zaterdag 14 augustus 2021

Ook op Maria Tenhemelopneming zingen we de Maria-antifoon “Ave Regina cælorum” - Wees gegroet, Koningin der Hemelen


Het “Ave, Regina caelorum” is een van de vijf Maria-antifonen die in de Getijden worden gezongen ter afsluiting van de Completen.

Tekst
Ave, Regina cælorum,
ave, Domina angelorum,
salve, radix, salve, porta
ex qua mundo lux est orta.

Gaude, Virgo gloriosa,
super omnes speciosa;
vale, o valde decora
et pro nobis Christum exora.

Vertaling

Wees gegroet, Gij, Koningin der Hemelen,
Wees gegroet, Gij, Meesteres der Engelen,
heil U, wortel, heil U, poort
waaruit het Licht der wereld is opgegaan.

Verheug U, roemrijke Maagd,
boven allen liefelijk;
wees gegroet, Gij, wonderschone,
en wees onze voorspraak bij Christus.

Oorsprong

Deze mariale slotantifoon komt men evenals het “Alma Redemptoris Mater” voor het eerst tegen in een 12e-eeuws  liturgisch handschrift, namelijk een antifonarium van het klooster St. Maur-des Fossés in Parijs. Het “Ave Regina cælorum” diende als antifoon bij de Noon op het feest van Maria ten Hemelopneming, Dit oorspronkelijk liturgisch gebruik kwam goed overeen met de inhoud. De samensteller is onbekend. Toch wordt deze antifoon, evenals het “Alma Redemptoris Mater”, vaak toegeschreven aan de Reichenauer monnik Herman Contractus. Tekst en melodie ondergingen tot de 15e eeuw weinig veranderingen. In de negende tot dertiende eeuw waren antifoonschrijvers en –zangers niet gauw geneigd dergelijke teksten te verbeteren en of muzikaal te interpreteren. Antifonen waren religieuze vormen, gebeden van het meest verheven type, die moesten worden gebeden. Vanaf de vijftiende eeuw kreeg de tekst van het “Ave Regina cælorum” een grotere verscheidenheid van muzikale interpretatie. In de periode na de Reformatie begon men Maria meer en meer te prijzen als verheven Koningin van grote schoonheid en waardigheid.
Voorbeelden zijn composities van Leonel Power (†1445), Guillaume Dufay (†1474), Tomas Luis de Victoria (1548-1611); ook Franz Joseph Haydn (1732-1809) componeerde een krachtige setting van het “Ave Regina cælorum”

Plaats in het kerkelijk jaar

De antifoon maakt deel uit van de officiële liturgie van de Romeinse ritus. Het “Ave Regina Caelorum” wordt na de Completen gezongen bij voorkeur tussen Maria Lichtmis en de woensdag in de Goede Week. Men vermoedt dat het lichtmotief in de vierde regel “ex qua mundo lux est orta” de uiterlijke reden is geweest om deze antifoon voor het feest van Maria Lichtmis te bestemmen en de daarop volgende weken tot Pasen.

De andere drie voornaamste Maria-antifonen worden volgens liturgisch gebruik in andere perioden gezongen:
“Alma Redemptoris Mater”, vanaf de eerste zondag van de Advent tot Maria Lichtmis
“Regina Cæli” besluit de Completen in de Paastijd
“Salve Regina” tussen Drievuldigheidszondag en het hoogfeest van Christus Koning.

Het gebruik na de Completen met een groet aan Maria de dag te besluiten gaat terug tot de 11e-12e eeuw toen onder invloed van de opbloei van de Christus- en Mariedevotie enkele nieuwe orden zoals die van de Karthuizers, Dominicanen, Carmelieten, Camalduenzen en Cisterciensers een mariale “kleur” aan hun spiritualiteit gaven.

De regeling van bovengenoemde liturgische periodes voor de vier Maria-antifonen werd vastgelegd in het posttridentijnse Romeinse Brevier van Pius V (1568) en bleef gelden tot aan de liturgische hervorming van Vaticanum II.

Sindsdien is men “vrij” om na de Completen bovenstaande Maria-antifonen (ook het “Sub tuum praesidium”) te zingen, behalve in de Paastijd wanneer het Regina Caeli verplicht is.
Terzijde zij opgemerkt dat de antifoon “Sub tuum praesidium” afwijkt van de vier andere antifonen die gekoppeld zijn aan de dagsluiting. Het thema van de Boodschap van de Engel Gabriel aan Maria ontbreekt namelijk in deze antifoon.

Theologische bemerkingen

De antifoon kan men in twee delen splitsen. Ieder deel heeft twee verzen met klankrijm. Ondanks het feit dat het “Ave Regina Cælorum” in de ernstige Veertigdagentijd gezongen wordt, begroet men Maria met woorden waarin vreugde en vertrouwen op haar voorspraak doorklinken. Maria is “koningin”, “meesteres”, “wortel” en “poort”. Deze woorden herinneren aan de oude Akathistos-hymne  van de Oosters Orthodoxe Kerk met de bijbehorende Bijbelse verwijzingen. De woorden waarmee Maria wordt begroet nemen toe in intensiteit, hetgeen in de Nederlandse taal onvoldoende tot uitdrukking kan worden gebracht: “ave”, “salve”, “gaude”, “vale”. In deze begroetingsvormen ziet men een verhoging van intensiteit en eerbied.

Wat over Maria wordt gezegd, wordt gezegd in relatie tot Christus. Hij is de Koning. Maria weerspiegelt zijn koningschap. Door haar volledige dienstbaarheid aan Gods Wil en haar geloof, mag zij delen in zijn koningschap:  zowel in het koningschap tijdens zijn doodsstrijd op aarde wanneer zij onder het kruis staat, als in het glorierijke koningschap in de eeuwigheid.
Haar keuze om geheel gericht te zijn op Christus en “God-draagster” te zijn en haar uitverkiezing door God om de maagdelijke Moeder van Zijn Zoon te zijn geven haar een waardigheid boven de engelen.

“Salve radix”  (Heil U, wortel). Met het woord “radix” wordt gerefereerd naar de profetie van de profeet Jesaja: “Een tak ontspruit aan de stronk van Isaï, een twijg ontbloeit aan zijn wortels” (Jes 11,1). Radix verwijst naar de afstamming van Maria. Maria komt voort uit het geslacht van Isaï, of in het Nederlands Jesse, de vader van koning David. Volgens de profetie zou de Messias voortkomen van de Boom (wortelstam) van Jesse, daarmee verwijzend naar Jezus als de loot aan de stam van Jesse.
Maria komt voort uit de wortelstam van Jesse; uit haar ontbloeit de twijg, Jezus Christus, de Verlosser.

In de iconografie komen er vanaf de elfde eeuw voorstellingen op, waarin Jesse ligt te rusten of te slapen. Uit zijn borst komt een wortel, die zich vertakt tot een grote boom. In de takken van die boom zitten de koningen van Juda verborgen. De top van de boom wordt gevormd door Maria en haar Kind Jezus. Soms zijn ook enkele profeten en vrouwen uit het Oude Testament afgebeeld. De voorstelling staat in relatie met de bijbelteksten Jesaja 11:1-2 en van Mattheus 1:6-16.

“Salve, porta” (heil U, poort). Het beeld van de “poort” komt ook in de Maria-antifoon “Alma Redemptoris Mater” voor. De hemel daalt neer op de aarde door de geboorte van Jezus uit Maria: haar schoot is als het ware de poort waardoor het ware Licht, Jezus Christus, is opgegaan. Tegelijkertijd kan Maria een poort voor de mensen op aarde zijn naar de hemel: Zij kan voor de mensen ten beste spreken bij Jezus Christus, haar Zoon.

Maria draagt niet alleen Christus, maar is ook door Hem begenadigd en door Hem ontving zij de volheid van genade en schoonheid. Zij is de glorierijke Maagd, de lieftalligste in de hemel, "het zuiverste waar allen zuiver zijn." Allen worden geroepen om te worden vervuld van Christus, wij ook, Maria bij uitstek vanwege haar rol in het plan van de verlossing. Het is het leven van Christus, zijn genade, God alleen, die schoon boven alles is.

De mens kijkt naar Maria en verheugt zich met haar dat God haar zo wonderschoon heeft gesierd. We vragen Haar om onze noden bij haar Zoon te brengen en om voor ons tot Christus te bidden.
Zoals gezegd wordt het “Ave Regina cælorum” in de Veertigdagentijd gezongen. Maria, in al haar waardigheid en lieflijkheid, gaat deze weg met ons door deze tijd. Zelfs te midden van haar diepste lijden, wanneer zij het lot van haar Zoon deelt worden haar waardigheid en schoonheid niet verpletterd. Zij begeleidt Christus - en ons - door de pijnlijke perioden van het leven. De antifoon herinnert ons eraan te bidden met Maria tot de Heer van het leven, onze Verlosser, die geleden heeft, is gestorven en verrezen, Jezus Christus. Hij behaalde de uiteindelijke overwinning van het leven over de dood. Zij en wij mogen delen in deze overwinning.

[1] Akathistos-hymne
De hymne is een Griekse lofzang op de Moeder Gods, die vanouds staande door de verzamelde
gemeenschap, koor en volk, wordt gezongen, vandaar de naam: a-kathizo -niet-gaan-zitten.
De hymne is het werk van een anonieme dichter in de 6e of 7e eeuw, en schijnt te
zijn gemaakt voor het feest van Maria Boodschap. In 12 zangen wordt het mysterie
bezongen van Christus’ Menswording en van Maria’s maagdelijk Moederschap.