zondag 23 januari 2022

24 januari - Sint Franciscus van Sales "U wilt dat ik U iets zeg over het gebed"


24 januari H. Franciscus van Sales 1567-1622

Martyrologium Romanum:
De gedachtenis van de heilige Franciscus van Sales, bisschop van Génève en kerkleraar, die als een ware zielenherder talrijke afgescheiden broeders en zusters terugbracht tot de gemeenschap van de katholieke Kerk, in zijn geschriften de christenen onderrichtte in de devotie en de liefde tot God en samen met de heilige Johanna de Chantal de Orde van de Visitatie stichtte. Hij leefde in nederigheid en gaf op 28 december te Lyon zijn ziel terug aan God. Op deze dag werd hij te Annecy bijgezet.
*
“Omnia omnibus factus est” – Alles voor allen geworden: geen groter eerbewijs kan de H. Kerk hem in het gebed op zijn gedachtenis vandaag geven. In woorden, werken en leven heeft hij de “mansuetudo caritatis” – de zachtmoedigheid die het kenmerk is van de liefde van Christus, in totale zelfonthechting en zonder enige pretentie voorgeleefd. De “wapens” van de H. Franciscus waren geen bliksemende excommunicaties en ook geen bekeringen met geweld, maar enkel en alleen die van de liefde. Dat komt ook terug in een van zijn deviezen: “Rien par force, tout par amour”- Niets met geweld, alles met liefde. Op grond van zijn consequent beleven van de hoogste der evangelische deugden werd hij “Docteur de l’amour” genoemd.

Als een vreedzaam veroveraar van de zielen doorkruiste hij stad en land, ging geen vermoeidheid, ontbering of barre weersomstandigheden uit de weg om de vlam van het geloof te ontsteken en de harten voor Christus te winnen. Want het juk van Christus en de lasten omwille van Christus op zich genomen, zijn licht. Ook voor de armen brandde zijn hart.

Franciscus van Sales is bekend om zijn preken en als schrijver van diverse werken op het terrein van de theologie en spiritualiteit waaronder de wijd verspreide “Introduction à la Vie Dévote” (1619) waarin mensen van alle maatschappelijke geledingen begrijpelijke instrumenten krijgen aangereikt om heilig te worden. Naast dit klassieke handboekje heeft zijn “Traité de l’amour de Dieu” – Verhandeling over de liefde Gods – een grote invloed gehad op het geestelijk leven van de Kerk.
Aan de religieuzen van de Visitatie gaf hij conferenties over het geestelijk leven, aan hun oversten wijze adviezen.
*
Uit de “Entretiens spirituels” - conferenties over het geestelijk leven:

U wilt dat ik u iets zeg over het gebed.
Sommigen begaan een grote vergissing, omdat ze menen dat er een methode nodig is om het goed te doen, en zij zich druk maken om een volgens hen noodzakelijke kunst aan te leren. Altijd maar zijn ze doende om hun manier van bidden fijn uit te spinnen en uit te stippelen hoe ze het doen en hoe ze het naar hun smaak kunnen doen: ze denken dat men niet mag hoesten of zich bewegen bij het gebed, opdat de Geest Gods zich maar niet terugtrekt: dit is een heel grote dwaasheid, alsof de Geest Gods zo krachteloos was, dat Hij het niet kon doen zonder methode en houding van hen, die hun gebed verrichten. Ik zeg niet, dat men zich niet moet bedienen van de aangewezen methoden, maar wel dat men er zich niet aan moet binden, zoals sommigen doen, die menen hun gebed niet goed verricht te hebben, als zij haar overdenkingen niet gehouden hebben vóór de gevoelens, die onze Heer hun geeft, terwijl toch de gevoelens het doel zijn waarom de beschouwingen worden gehouden. Zulke mensen hebben iets weg van degenen, die aangekomen ter plaatse, waar zij moeten zijn, terugkeren, omdat zij er niet zijn aangeland langs de weg die men hun gewezen heeft.
Toch moet men zich gewennen aan een grote eerbied bij het spreken met Gods Majesteit, daar zelfs de zo reine Engelen sidderen in Zijn tegenwoordigheid. Maar, zullen sommigen zeggen, bij God kan ik dat gevoel van Zijn tegenwoordigheid en van die grote nederigheid, die eruit voortvloeit niet steeds hebben, ook mis ik die gevoelige eerbied die mij voor God zo zoet en behaaglijk in het niet doet zinken. Maar dit is ook niet wat ik bedoel, ik heb het over de gevoelens in het hogere deel van de ziel, in de top van onze geest; daar moeten wij klein en nietig zijn voor God, welbewust van zijn onmetelijke grootheid en van onze mateloze kleinheid en onwaardigheid.
Ook moeten we een krachtig besluit maken om het gebed nooit na te laten, hoeveel moeilijkheden we er ook bij ondervinden, en er ook niet toe overgaan met bekommerde verlangens naar troost en voldoening. Zo maken we onze wil immers niet gelijkvormig en gelijkgericht met de wil van Onze Heer, daar het toch Zijn wil is, dat wij het gebed beginnen met het vaste besluit om er de last te ondergaan van de telkens terugkerende verstrooiingen, dorheden en gevoelens van afkeer, die ons overvallen, terwijl wij er even volhardend in zijn als wanneer wij er veel troost en rust in vonden. Het is toch volstrekt zeker, dat de grotere moeite, die het ons kost, ons gebed niet minder welgevallig doet zijn aan God, en het minder vruchten doet afwerpen voor onze ziel. Als we dus slechts onze wil geheel voegen naar de wil van Gods Majesteit, en blijven in een gesteltenis van zuivere bereidwilligheid om òf bij het gebed òf bij andere gelegenheden de uitwerkingen van Zijn welbehagen met liefde te aanvaarden, maakt Hij, dat alles voor ons heilzaam en voor het oog der goddelijke goedheid welgevallig is. U doet uw gebed dus goed, mijn dierbare dochters, als u zich vredig en rustig houdt bij Onze Heer of voor Zijn oog, zonder enige andere wens of een ander doel dan bij Hem te zijn en Hem voldoening te geven.
Het enige wat men bij het bidden te doen heeft is dus, dat men een of ander punt neemt uit het Leven, Lijden of Sterven van Onze Heer, want deze onderwerpen zijn het nuttigst en het komt uiterst zelden voor dat men niet vooruit kan met de overdenking van hetgeen Onze Heer heeft gedaan. Hij is de allerhoogste Leermeester, die door de eeuwige Vader in de wereld werd gezonden om ons te leren, wat wij te doen hebben. Daarom hebben wij niet slechts de verplichting ons te vormen naar dit goddelijk model, maar moeten wij ook bijgevolg nauwgezet Zijn daden bezien en ze navolgen, omdat  een van de meest verheven bedoelingen, die wij kunnen hebben bij al wat wij doen is, het te doen omdat Onze Heer het geeft gedaan d.w.z. de deugden heeft beoefend. Om dit goed te begrijpen moeten wij Zijn daden getrouw in onze gebeden wikken, bezien en overdenken, want als een kind zijn vader echt bemint, is het ook zeer genegen  om zich naar zijn gewoonten te schikken en hem na te volgen in alles wat hij doet.
Wat u zegt dat er zielen zijn die hun geest niet kunnen zetten op één mysterie afzonderlijk is waar. Zij worden aangetrokken tot een heel kalme enkelvoudigheid en blijven zo voor God in een grote rust, terwijl zij niets in hun gedachten hebben dan dat zij bij God zijn en dat het zo goed is. Deze zielen kunnen zo nuttig bezig zijn en dit is goed: maar, in het algemeen gesproken moet men het daarheen leiden dat alle zusters beginnen met die wijze van bidden, die het meest veilig is en leidt tot de levenshervorming en verandering van zeden, en dit is de door ons genoemde methode van het overwegen van de mysteries van het Leven en de Dood van onze Heer: men gaat daar veilig voort. Men moet zich dus zeer ter goeder trouw met onze Meester bezighouden om te achterhalen wat Hij wil, dat we doen. Degenen, die zich van hun verbeelding kunnen bedienen, moeten dit ook doen, maar met mate, heel eenvoudig en kort. De heilige Vaders hebben ons meerdere godvruchtige en devote beschouwingen nagelaten, waarvan men zich met dit doel bedienen kan; want hebben deze heilige en grote mannen het met vrucht gedaan, dan mogen wij het ook aandurven. Zulke mensen van groot gezag kan men veilig volgen.
Wij moeten onze besluiten maken in de gloed van ons gebed, als de Zon der gerechtigheid (Mal 4,2) ons verlicht en ons stuwt door zijn ingeving. Ik zeg niet dat wij hiervoor grote gevoelens en vertroostingen behoeven, hoewel wij verplicht zijn er ons voordeel mee te doen en eraan te beantwoorden, als Hij ze ons geeft. Maar doet Hij dit niet, dan mag onze trouw niet wijken, maar moeten wij volgens het verstand en Gods wil leven door onze besluiten te maken in de top van onze geest en met het hoger deel van onze ziel, en de verwezenlijking en doorvoering ervan niet achterwege laten als dorheid of tegenzin zich zouden voordoen. Zie hier dus de eerste wijze van mediteren, die door verschillende grote heiligen werd beoefend en zeer goed is, als zij gedaan wordt zoals het behoort.
De tweede wijze van mediteren is om geen voorstellingen te maken, doch zich stipt aan de letter te houden d.w.z. enkel en alleen het Evangelie en de geheimen van ons geloof te overwegen en zich zonder voorstellingen heel intiem en eenvoudig met Onze Heer te onderhouden over hetgeen Hij voor ons heeft gedaan en geleden. Deze manier is hoger en beter dan de eerste, zij is ook ongetwijfeld heiliger en veiliger. Daarom moet men zich er gemakkelijk toe laten bewegen, zodra men zich ertoe voelt aangetrokken door hoe men ook bidt zijn geest steeds in een heilige vrijheid te bewaren, teneinde de verlichtingen en stuwingen die God ons dan schenkt, te kunnen volgen.
Verder zou ik ten aanzien van hogere graden van gebed liefst hebben dat u er niet uit u zelf mee begint, maar er het oordeel van uw leidsman over vraagt, tenzij God ze u onweerstaanbaar schenkt.


Deze en andere conferenties in “Saint Franciscus van Sales, Conferenties over het geestelijk leven”. Uit het Frans vertaald door prof. J. H. Niekel. Voorhout, 1941.