
Als we een blik slaan op de commentaren van de H. Augustinus van Hippo (+430), zijn wij als gedoopten die het Mystieke Lichaam van Christus vormen, de Kerk, met de Heer, het hoofd van de Kerk,  onderweg  naar Jeruzalem: het Jeruzalem van ons eigen lijden en het nieuwe Jeruzalem van onze verrijzenis. Christus legde deze tocht zó af dat wij deze ook kunnen maken en kunnen worden verlost. In de liturgie is de ene en de gehele mystieke Christus onderweg, met name gedurende de Veertigdagentijd. Elk jaar legt Christus in ons die weg van zijn Lijden af, en wij leggen in Hem de weg af die in liturgisch kader uitgezet is door onze heilige Moeder de Kerk en haar gewijde bedienaren. Wij moeten onszelf met hart, geest en wil verenigen met de mysteries die worden uitgedrukt in de liturgie.
“Toen de dagen van zijn verheffing hun vervulling tegemoet gingen, aanvaardde Hij vastbesloten de reis naar Jeruzalem” (Lc 9,51).
Ons lijden, onze weg naar Jeruzalem ligt in ons gewetensonderzoek en in een goede biecht, in onze werken van zelfversterving en van barmhartigheid.
Met het vertalen van het element in het collectegebed “te opitulante” met “geef ons uw hulp…” kunnen we op het terrein komen van de Pelagiaanse discussie. De Latijnse collectegebeden vermijden zelfs alles wat maar kan zwemen naar het Pelagianisme (1) als het gaat om Gods “hulp”. In het collectegebed van vandaag lezen we  (letterlijk): dat wij zelf in die liefde waarmee uw Zoon uit liefde tot de wereld zich aan de dood heeft overgeleverd, mogen worden bevonden”. In het Latijn spreken we over caritas, naastenliefde, offerliefde welke van de kant van God met betrekking tot ons vrije genadegaven zijn. Caritas is de theologische deugd die ons in staat stelt God vanwege Hem zelf te beminnen en onze naasten zoals onszelf. De Nederlandse vertaling van het collectegebed wil dat wij “naar zijn voorbeeld” een leven van liefde leiden. De “sensus catholicus” gaat echter verder. Zeker, Christus en zijn liefde zijn ons volmaakt “voorbeeld”. Maar de Latijnse versie  verbindt ons veel intiemer met die liefde, en wel in die mate dat Gods “hulp” actueel er in voorziet dat wij alles wat we doen in een diepe eenheid met Christus’ eigen liefde doen. Wij zijn zozeer één met Hem dat wij in onze liefde als Christus worden. Zijn liefde leeft en werkt in en door ons. Zij is de onze en wij zijn de zijne. Dat is meer dan een voorbeeld ter navolging of een steuntje in de rug Christus zelf is in ons werkzaam.
Onze krijgsdienst en discipline als milites Christi (“strijders van Christus) gaan veel verder dan het goede voorbeeld. De eerste eigen prefatie voor deze liturgische tijd wijst op het belang van meer toeleg op het bidden, van grotere aandacht voor de liefde tot de naaste en grotere trouw aan de sacramenten om in die gesteldheid met vreugde en een zuiver hart naar het Paasfeest op te gaan. Vooral heilzaam in dit kader is de volledige, actieve en bewuste deelname aan het de liturgie met name aan het mysterie van de H. Mis en de H. Biecht.
(1)
Het Pelagianisme, onder andere bitter bevochten door de H. Augustinus van Hippo in de 4e en 5e eeuw, was een ketters geloof dat stelde dat de erfzonde de menselijke natuur niet had verwond en dat onze wil in staat is het goede of kwade te kiezen zonder de hulp van Gods genade. Daarnaast geloofde hij wel dat Gods genade bij elke goede daad hielp. Pelagius geloofde niet dat de gehele mensheid schuldig in de zin van Adam was. Hij vond dat Adam de mensheid door zijn slechte voorbeeld had veroordeeld, en dat Christus' goede voorbeeld de mensheid een weg naar de verlossing bood, door het offer en door de opvoeding van de wil, maar dat de mensheid zelf volledig de verantwoordelijkheid droeg voor zijn redding.

(Tekst voor het grootste deel onder dank ontleend aan  Father Zuhlsdorf,WDTPRS)

"Laat deze kelk dan aan Mij voorbijgaan"


Toen de Zoon van God tijdens zijn doodsstrijd in de Hof van Olijven zei “Vader, als het mogelijk is, laat deze kelk dan aan Mij voorbijgaan” (Mt 26,39), deed Hij de stem van onze natuur weerklinken, en sprak Hij in naam van de menselijke zwakheid en angst, opdat door alles wat Hij zou gaan verduren, ons geduld gesterkt en onze vrees verdreven zou worden. En nadat Hij dit gevraagd had, bood Hij als het ware zijn verontschuldigingen aan voor de vrees van onze zwakheid, waarin wij niet langer mochten voortleven en gaf Hij de voorrang aan een ander gevoelen met de woorden: “Maar niet zoals Ik wil, maar zoals Gij wilt” (ib.) en vervolgens: “Vader, als het niet mogelijk is dat die beker voorbijgaat zonder dat Ik hem drink; dat dan uw wil geschiede” (Mt 26,42).
Dit woord van het Hoofd, voortkomend uit zijn kracht, is het heil van het gehele Lichaam: dit woord heeft alle gelovigen onderricht, alle belijders ontvlamd, alle martelaren gekroond. Want wie zou de haat van de wereld, wie zou de storm van de bekoringen, wie zou de verschrikkingen van de vervolgers kunnen overwinnen,  als Christus niet in allen en voor allen tot de Vader had gezegd en nog altijd zegt:  “Uw wil geschiede”.
Laten alle kinderen van de Kerk, die voor een hoge prijs zijn vrijgekocht en die uit louter genade gerechtvaardigd zijn, zich dit woord eigen maken en dit machtig gebed als bescherming gebruiken wanneer een hevige bekoring hen overvalt, opdat zij de vrees mogen overwinnen en kracht mogen ontvangen om het lijden te verduren.

(Uit paus Leo de Grote, Sermo 7 over het Lijden van de Heer)

vrijdag 20 maart 2015

"Miserere, miserere" - Gregoriaans



Dit gezang behoort tot de Mozarabische traditie - bij de bespreking van het collectegebed van komende zondag, de 5e zondag van de Veertigdagentijd daarover meer – en betreft de gezongen Preces (smeekbeden) voor het einde van de dag. In de vorm van een litanie vraagt de biddende God om vergeving voor de begane fouten en smeekt God om barmhartigheid.

Miserere, miserere, miserere illi Deus.
Ontferm U, ontferm U, God,
Christe redemptor, veniam ei concede.
Christus, Verlosser, schenk vergiffenis.

Qui exaudis obsecrantes, et gementes te precantes.
Gij, die hen die tot U roepen, zuchten en bidden, verhoort,
Christe redemptor, veniam ei concede.
Christus, Verlosser, schenk vergiffenis.

Parce nostris iam delictis, fove vultu pietatis.
Verschoon onze misdaden, verwarm ons met uw liefdevolle blik,
Christe redemptor, veniam ei concede.
Christus, Verlosser, schenk vergiffenis.

Qui exspectas penitentes, et peccata deplorantes.
Gij die uitziet naar hen die hun zonden berouwen en betreuren,
Christe redemptor, veniam ei concede.
Christus, Verlosser, schenk vergiffenis.

Sacerdotum audi preces, aures tuas implorantes.
Aanhoor de gebeden van de priesters die U smeken ye luisteren
redemptor, veniam ei concede.
Christus, Verlosser, schenk vergiffenis.

Fratres mei et sorores pro me sitis oratores.
Dat mijn broeders en zusters voor mij bidden,
Christe redemptor, veniam ei concede.
Christus, Verlosser, schenk vergiffenis.

V/.
Pulvi iacet caro mea, non resonat lingua mea.
Mijn lichaam ligt teneer in het stof, geen klank komt uit mijn keel.
R/. Christe redemptor, veniam ei concede.
Christus, Verlosser, schenk vergiffenis.

(Opmerking: de datieven “illi” en “ei” zijn niet vertaald)

donderdag 19 maart 2015

"Te, Joseph, celebrent agmina caelitum" (chant)



Te, Ioseph, celebrent agmina caelitum,
te cuncti resonent Christianum chori,
qui, clarus meritis, iunctus es inclitae,
casto foedere Virgini.

Almo cum tumidam germine coniugem
admirans dubio tangeris anxius,
afflatu superi Flaminis, Angelus
conceptum puerum docet.

Tu natum Dominum stringis, ad exteras
Aegypti profugum tu sequeris plagas;
amissum Solymis quaeris et invenis,
miscens gaudia fletibus.

Electos reliquos mors pia consecrat
palmamque emeritos gloria suscipit;
tu vivens, Superis par, frueris Deo,
mira sorte beatior.

Nobis, summa Trias, parce precantibus;
da Ioseph meritis sidera scandere,
ut tandem liceat nos tibi perpetim
gratum promere canticum.

Amen.

woensdag 18 maart 2015

St. Augustine - "Work while it is day"


St. Augustine

Work while it is day

We read in the psalm: ‘My sorrow is always before me.’ What sorrow? Brethren, let me speak plainly: we sorrow over our misfortunes, but do we consider why they have happened? A man who suffers loss is more likely to say, ‘I did not deserve it,’ than to remember what he did deserve. To mourn the loss of money more than that of righteousness. If you have sinned mourn over the treasury of your heart. Your purse is empty – perhaps your soul is even emptier. God forbid that we should be sorrowful over our pains. Let us regret the wound, not the medicine that heals it, for misfortune is the cure for sin.

"Ieder die Mij belijdt voor de mensen, zal ook Ik belijden voor mijn Vader"


"Het was iets van ons dat Hij ontzield in het graf werd gelegd, maar ook dat hij op de derde dag verrees en tot boven alle hemelen opsteeg om te zitten aan de rechterhand van de Majesteit van zijn Vader: opdat – als wij voortgaan op de weg van zijn geboden en er ons niet voor schamen te erkennen, wat hij in zijn lichamelijke vernedering voor ons betaald heeft – ook wij verheven mogen worden tot de deelname in zijn glorie: omdat openlijk in vervulling zal gaan wat Hij voorzegd heeft: Ieder die Mij belijdt voor de mensen, zal ook Ik belijden voor mijn Vader, die in de hemelen is”. 
(Leo Magnus, Sermo 15, De passione Domini, 4: PL 54, 367)

dinsdag 17 maart 2015

Saint Teresa of Avila -"Keep close to the Lord"

St Teresa of Avila:

Keep close to the Lord

Let us return to consider our vocal prayer, in order to pray intelligently, and in such a way that, without our understanding how, God may give us all the rest.

As you are alone, seek for some companion – and where could you find a better one than the Master Who taught you the prayer you are about to say?

Picture this same Lord beside you. See how lovingly, how humbly He is teaching you – believe me, you should never be without so good a Friend.

If you accustom yourselves to draw Him near you, and He sees that you love to have Him and make every effort to please Him, you will be unable, so to speak, to send Him away.

He will never fail you, but will help you in all your troubles and you will find Him everywhere.

Do you think it is a small thing to have such a Friend at your side?

Bericht van de restauratie







maandag 16 maart 2015

St. Augustine - "Lift up your hearts"

St. Augustine - Lift up your hearts

It is foolish to deceive oneself: look into your hearts and acknowledge how often useless thoughts get in the way of your prayer. You want to praise God but you cannot find anything that will restrain your wandering thoughts, so that in all your prayers there is scarcely one that is really prayer.

Only remember that God is gentle and mild and bears with our wandering and waits for us to pray in such a way that he may perfect it. When he gives us that prayer he accepts it and does not remember how badly we have prayed before. If you were before a judge and in the middle of your speech you started gossiping with a friend, what would happen? Yet God puts up with prayers that are interrupted by other thoughts.

When you read, he speaks to you; when you pray, you speak to him.

If this is so, brethren, must we despair, thinking that punishment awaits anyone whose mind wanders at his prayer? No; let us say: ‘Rejoice the soul of thy servant, for to thee O Lord I lift up my soul.’ How shall I lift it up? As much as I can with the strength you give me; as much as I am able to keep hold of my wandering thoughts. Because you are mild and gentle you do not cast me off; strengthen me and I shall stand firm, and until then bear with me.

(S. Augustini Enarr. in psalmum 85,7)

zondag 15 maart 2015

Nos autem gloriari oportet - deze tekst kan niet vaak genoeg worden herhaald



De hieronder aangehaalde en vertaalde tekst is ook van de Introitus van Witte Donderdag maar plaatsen we hier ook alvast omdat deze tekst voor ons allen centraal staat niet alleen in de veertigdagentijd maar altijd. Deze tekst kan niet vaak genoeg worden herhaald.

Collectegebed zondag 4 van de Veertigdagentijd 2 - "ad ventura sollemnia valeat festinare"

Collectegebed zondag 4 van de Veertigdagentijd 2

Deus, qui per Verbum tuum humani generis reconcilationem mirabiliter operaris,
præsta, quæsumus,
ut populus christianus prompta devotione et alacri fide
ad ventura sollemnia valeat festinare.

God, die door uw Woord op wonderbare wijze de verzoening van het menselijke geslacht bewerkt,
verleen, vragen wij [U],
dat het christenvolk in staat is zich met bereidwillige devotie en blijmoedig geloof
te haasten naar de komende plechtigheden.

Betreffende stijl en vocabularium van dit collectegebed het volgende:

1. de werkwoorden operáris en festináre hebben klankrijm (binnenrijm) en sluiten met eenzelfde ritme beide zinnen af.

2. de oratie bevat twee termen voor het begrip “mensen” : genus humanum en populus christianus; het eerste begrip is een algemene benaming voor een totaliteit, het tweede begrip is een onderdeel van die totaliteit en een specifieke categorie.

3. Sollemnia is het onzijdige meervoud van het adjectief solemnis dat jaarlijks betekent, dat wat vastgesteld is voor ieder jaar. In religieuze contexten blijkt het te betekenen:  "religieus, feestelijk". Als substantief is het "een religieuze of plechtige ritus, ceremonie, feest, offer, plechtige spelen, een festival, plechtigheid". Sollemne, het onzijdige zelfstandig naamwoord, betekent ook "gebruik, gewoonte, toepassing". In wettelijke teksten kan het "formaliteit" betekenen. In latere, christelijk Latijnse woorden verwant aan sollemnis, kreeg het de betekenis van de “viering van de Eucharistie”. 
Alacer betekent "levendig, kwiek, fris, actief;  blij, gelukkig, vrolijk". Promptus, a, um komt van het werkwoord promo. Promptus betekent "aan het licht gekomen, tentoongesteld" en door uitbreiding "voor de hand, d.i. voorbereid, klaar, vlug, onmiddellijk, genegen of gebracht tot wat dan ook."
 
Het collectegebed bevat een prachtige samengaan van alacer fides en prompta devotione ... "levendig, blijmoedig geloof" en "bereidwillige devotie".
Wij weten dat fides, "geloof" kan verwijzen naar de bovennatuurlijke deugd, die aan ons in het Doopsel is gegeven en eveneens naar de inhoud van wat wij geloven: b.v. “depositum fidei”, het geloofsgoed, of “regula fidei” , de regel van het geloof, de geloofsregel.
Deze inhoud betreft zowel de dingen die wij kunnen leren en met liefde in herinnering brengen, doch veel belangrijker zijn de goddelijke Persoon, die wij moeten leren kennen in onze overwegingen en door het beter leren kennen vuriger beminnen.

“Kennis moet voorafgaan aan liefde” zegt de H. Catharina van Siena. “Pas wanneer een ziel de liefde bereikt heeft, kan ze de waarheid beginnen te volgen en er zich mee kleden. Er bestaat geen betere manier, waarop een schepsel de smaak van de waarheid kan proeven en haar licht in haar volheid zien dan door nederig en onafgebroken gebed, dat gestut is op de zelfkennis en de kennis over God. Het gebed dat op de hierboven beschreven manier wordt beoefend, verenigt de ziel, die in de voetstappen van de gekruisigde Christus treedt, met God”.

Er is een geloof waardoor wij geloven, de deugdzaamheid, die God ons geeft, én een geloof waarin wij geloven, de inhoud van het geloof.
Aan de andere kant, terwijl fides een bovennatuurlijke deugd is, is devotio een "actieve" deugd volgens Sint Thomas van Aquino in de Summa Theologica. De Engelachtige Doctor schreef: "De innerlijke of menselijke oorzaak van devotie is beschouwing of meditatie. Devotie is een daad van de wil waardoor een mens zichzelf prompt aan de dienst van God geeft. Iedere wilsakte komt voort uit een of andere overweging van het intellect, aangezien het voorwerp van de wil een gekend goed is; of, zoals Sint Augustinus zegt, het willen komt voort uit het begrijpen. Derhalve is meditatie de oorzaak van devotie aangezien de mens door meditatie  het idee verwekt zichzelf aan de dienst van God te geven" (STh II-II 82,3).

De Franse predikant Louis Bourdaloue, jezuïet (1632-1704) formuleerde devotie vooral als "een devotie tot de plicht". Wat wij vóór alles moeten doen, met inbegrip van onze "devoties", is de geboden van God onderhouden en trouw blijven aan de plichten van onze levensstaat. Er is een wisselwerking tussen onze devoties en onze devotie.
 
Ieder van ons heeft een staat in het leven, een door God gegeven roeping, die wij verplicht zijn te volgen. Wij moeten gehecht zijn aan die staat in het leven, en de plichten die deze hier en nu meebrengt. Dat "hier en nu" is belangrijk. Wij moeten ons niet instellen op de staat, die wij eens gehad hebben, of die we wensen te hebben, of gehad zouden hebben, of eens zouden hebben: dit zijn onwerkelijke en misleidende fantasieën, die ons afleiden van de werkelijkheid en de Wil van God. Indien wij werkelijk toegewijd zijn (in de zin van de actieve deugd) onze plichten van staat te vervullen zoals die hier en nu werkelijk is, dan zal God ons elke actuele genade geven die wij nodig hebben om onze roeping te vervullen. 
 
Waarom kunnen wij er moedig op vertrouwen dat God ons helpt? Indien wij de plichten van onze levensstaat vervullen, vervullen wij ook onze eigen rol in zijn grote plan, zijn opzet van nog vóór de schepping van het universum. God zal ons daarom zeker helpen. En als wij toegewijd zijn aan onze staat zoals die werkelijk is, dan kan God ons ook leiden naar een nieuwe zending wanneer en als dat zijn wil voor ons is. 
 
Getrouw aan wat wij hier en nu moeten doen, willen wij openstaan voor iets dat God ons later wil laten doen. Dit hechten aan de werkelijkheid en de zin van plichtsgetrouwe gehoorzaamheid door de actieve deugd devotio is een noodzakelijk deel van gods-dienst in overeenstemming met de Bijbelse principes in 1 Jo 2,3-5: 
"En hieraan weten we, dat we Hem kennen: wanneer wij zijn geboden onderhouden. Wie zegt: Ik ken Hem, maar zijn geboden niet onderhoudt, is een leugenaar, en in hem is de waarheid niet. Maar wie zijn woord onderhoudt, in hem is waarlijk de volmaakte liefde tot God; hieraan erkennen we, dat we in Hem zijn. Wie beweert in Hem te blijven, moet wandelen, zoals Hij heeft gewandeld."
 

(Grotendeels ontleend van en met dank aan F. Zuhlsdorf WDTPRS)

zaterdag 14 maart 2015

Collectegebed zondag 4 van de Veertigdagentijd - met grote toewijding en levendig geloof voorbereiden op het komende paasfeest.


Collectegebed zondag 4 van de Veertigdagentijd

Deus, qui per Verbum tuum humani generis reconcilationem mirabiliter operaris,
præsta, quæsumus,
ut populus christianus prompta devotione et alacri fide
ad ventura sollemnia valeat festinare.

God, door uw Woord brengt Gij op wonderbare wijze de verzoening van alle mensen met U tot stand.
Geef dat uw volk zich met grote toewijding en levendig geloof
voorbereidt op het komende paasfeest.

Meer letterlijke vertaling
God, die door uw Woord op wonderbare wijze de verzoening van het menselijke geslacht bewerkt,
verleen, vragen wij [U],
dat het christenvolk in staat is zich met prompte toewijding en blijmoedig geloof
te haasten naar de komende plechtigheden.

L i t u r g i s c h e  a n t e c e d e n t e n

Het collectegebed is een nieuwe compositie voor het postconciliaire Romeinse Missaal: alleen de anaklese van God met de betrekkelijke bijzin tot en met het “præsta, quæsumus” is afkomstig uit het Gelasianum Vetus en andere codices (1) en wordt aangevuld met een gedeelte van een preek van de H. Paus Leo de Grote (+ 461).

B i j b e l s e  c o n t e x t

Col 1,19-20
Quia in ipso complacuit omnem plenitudinem habitare et per eum reconciliare omnia in ipsum, pacificans per sanguinem crucis eius, sive quæ in terris sive quæ in cælis sunt.

Want in Hem heeft de ganse Volheid van God willen wonen, en door Hem alles met Zich willen verzoenen - alles, wat op aarde is en in de hemel - nadat Hij vrede had gebracht door het Bloed van zijn Kruis.

Col 1, 22
Nunc autem reconciliavit in corpore carnis eius per mortem exhibere vos sanctos et immaculatos et irreprehensibiles coram ipso.

Ook u heeft Hij thans in zijn vleselijk Lichaam verzoend door de dood, om u heilig en vlekkeloos voor zijn aanschijn te doen staan.

Rom 5,10-11
Si enim cum inimici essemus reconciliati sumus Deo per mortem Filii eius, multo magis reconciliati salvi erimus in vita ipsius; non solum autem, sed et gloriamur in Deo per Dominum nostrum Iesum Christum, per quem nunc reconciliationem accepimus.

Want zo we met God zijn verzoend door de Dóód van zijn Zoon, toen we nog vijanden waren, hoeveel te meer zullen we gered worden door het Léven, nu we met Hem zijn verzoend. En dit niet alleen; maar we roemen zelfs in God door onze Heer Jezus Christus, door wie we thans de verzoening hebben verworven.

G e t u i g e n i s s e n  v a n  d e  V a d e r s

Fulgentius Ruspensis, Tractatus De fide ad Petrum (Cap. 22. 62: CCL 91A, 726.750)
Iste iitur est, qui in se uno totum exhibuit quod esse necessarium ad redemptionis nostræ sciebat effectum, idem scilicet sacerdos et sacrificium, idem Deus et templum; sacerdos, per quem sumus reconciliati; sacrificium, quo reconciliati; templum, in quo reconciliati; Deus, cui reconciliati. Solus tamen sacerdos, sacrificium et templum, quia hæc omnia Deus secundum formam servi; non autem solus Deus, quia hoc cum Patre et Spíritu Sancto secundum formam Dei.


Deze is het, die in zich alleen alles uitvoerde, wat Hij wist dat nodig was voor de voltooiing van onze verlossing; Hij was namelijk tegelijk Priester en Offer, God en Tempel: Priester, door wie wij zijn verzoend; Offer, waardoor wij zijn verzoend; Tempel, waarin wij zijn verzoend, en God met Wie wij zijn verzoend. Hij alleen was: de Priester, het Offer en de Tempel: dit alles was God in de gestalte van een dienstknecht; maar God was Hij niet alleen, want God was Hij met de Vader en de Heilige Geest.

Origines, Ex Homiliis in Leviticum, Hom. 9, 5. 10: PG 12, 515.523
Si ergo considerem verum pontificem meum, Dominum Iesum Christum, quomodo, in carne quidem positus, per totum annum erat cum populo, annum illum de quo ipse dicit: Evangelizare pauperibus misit me, et vocare annum Dómini acceptum, et diem remissionis, adverte quomodo semel in anno isto, in die repropitiationis intrat in sancta sanctorum, hoc est, cum impleta dispensatione penetrat cælos, et intrat ad Patrem, ut eum propitium humano generi faciat, et exoret pro omnibus credentibus in se.
Hanc repropitiationem eius, qua hominibus repropítiat Patrem, sciens Ioannes apostolus, dicit: Hæc dico, filioli, ut non peccemus. Quod et si peccaverimus, advocatum habemus apud Patrem, Iesum Christum, iustum, et ipse est repropitiatio pro peccatis nostris.
Sed et Paulus similiter de hac repropitiatione commemorat, cum dicit de Christo: Quem posuit Deus propitiationem in sanguine ipsius per fidem. Igitur dies propitiationis manet nobis usquequo finem mundus accipiat.

Als ik dan mijn ware Hogepriester aanschouw, de Heer Jezus Christus, in het vlees verschenen, geheel het jaar door bij het volk, in dát jaar namelijk waarvan Hij zelf zegt: Hij heeft Mij gezonden om aan de armen de Blijde Boodschap te brengen, en een genadejaar af te kondigen van de Heer en de dag der vergiffenis, bemerk dan, dat Hij eenmaal in dat jaar, op de dag van de Verzoening, in het Heilige der Heiligen binnentrad, dat wil zeggen, wanneer Hij, na de vervulling van zijn zending, de hemelen binnenging naar de Vader, om Hem te verzoenen met het menselijk geslacht, en daar te bidden voor allen die in Hem geloven.
In het bewustzijn van deze zijn Verzoening, waarmee Hij de Vader met de mensen verzoent, schrijft de apostel Johannes: Kinderen, dit schrijf ik u, opdat gij niet zoudt zondigen. En mocht iemand zondigen, dan hebben wij een voorspreker bij de Vader, Jezus Christus, de rechtvaardige. En Hij is de verzoening voor onze zonden. Maar ook Paulus spreekt in diezelfde zin over de verzoening als hij van Christus zegt: Die God als verzoening heeft gesteld in zijn Bloed door het geloof. Dus blijft die dag der verzoening voor ons tot de wereld een einde neemt.

Maximus, Epistola11: PG 91,454-455
(...) divinum Dei ac Patris Verbum (quinimmo, primum illud solumque infinítæ bonitatis insigne), nulla verborum vi explicabili demissionis modo, inque rem nostram inclinationis, nobíscum per carnem versari dignatum est; illa tum operatum, tum passum ac locutum quibus decebat nos, cum inimici ac hostes essemus, Deo et Patri reconciliari; ac qui extranei a beata vita facti eramus, ad eam rursus revocari.

(...) Het goddelijk Woord van de Vader heeft (ja, als eerste en enige teken van de oneindige goedheid) zich verwaardigd met ons in menselijke gedaante om te gaan op een wijze van zelfvernedering en neerbuiging naar ons, die met geen woorden is te beschrijven; toen heeft Hij dát gedaan, dát geleden en gepreekt, waardoor Hij ons, toen wij zijn vijanden waren, met God de Vader moest verzoenen; om ons, die van het gelukzalige leven waren buitengesloten, daarheen terug te voeren.

Gregorius Nazianzenus, Oratio 45,23-24: PG 36, 645-655
Si Joseph Arimathæus sis, ab eo, qui cruci affixit, corpus pete; tuum fiat mundi piaculum

Zijt gij een Joseph van Arimathea, vraag dan om het Lichaam aan hem, die Het aan het kruis sloeg: het verzoeningsmiddel voor de wereld worde uw bezit.

Isaac Abbas, Sermo 42: PL 194, 1832

Iustus in seipso, et iustificans seipsum ipse. Solus Salvator, solus salvatus; qui in corpore suo super lignum pertulit, quod de corpore suo per aquam abstulit. Iterum per lignum et aquam salvatus, Agnus Dei, qui tollit, quæ pertulit, peccata mundi, sacerdos et sacrificium, et Deus qui, se sibi offerens, se per se sibi, sicut Patri et Spiritui Sancto, reconciliavit.

Hij [Christus] is rechtvaardig in zichzelf en rechtvaardigt zichzelf. Hij alleen is de Verlosser, alleen de verloste: Die in zijn lichaam op het kruis als last tot het einde heeft gedragen, wat Hij door het water van de Doop van zijn lichaam heeft afgewassen. Hij maakt zalig zowel door het kruis als door het water. Het Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, die Hij gedragen heeft. priester en offerande, en God, zichzelf aan zichzelf opdragend, die Zich door Zichzelf heeft verzoend met Zichzelf, alsook met de Vader en de Heilige Geest.

I n h o u d

Het collectegebed roemt God vanwege zijn wonderbaarlijk verzoeningswerk. Hij bewerkt dit door zijn Woord, en deze goddelijke zorg voor de mensen is geenszins afgesloten. Zoals immers de tegenwoordige tijd van het werkwoord “operaris” laat zien, duurt deze in het heden nog voort: “Pater meus usque modo operatur et ego operor” – “Tot op de dag van vandaag is mijn Vader voortdurend aan het werk, en houd ook Ik niet op met werken”(Jo 5,17).

Het is wellicht geen toeval, dat hier niet van de Zoon van God, maar van Hem als het Woord wordt gesproken. Want daarmee wordt de relatie gelegd met de Proloog van het Evangelie van Sint Jan, waar staat geschreven: “Omnia per ipsum facta sunt, et sine ipso est nihil, quod factum est” – “Alles is door Hem geworden en zonder Hem is niets geworden van wat geworden is” (Jo 1,3). Ook de Brief aan de Hebreeën verwijst naar het Woord, de Zoon van God “die alles in stand houdt door zijn machtig woord”( Hebr 1,3b).
“Zijn Mensheid immers was, in vereniging met de Persoon van het Woord, het instrument van ons heil. Daarom is in Christus de volmaakte verzoening voor ons herstel tot stand gekomen en werd ons de volheid geschonken van de goddelijke eredienst” (Sacrosanctum Concilium, nr.5).


Hetgeen de oratie roemt als werk van God door het Woord, de volledige schuldvereffening tot onze verzoening (2) is niets minder dan een tweede schepping. Dat Hij de menselijke natuur wonderbaarlijk heeft geschapen en op nog wonderbaarlijker wijze heeft hersteld, is immers een in de liturgie geliefde gedachte: vgl. de oratie van het Lezingenofficie en de Dagmis van Kerstmis:
Deus, qui humanæ substantiæ dignitatem et mirabiliter condidisti et mirabilius reformasti, (...) Liturgia Horarum editio altera 1985, dl. 1 [LH1], p. 350,356. (God, op wonderbare wijze hebt Gij de mens geschapen en op nog wonderlijker wijze in zijn waardigheid hersteld)

Op de vraag waarom God de eerste mens niet verhinderd heeft te zondigen geeft de heilige Leo de Grote als antwoord: “Door de onuitsprekelijke genade van Christus hebben wij een groter goed ontvangen dan dat wij door de afgunst van de demon verloren hadden” (Sermo 73,4). En de heilige Thomas van Aquino zegt: “Niets verzet zich ertegen dat de menselijke natuur na de zonde tot een hoger doel bestemd is. God laat immers toe dat er kwaad geschiedt om er een groter goed uit te doen ontstaan. Vandaar wordt in Rom 5,20 gezegd: ‘Waar de zonde heeft gewoekerd, werd de genade mateloos’ terwijl de Kerk in het Exsultet uitroept: ‘O gelukkige schuld, waaraan wij een zodanige en zo’n grote Verlosser danken!’ ” (S. Th. 3,1,3 ad 3) (3).

Terwijl het wonderbaarlijk herstel in de Kersttijd op de Menswording wordt teruggevoerd, komt de liturgie met het motief van “de nieuwe schepping” in de Boetetijd vóór Pasen, wanneer het Paasmysterie van de Dood en de Verrijzenis van Christus wordt gevierd.
Pascha”, ”overgang”, dat wil zeggen dat Goede Vrijdag en Pasen de beslissende dagen zijn.
Om deelachtig te worden aan het genadewerk van God door het Woord, past het de gelovigen zich te haasten naar de “komende plechtigheden”. Daarbij moeten een prompte toewijding en een blijmoedig, levendig geloof aan hun voeten vleugels geven.

In het jaar C leest men op deze zondag 2 Kor 5,17‑21. Paulus schrijft hier grandioze zinnen over de verzoening, die God door Christus bewerkt. Ook deze passage is een passend commentaar bij de openingszin van het collectegebed van deze zondag. Ook hier is de uitwerking van de verzoening de nieuwe schepping: “Zo is dus wie in Christus is, een nieuwe schepping: het oude is voorbij, het nieuwe is al gekomen”(5,17).


Het werk van verzoening door Christus eenmaal op het Kruis door het Offer van zijn Lichaam en Bloed tot stand gebracht, wordt door de Kerk - Christus= woord: Doet dit tot mijn gedachtenis indachtig - in het H. Misoffer voortgezet zoals het Gebed over de Gaven van deze zondag getuigt. De gaven die God blijmoedig worden aangeboden zijn niet enkel brood en wijn, maar remedium sempiternum - het eeuwige heilsmiddel: het Lichaam en Bloed van Jezus Christus.

De inhoud van het tweede gedeelte van de oratie, de eigenlijke bede in de finale bijzin: dat de christenen in staat mogen zijn zich met prompte toewijding en blijmoedig geloof naar de komende plechtigheden te haasten, komt overeen met de liturgische plaats van de oratie op zondag Lætare, de 4e zondag van de Vasten, half-vasten. De eerste woorden van de Introitus Lætáre, Jerúsalem geven de stemming van deze dag weer en heel de liturgie spreekt van blijdschap. De Kerk nodigt uit tot een ogenblik verpozing met de opwekking om met prompte bereidwilligheid en blijmoedig geloof naar Pasen te snellen. Op te merken is dat in de 3e eeuw te Rome het strenge vasten eerst nu moest beginnen. 
Een vergelijkbare verpozing met eveneens een vreugdevolle aansporing bevat de oratie Deus, qui conspicis populum tuum op zondag Gaudete, 3e zondag van de Advent. 

(1)    Vat. reg. lat. 316; 1e helft 8e eeuw. Uitg. C. Mohlberg 1960 en E. Moeller, J.M. Clément en  B. Coppieters ’t Wallant, Corpus Orationum III, D, pars altera, Turnhout 1993, nr. 1998
(2)    Cf Sacram. Veronense (Leonianum). Uitg. C. Mohlberg, Rome, 1956, n.1265, p.162

(3)    KKK 412