maandag 10 november 2014

H. Alfons Maria de Liguori: Ons eeuwig heil hangt van ons gebed af I

Het gebed is voor onze zaligheid niet alleen nuttig, maar noodzakelijk;  daarom legt God die ons allen zalig wil zien ons het gebod op: Petite et dabitur vobis: “Vraagt, en ge zult verkrijgen” (Mt 7, 7). Het is een dwaling te beweren dat het gebed voor ons slechts een goede raad is en niet een gebod. Deze dwaling van Wycleff is door het Concilie van Konstanz (1414-1418) verworpen. Oportet, men moet (er staat niet: prodest, het is nuttig, of decet, het past, maar) oportet semper orare, men moet te allen tijde bidden. (Lk 18,1). Daarom zeggen de godgeleerden terecht dat men niet vrij kan blijven van zware zonden als men verzuimt minstens een keer per maand en zo dikwijls men door een zware bekoring wordt overvallen, zich aan God aan te bevelen.

De reden waarom het noodzakelijk is zich dikwijls aan God aan te bevelen ligt in onze onmacht uit eigen kracht goede werken te doen en goede gedachten op te wekken: “Zonder Mij kunt gij niets doen” (Joh 15, 5); “Niet dat wij uit onszelf bekwaam zijn, zodat wij ons enige verdienste kunnen toeschrijven” (2 Kor 3, 5). Om die reden zei de H. Philipp Neri aan zichzelf te twijfelen. Anderzijds wil God volgens de leer van de H. Augustinus ons weliswaar zijn genade meedelen, maar schenkt ze echter alleen aan wie Hem erom vraagt: Deus dare vult, sed non dat, nisi petenti (Op Ps. 102); volgens de uitleg van deze H.Leraar wordt de genade van volharding slechts gegeven aan wie er God om vragen.

Omdat de duivel niet ophoudt rond te gaan om ons te verslinden moeten we ons noodzakelijk en voortdurend met het gebed verdedigen: Necessaria est homini jugis oratio: “Voor de mens is onophoudelijk gebed noodzakelijk”, zegt de H. Thomas (III q. 39.art. 5); en eerder dan hij zei Jezus Christus: “Men moet altijd bidden en daarin niet versagen (Lk 18, 2). Hoe zouden wij anders de voortdurende bekoringen van de wereld en van de duivel weerstaan?

Ook is het een door de Kerk verworpen dwaling van Jansenius  dat het ons niet eens mogelijk is enkele geboden te onderhouden en ook ontbreekt dikwijls de genade dit te kunnen. “God is getrouw”, schrijft de H. Paulus, “Hij laat niet toe dat wij boven onze  krachten worden beproefd” (1 Kor 10, 13). Maar Hij wil dat wij ons in de bekoring naar Hem haasten om kracht en weerstand te verwerven. De H. Augustinus zegt: “De wet is gegeven opdat we naar de genade verlangen; de genade is gegeven opdat wij de wet vervullen”.  Als we de wet zonder de genade niet kunnen onderhouden,  dan is het een gave van God aan ons, dat we Hem om de genade vragen om deze te onderhouden en dan geeft Hij ons de genade om de wet te kunnen onderhouden.

Dit is bondig in de woorden van het Concilie van Trente uitgedrukt: “God beveelt niet wat onmogelijk is, maar als Hij iets beveelt, dan legt Hij ons op te doen wat we kunnen en om datgene te vragen wat we niet kunnen, en dan zal Hij helpen het te kunnen”.