zaterdag 15 november 2014

Collecte-gebed van de 33ste zondag door het jaar 1 – Volkomen en duurzame Vreugde

facsimile Leonianum
Het collectegebed van deze zondag dat ook het gebed is van het Lezingenofficie in het Getijdenboek op dezelfde zondag en de dagen van de lopende week - tenzij er een eigen gebed is – is afkomstig uit het zgn. Leonianum, 486, een Codex bewaard in de kapittelbibliotheek van Verona, (LXXXV [80], 6e- 8e eeuw en samengesteld uit “libelli missæ” – “boekjes” met misformulieren uit diverse perioden van de Romeinse liturgie. 

In het Missale Romanum van 1962 treft men deze collecta aan bij de maand juli: Mense Iulii, orationes et preces diurnæ, XIII alia missa <collecta>.

De tekst luidt:
Da nobis, quæsumus, Domine Deus noster, in tua semper devotione gaudere, quia perpetua est et plena felicitas, si bonorum omnium iugiter serviamus auctori. Per Dominum.

Heer onze God, geef dat wij onze vreugde vinden in een onverdeelde toewijding aan U. Want ons geluk zal volkomen en duurzaam zijn als wij zonder ophouden U dienen, die de oorsprong zijt van al het goede. Door onze Heer… (Vertaling Romeins Missaal)

Opvallend dikwijls wordt in de oraties van het Romeins Missaal en in de teksten van het Gregoriaans repertorium om vreugde gebeden. Is het misschien dat wij christenen ons te weinig realiseren hoeveel redenen tot vreugde we hebben? Misschien is het voor sommigen moeilijk zich te verheugen… Of gaat het om de vreugde aan de liefdevolle overgave aan God? Dat is zeker waar. Maar het is niet alleen de vreugde aan vroomheid, aan de schoonheid van de H. Mis, aan de glans van een feestelijke kerkelijke plechtigheid. Om welke vreugde gaat het dan ? De causale bijzin van de oratie “quia perpetua…” drukt het uit waar wordt gezegd dat het duurzaam en volmaakt geluk betekent  “als wij de Schepper van al het goede voortdurend dienen”. 

Alle goederen van de wereld komen van boven, “van de Vader der lichten” (Jac 1,17). Bij alle bedrijvigheid en omgang met de goederen van de wereld weet men dat dit alles één enkele Schepper heeft, dat alles gave van Hem is. Dit besef van de schenkende God maakt het geluk uit. Alles wat de mens in de wereld aan geestelijke en materiële goederen scheppend en genietend doet is dienst aan deze Schepper en Bewerker van al deze rijkdom. Vanzelfsprekend is hierbij ook de religieuze dienst (Gods-dienst) van aanbidding en verering van God inbegrepen: de schoonheid van het godshuis met zijn kunstzinnig interieur, de paramenten, de muziek en haar instrumenten met aan de spits het orgel, maar vóór alles de menselijke stem, in gebed en zang. Dat is het dienen van de Schepper van al het goede en van het bestendige geluk.

Moge God ons doen begrijpen dat wij werkelijk vrij worden als wij ons aan zijn Wil onderwerpen en dat we bestendige en volkomen vreugde ondervinden  in de trouw aan onze religieuze roeping. De belijdenis van onze dienstbaarheid (professio servitutis) moge God verheerlijken[1] en ons de kennis van het heil schenken om hem alle dagen trouw te dienen[2] volgens de opwekking van Psalm 99 [100], 2a: “servite Domino in lætitia”- dient de Heer in vreugde![3]


[1] Vgl. Hebd. I, feria II, ad Vesperas oratio, Liturgia Horarum [LH] IV, 1987, 579
[2] Vgl. Hebd. IV, fer. V, ad Laudes matutinas oratio, LH IV, 1987, 1015
[3] Hebd. I, fer. VI, ad Laudes matutinas, LH IV, 1987, 643