zaterdag 15 november 2014

Collecte-gebed van de 33ste zondag door het jaar 2 – Felicitas en Perpetua, martelaren


Het collecte-gebed van de 33ste zondag door het jaar heeft een bijzin die begint met "si bonorum omnium iugiter serviamus auctori" ("als wij zonder ophouden U dienen") - "perpetua est et plena felicitas" ("zal ons  geluk volkomen en duurzaam zijn"). Dit leidt een voorwaardelijke verklaring in: wij zullen Y krijgen als wij X doen. Men kan dit eens overwegen in het licht van de geestelijke houding van veel mensen tegenwoordig, die denken dat de beloning van de hemel ons automatisch toevalt zonder dat wij iets meer moeten doen dan een goed gevoel hebben over onszelf.

In de oratie vallen de woorden perpetua en felicitas op. Onmiddellijk zal men de namen herkennen van twee zeer oude martelaressen, de HH. Felicitas en Perpetua, opgenomen in de Romeinse Canon (1e Eucharistische Gebed). Het is moeilijk denkbaar dat deze twee namen puur toevallig in de collecta  staan. Het gebed van vandaag staat immers ook in het Liber Sacramentorum Gellonensis) bij de gebeden voor martelaren. (Terzijde: Het klooster van de Benedictijnen vanwaar het Sacramentarium afkomstig is, Sint Guillelmus  in de Gellone-vallei, Frankrijk, werd opgeheven tijdens de terreur van de Franse Revolutie maar herbouwd in “The Cloisters” in New York).

Na een tijdelijke pauze tijdens de christenvervolging, besloot keizer Decius rond het jaar 250 dat de christenen de vijanden waren van het Romeinse Rijk. In die tijd heerste in het keizerrijk bij de aristocratie wijd verspreid corruptie en decadentie, de Perzen bedreigden de oostelijke grenzen en de Germaanse barbaren drongen op in het Noorden. De economie was een ramp. Vanuit heidens standpunt bekeken moest er een oorzaak zijn voor de verstoring van de normale maatschappelijke orde en voor de staatsbetrekkingen met de goden, de pax deorum. Een nieuwe godsdienst had greep gekregen op talloze mensen. Decius vaardigde een decreet uit dat op straffe des doods iedereen aan de Romeinse goden moest offeren en een verklaring bezitten dat zij dit daadwerkelijk hadden gedaan. De bedoeling was de leiders van de last veroorzakende christelijke sekte te doden. Het resultaat echter was een versterking van de Kerk door het bloed van de martelaren ("martelaren", afgeleid begrip van het Griekse woord voor “getuige”). Er ontwikkelde zich een nieuwe martelarenverering en velen werden daardoor tot het christendom aangetrokken.

Heel de derde eeuw werd getekend door christenvervolgingen, hoewel deze sporadisch en vaak plaatselijk waren. Wij weten echter dat zij telkens opkwamen wanneer sociale toestanden voldoende ontaardden om een zondebok aan te wijzen. Er bestaan documenten uit die tijd die van christenvervolging getuigen, eveneens een dagboek uit de gevangenis van een jonge vrouw, Perpetua genaamd, die omstreeks 202 in Carthago, Noord-Afrika, gemarteld was. Zij was nog catechumene, (Doopleerling)  maar beschouwde zich zelf als christin. Zij droeg het kind dat zij nog aan de borst had, over en stond erop als christen in de arena terecht te komen bij een feest van de stad Rome. Nadat velen hadden getracht haar daarvan af te brengen kreeg ze haar zin. Met een groot heroïsme stond zij tegenover de beesten en gladiatoren. Na vele martelingen werd een jonge gladiator gestuurd om haar de genadeslag tot te brengen maar deze kon dit niet van zich verkrijgen. Tenslotte greep Perpetua zijn hand en richtte zijn zwaard op haar eigen keel. De heldhaftigheid van Perpetua inspireerde velen die eveneens een krachtig getuigenis van hun geloof begonnen te geven en daarna gevangen werden gezet. Dit was ook het lot van een zwanger slavinnetje, Felicitas genaamd. Felicitas kreeg haar kind net voordat de gevangen christenen op hun beurt allemaal de arena in werden gedreven. De acta en oude dagboeken maken gewag van de liefde en zorg die deze christelijke martelaren in de gevangenis tot het laatst toe voor elkaar hadden. Er is ook een zeer indrukwekkende scene beschreven waarin Perpetua en Felicitas elkaars kleding fatsoeneerden om hun zedigheid te bewaren, zelfs bij hun marteling. Met de vredeskus wensten zij elkaar vaarwel om hun marteldood te doorlijden, verenigd en na haar dood ongetwijfeld herenigd in haar geloof in Christus.

Met toestemming bewerkt en vertaald commentaar van Father J. Zuhlsdorf pr. Weblog: What Does The Prayer Really Say http://wdtprs.com