dinsdag 13 juli 2021

Hoe bidden wij? "De Geest komt onze zwakheid te hulp"!

De vraag naar de essentie van het gebed is van alle tijden. Dat zien wij bijvoorbeeld in het boek van Johannes Paulus II "Op de drempel van de hoop", verschenen in 1994, waarin de paus desgevraagd schrijft: "Wat is het gebed. Gewoonlijk houdt men het erop dat het een gesprek is. In een gesprek zijn altijd een "ik" en een "jij". In dit geval een Jij met een hoofdletter J. De ervaring met het gebed leert ons, dat indien aanvankelijk het "ik" het belangrijkste element lijkt, men weldra tot de gewaarwording komt dat in werkelijkheid de zaken anders staan. Veel belangrijker is het "Jij", omdat bij God ons bidden begint". Even verder citeert de paus de apostel Paulus: "De Geest komt onze zwakheid te hulp, omdat wij niet eens weten hoe wij moeten bidden" .

De apostel Paulus schrijft ook over het gebed in zijn brief aan de Tessalonicensen : "Bidt zonder ophouden". Dit Bijbel-woord werd door sommige monniken in de vroege christentijden heel letterlijk genomen. Zij trokken zich terug op afgelegen plaatsen in woestijnen in Egypte, Palestina en Syrië, in koude en ontbering, soms boven op een berg of een steeds hogere pilaar (Simeon de styliet) of in een bergnis om daar de gehele dag te bidden , waarbij zij zich soms zelfs nachtrust ontzegden of besloten alleen nog maar te staan. In Psalm 26 staat: "Naar U gaat mijn hart uit: U wil ik zien. Uw gelaat, Heer, wil ik aanschouwen. Verberg mij uw aanschijn niet". Bidden gaat niet vanzelf; wij moeten willen bidden en wij moeten leren bidden en daar iedere keer ook weer opnieuw beginnen, terwijl wij daar schijnbaar weinig vooruitgang in maken.

De heilige Theresia van Avila geeft in haar levensbeschrijving een zeer eenvoudige definitie van het innerlijk, persoonlijk gebed: "Het is volgens mij niets anders dan een verblijven bij een vriend, met wie je vaak en graag te samenkomt, om bij hem te zijn, omdat je weet dat hij je bemint". Bij het bidden gaat het derhalve niet om grote woorden of diepzinnige gedachten of fijne gevoelens, maar om het samenzijn met een vriend, die ons aanneemt, die ons bemint. Jezus zegt ook tot ons wat hij tot zijn leerlingen gedurende het laatste Avondmaal gezegd heeft: "Ik noem u geen dienaars meer, want de dienaar weet niet wat zijn heer doet, maar u heb Ik vrienden genoemd, want Ik heb u alles meegedeeld wat Ik van de Vader heb gehoord" (Joh 15,15). Tegelijkertijd nodigt Hij ons uit: "Blijf in mijn liefde" (Vgl. Joh 15,9).

Het persoonlijk gebed heeft plaats binnen iedere persoonlijke relatie met God. Hij heeft hiertoe de eerste stap gezet. God is liefde. Hij heeft ons het eerst bemind. Binnen deze liefdesrelatie mogen wij ons persoonlijk gebed zien: als ons antwoord op Zijn liefde.Wie elke dag tijd neemt voor het persoonlijk gebed groeit in de relatie met God. Zo kunnen wij meer en meer gaan leven vanuit Hem en kan heel ons leven 'geëvangeliseerd' worden. Ons gehele leven kan dan langzaam maar zeker doordrongen worden van het heil en de liefde van God.

Binnen het persoonlijk gebed mogen ook die gedachten en gevoelens naar boven komen die nog niet verlost en genezen zijn. Jezus is niet bang voor de 'verschrompelde hand' of 'blindheid'. Integendeel: Hij is gekomen om ons te verlossen en te genezen. Juist het persoonlijk gebed is de plaats waar het onheil in ons door Hem aan het licht gebracht kan worden en veranderd kan worden in heil. In het persoonlijk gebed kan verlossing en genezing plaatsvinden.

Christus zelf heeft ons geleerd te bidden in het "Onze Vader" -een gebed waarin volgens kerkvader Tertullianus het gehele Evangelie wordt samengevat. Het "Onze Vader" is gebed van de Kerk bij uitstek dat wij terugvinden op vele plaatsen in de getijden en in de liturgie van de sacramenten (Doopsel, Vormsel en Eucharistie). Paus Johannes Paulus II schrijft in zijn boekje over het Onze Vader: Alles wat men aan de Vader kan en moet zeggen, ligt opgesloten in die zeven beden die we allemaal van buiten kennen. Zij zijn zo eenvoudig dat zelfs een kind ze leren kan en tegelijkertijd zo diepzinnig dat men een heel mensenleven kan besteden aan het overwegen van de betekenis van iedere afzonderlijke bede".